32 903 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Monrovia, 27 mei 2010

B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 januari 2011 en het nader rapport d.d. 31 augustus 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 20 december 2010, no.10.003503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Monrovia, 27 mei 2010 (Trb. 2010, 206 en Trb. 2010, 234), met toelichtende nota.

Het Verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belastingheffing. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 december 2010, nr. 10.003503, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 januari 2011, nr. W06.10.0567/III, bied ik U hierbij aan.

1. Koninkrijkspositie

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag is geregeld dat het Verdrag niet geldt voor de BES-eilanden. Dit betekent dat een Nederlands verzoek aan Liberia dat betrekking heeft op de BES-eilanden door Liberia niet behoeft te worden gehonoreerd. Volgens de toelichtende nota zou op grond van de Belastingwet BES1 een verzoek door Liberia aan Nederland wel kunnen worden gehonoreerd, omdat verzoeken om wederzijdse bijstand worden ingewilligd voor zover Nederland met de verzoekende staat een regeling is overeengekomen die voorziet in het verlenen van wederzijdse bijstand. Niet duidelijk is op welk artikel in de Belastingwet BES dit is gebaseerd, maar vermoedelijk is dat artikel 8124, tweede lid, van de Belastingwet BES. De Afdeling wijst er echter op dat in artikel 8134, eerste lid, onderdeel a, van de Belastingwet BES is bepaald dat geen inlichtingen worden verstrekt indien de verstrekking daarvan niet voortvloeit uit verplichtingen van regelingen van internationaal recht. Indien de veronderstelling juist is dat de voormelde passage in de toelichtende nota is gebaseerd op artikel 8124, tweede lid, van de Belastingwet BES, merkt de Afdeling op dat deze passage op gespannen voet staat met het verbod van artikel 8134, eerste lid, onderdeel a, van de Belastingwet BES. Artikel 8124, tweede lid, van de Belastingwet BES is immers geen regeling van internationaal recht.

De Afdeling adviseert hier in de toelichtende nota aandacht aan te schenken.

1. Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad, is in de toelichtende nota aandacht geschonken aan de rechtsbasis voor de mogelijkheid tot gegevensverstrekking met betrekking tot de BES-eilanden.

2. Artikel 2 protocol

In artikel 2, onderdelen a en b, van het protocol staat dat als Nederland een verdrag zou sluiten met een met Liberia vergelijkbare mogendheid (comparable jurisdiction) de bevoegde autoriteiten in overleg kunnen treden. In de toelichtende nota wordt niet toegelicht wat met de term «vergelijkbare mogendheid» wordt bedoeld en welke criteria daarbij zouden moeten worden toegepast.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

2. Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad is in de toelichtende nota ingegaan op de term «vergelijkbare mogendheid».

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.

4. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om o.a. de toelichting bij artikel 8 redactioneel aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

R. J. Hoekstra,

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.10.0567/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft.

  • In de derde volzin van de toelichting op artikel 3 van het Verdrag de woorden «na inwerkingtreding van dit Verdrag» vervangen door «na de datum van ondertekening van dit Verdrag» en aan die volzin toevoegen «, indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen dit overeenkomen», in overeenstemming met artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van het verdrag.

  • De tweede volzin van de toelichting op artikel 13 van het Verdrag schrappen omdat deze volzin de toelichting vormt op een bepaling die niet in het verdrag voorkomt.


X Noot
1

Paragraaf III. Koninkrijkspositie.

Naar boven