33 001 Staat van de Europese Unie 2011–2012

33 000 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2012

C1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 maart 2012

De minister van Buitenlandse Zaken, heeft mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bij brief van 26 maart 2012 gemeld dat hij verhinderd is om het voor 27 maart voorziene debat over de Algemene Europese Beschouwingen in de Eerste Kamer bij te wonen.

Naar aanleiding daarvan heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 27 maart 2012 een brief gestuurd aan de Minister-President en de minister van Buitenlandse Zaken.

De Voorzitter en de Griffier brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De Voorzitter, G. J. de Graaf

De Griffier, G. J. A. Hamilton

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2012

Mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken moet ik u tot mijn spijt melden dat ik verhinderd ben om het voor 27 maart voorziene debat over de Algemene Europese Beschouwingen in Uw Kamer bij te wonen. Aangezien deze week de aanwezigheid van de Minister-President in Nederland geboden is, heeft deze mij verzocht namens hem deze week de belangrijke Nuclear Security Summit (NSS) in Seoul bij te wonen. Tijdens deze bijeenkomst, waar op het hoogste niveau gesproken wordt over nucleaire veiligheid, zal Nederland naar verwachting het gastheerschap van de NSS in 2014 mogen aanvaarden. Aanwezigheid op politiek niveau is derhalve geboden.

De verhindering betreur ik in hoge mate en ik spreek dan ook gaarne de hoop uit dat spoedig een nieuwe datum voor het debat kan worden vastgesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de minister-president en aan de minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 27 maart 2012

Door beslissingen tot agendawijzigingen van uw kant heb ik mij het afgelopen weekend genoodzaakt gezien de Algemene Europese Beschouwingen die geagendeerd stonden voor dinsdag 27 maart 2012, uit te stellen.

Ten vervolge op eerdere telefonische contacten hierover wil ik namens de Eerste Kamer mijn ongenoegen uitspreken over de gang van zaken die tot dit uitstel noopte.

Op donderdag 22 maart vernam ik van de Minister van Buitenlandse Zaken dat hij voornemens was op zondag 25 maart naar Seoul, Zuid Korea, te reizen om de Nuclear Security Conference bij te wonen, zulks in opdracht van de Minister-president, die na rijp beraad had moeten besluiten in verband met het Catshuisoverleg af te zien van zijn deelname aan deze wereldconferentie.

Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken gewezen op zijn verplichting in de Eerste Kamer. In dat gesprek en in ambtelijke contacten daarna is er eveneens op gewezen dat een bewindspersoon nooit eenzijdig kan afzien van een verplichting in de Eerste Kamer. In dit geval klemde dit temeer, omdat de Algemene Europese Beschouwingen op verzoek van de bewindslieden van Buitenlandse Zaken al een keer verplaatst waren. Deze stonden aanvankelijk gepland voor 13 maart 2012. Op verzoek van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken is begin februari besloten deze te verplaatsen naar 27 maart, omdat de Staatssecretaris onverwacht de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie moest vervangen op een conferentie in de Verenigde Arabische Emiraten. Bij die gelegenheid is van de kant van het ministerie van Buitenlandse Zaken bezworen dat beide bewindslieden op 27 maart aanwezig zouden zijn. Terzijde zij nog opgemerkt dat tegen de zin van een aantal fracties ook de plenaire behandeling van de Telecomwetten die voor 6 maart gepland stond, op verzoek van de Minister van ELI is uitgesteld in verband met het Catshuisoverleg.

Afgelopen vrijdag zijn er, zo is mij gebleken, contacten tussen enige fractievoorzitters geweest over de vraag of de Algemene Europese Beschouwingen uitsluitend in aanwezigheid van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken doorgang konden vinden. Zaterdagochtend heb ik vastgesteld dat daarvoor geen meerderheid in de Kamer te vinden was. Toen ik de Minister van Buitenlandse Zaken op die ochtend met dit gegeven confronteerde, gaf hij te kennen dat hij in verband met de internationale belangen van Nederland en de opdracht van de Minister-president geen andere mogelijkheid zag dan op zondag af te reizen naar Seoul. Daarop heb ik moeten besluiten de Algemene Europese Beschouwingen voor 27 maart af te gelasten. Ik heb de Minister te kennen gegeven dat ik de AEB zo enigszins mogelijk slechts met een week wilde uitstellen, tot 3 april, dit ook omdat er in april belangrijke interparlementaire vergaderingen plaatsvinden over de governance in de eurozone en het proces van begrotingsvoorbereiding in de Europese context.

Deze gang van zaken is niet voor herhaling vatbaar. De Minister van Buitenlandse Zaken had op de opdracht van de Minister-president moeten reageren met de mededeling dat hij een verplichting in de Eerste Kamer had. Alsdan had de Minister-president een nadere afweging kunnen maken. Het heeft mij zeer gestoord dat, kort nadat op ambtelijk niveau de eerste mededeling was gedaan over de gewijzigde plannen van de Minister van Buitenlandse Zaken, reeds een persbericht bleek te zijn uitgegaan waarin de reis van de Minister naar Zuid-Korea als vaststaand werd gepresenteerd. Hiermee is de Eerste Kamer volledig gepasseerd, hetgeen niet aanvaardbaar is.

Graag wijs ik er voor de toekomst op dat bewindslieden aanwezigheidsverplichtingen in de Eerste Kamer hebben na te komen. Indien zich een reden tot mogelijke excusering voordoet, dient de bewindspersoon zich schriftelijk, en in gevallen van grote spoed, telefonisch tot de Voorzitter van de Eerste Kamer te wenden met het verzoek afwezig te kunnen zijn. De Voorzitter zal op dit verzoek, in beginsel na het College van Senioren te hebben gehoord, reageren. Ik benadruk dat, zo honorering van een verzoek in het licht van de Kameragenda al in aanmerking komt, dit doorgaans alleen het geval zal zijn, indien de bewindspersoon H.M. de Koningin dient te begeleiden, dan wel dient deel te nemen aan een Europese raad. Het eenzijdig aan kabinetszijde besluiten niet deel te nemen aan een ingepland debat in de Eerste Kamer, kan nimmer aan de orde zijn.

Ik verzoek u ook de overige bewindslieden nog eens op voorgaande regels te wijzen.

G. J. de Graaf


X Noot
1

De letter C heeft alleen betrekking op 33001.

Naar boven