32 859 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs

Nr. 11 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 februari 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel I, onder A, onderdeel 1, wordt artikel 8, vijfde lid, als volgt gewijzigd:

a. Het woord «zodanig» vervalt.

b. De woorden «dat het gehalte» wordt vervangen door: waardoor het gehalte.

c. Er worden twee volzinnen toegevoegd, die luiden: Indien een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen of alcohol in combinatie wordt gebruikt met een of meer andere van deze aangewezen stoffen of met een van de stoffen als bedoeld in het eerste lid die niet bij deze algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, geldt voor iedere aangewezen stof of alcohol afzonderlijk een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grenswaarde. Die grenswaarde is gelijk aan de laagst meetbare hoeveelheid van die stof of alcohol die niet op natuurlijke wijze in het bloed aanwezig kan zijn.

2. Artikel II komt te luiden:

Artikel II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Toelichting

De aanvulling van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 die wij in deze nota van wijziging voorstellen, heeft tot doel erin te voorzien dat bestuurders die onder invloed van een combinatie van drugs of van een of meer drugs en alcohol rijden, voor het gebruik van iedere stof afzonderlijk strafbaar zijn indien dat gebruik boven de voor iedere stof bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen nullimiet uitkomt. Zoals wij in de inleiding van de nota naar aanleiding van het nader verslag hebben aangegeven, vinden wij het na heroverweging van de systematiek van het wetsvoorstel meer aangewezen dat bij gecombineerd gebruik van die stoffen voor iedere stof afzonderlijk lagere limieten gelden dan voor enkelvoudig drugs- en alcoholgebruik. Bestuurders die onder invloed van een combinatie van drugs of van drugs en alcohol deelnemen, vormen namelijk een aanzienlijk groter risico voor de verkeersveiligheid dan de bestuurders die maar één middel hebben gebruikt. Bij gecombineerd drugsgebruik is het ongevalsrisico vergelijkbaar met een bloedalcoholgehalte van ongeveer 0,8 tot 1,2 promille en bij een combinatie van drugs en alcohol is het ongevalsrisico vergelijkbaar met een bloedalcoholgehalte van meer dan 1,2 promille1.

Volgens het voorgestelde artikel 8, vijfde lid, zullen de nullimieten alleen voor die drugs gelden waarvoor in geval zij enkelvoudig worden gebruikt, op grond van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bij algemene maatregel van bestuur gedragsgerelateerde grenswaarden zijn vastgesteld. Op nieuwe drugs zal zowel in het geval waarin zij enkelvoudig zijn gebruikt als in combinatie met een andere drug waarvoor wel een gedragsgerelateerde grenswaarde en een nullimiet is vastgelegd, of met alcohol, het eerste lid van artikel 8 van toepassing blijven. Zodra een nieuwe drug in het verkeer wordt gebruikt, zullen deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut in samenwerking met andere deskundigen uit binnen- en buitenland voor die drug de gedragsgerelateerde grenswaarde bepalen voor de situatie dat die drug enkelvoudig wordt gebruikt en de nullimiet voor het geval die drug in combinatie met een andere drug of alcohol wordt gebruikt. Vervolgens zal worden bevorderd dat die limieten in de op artikel 8, vijfde lid, gebaseerde algemene maatregel van bestuur worden neergelegd. In de tussentijd kan worden teruggevallen op artikel 8, eerste lid, op basis waarvan tegen het gebruik van die drug strafrechtelijk kan worden opgetreden.

Ook in geval van gecombineerd gebruik van drugs of alcohol en psychoactieve geneesmiddelen neemt het ongevalsrisico meer toe dan bij enkelvoudig gebruik van die stoffen. Omdat in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 echter geen specifieke grenswaarden zijn opgenomen voor geneesmiddelengebruik en dit wetsvoorstel in die systematiek geen verandering brengt, leidt deze nota van wijziging ertoe dat in geval van gecombineerd gebruik van drugs of alcohol met geneesmiddelen, alleen voor het drugs- en alcoholgebruik een nullimiet geldt. Op het rijden onder invloed van geneesmiddelen blijft de regeling uit artikel 8, eerste lid, van toepassing, ongeacht of de geneesmiddelen in combinatie met drugs of alcohol of enkelvoudig zijn ingenomen.

Voor het enkelvoudig drugsgebruik blijft de eerder in het wetsvoorstel gekozen systematiek gehandhaafd en wordt dus overeenkomstig het voorgestelde artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 uitgegaan van gedragsgerelateerde grenswaarden. Daarbij tekenen wij aan dat het risico op slachtoffers bij enkelvoudig gebruik van amfetamine weliswaar, net als bij gecombineerd gebruik van drugs en van drugs en alcohol, ook zeer sterk toeneemt als de stof bij de bestuurder is uitgewerkt en de vermoeidheid bij hem toeslaat, maar dat met dat risico al rekening is gehouden bij het bepalen van de hoogte van de gedragsgerelateerde grenswaarden voor de amfetamines. De hoogte van de grenswaarden voor enkelvoudig gebruik van amfetamines is namelijk gebaseerd op de concentratie die bij reguliere gebruikers wordt waargenomen na een nacht zonder slaap2. Ten behoeve van de verkeersveiligheid is het dus onnodig om voor het enkelvoudig gebruik van amfetamine een lagere limiet te stellen. Hetzelfde geldt voor enkelvoudig alcoholgebruik. Ook daar blijven de in artikel 8, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen limieten voor enkelvoudig gebruik van alcohol gehandhaafd. Voor ervaren bestuurders ligt de grens bij een ademalcoholgehalte dat hoger ligt dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht of een bloedalcoholgehalte dat hoger ligt dan 0,5 promille. Voor beginnende bestuurders ligt de grens bij een ademalcoholgehalte dat hoger ligt dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht of een bloedalcoholgehalte dat hoger ligt dan 0,2 promille.

De voorgestelde systematiek van grenswaarden bij enkelvoudig gebruik en nullimieten bij gecombineerd gebruik vormt naar onze mening een goed evenwicht tussen hard optreden tegen bestuurders die een aanzienlijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormen en een milder optreden tegen bestuurders die dat in mindere mate of niet doen. Deze systematiek is verder, net als een systematiek van alleen grenswaarden, uitvoerbaar en handhaafbaar. Voor het geval de voorbereidingen van de implementatie van het wetsvoorstel aanleiding geven om de systematiek van de nullimieten op een later tijdstip in te voeren dan die van het enkelvoudig gebruik van drugs, voorziet de nota van wijziging erin dat het wetsvoorstel gefaseerd in werking kan treden. Het gedeelte van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op nullimieten voor gecombineerd gebruik, kan dan zo nodig later in werking treden.

Begin januari 2014 heeft de eerste bespreking plaatsgevonden van een soortgelijke commissie als de commissie die heeft geadviseerd over de gedragsgerelateerde grenswaarden voor drugs. Die commissie heeft tot doel om in het eerste kwartaal van dit jaar een voorstel te doen voor de hoogte van de te stellen nullimieten voor drugs en alcohol indien zij op enigerlei wijze in combinatie zijn gebruikt. Voor iedere drug zal afzonderlijk een nullimiet worden bepaald en dus niet één nullimiet voor een combinatie van drugs. Dat laatste is namelijk niet mogelijk omdat de ene drug veel krachtiger is dan de andere en daarom bij een lagere concentratie in het bloed werkzaam zal zijn dan de andere. Die nullimiet zal zowel voor iedere drug als voor alcohol gelijk zijn aan de laagst meetbare hoeveelheid van die stof die niet op natuurlijke wijze in het bloed aanwezig kan zijn. Die laagst meetbare hoeveelheid die, zoals is aangegeven, bij algemene maatregel van bestuur zal worden vastgesteld, zal altijd hoger dan nul zijn, maar zo laag zijn dat die limiet daarom nullimiet worden genoemd. Een absolute nullimiet voor iedere stof is vanwege de redenen genoemd in de nota naar aanleiding van het verslag niet mogelijk3.

Deze nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de aanpassing van de recidiveregeling, die is voorgesteld in het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten4. Dat wetsvoorstel voorziet erin dat de werkingssfeer van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten die in artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 is vervat, wordt uitgebreid met een aantal drugsgerelateerde delicten, zoals het rijden onder invloed van drugs.

De consequentie van dat wetsvoorstel zal zijn dat het rijbewijs van een bestuurder van rechtswege ongeldig wordt als hij binnen vijf jaar na de eerste onherroepelijke veroordeling voor (een combinatie van) een van de aangewezen alcohol- of drugsgerelateerde verkeersdelicten, opnieuw voor een van die delicten onherroepelijk wordt veroordeeld. Op dit moment gaat de recidiveregeling ervan uit dat er bij een tweede alcoholdelict sprake dient te zijn van een bloedalcoholgehalte dat hoger ligt dan 1,3 promille. Indien het wetsvoorstel tot aanpassing van de recidiveregeling en het onderhavige wetsvoorstel tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, zal bij gecombineerd gebruik van alcohol en een of meer drugs niet dat alcoholpromillage worden gehanteerd, maar de nullimiet die voor alcohol bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld. Indien de tweede overtreding een enkelvoudig alcoholdelict is, kan een onherroepelijke veroordeling voor die overtreding alleen maar het rijbewijs ongeldig maken, indien die heeft plaatsgevonden wegens het rijden onder invloed van een bloedalcoholgehalte dat hoger lag dan 1,3 promille.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

S. Houwing en M.P. Hagenzieker, Geneesmiddelen en drugs in het verkeer, SWOV D-2013–3, Leidschendam, blz. 4.

X Noot
2

S. Houwing en M.P. Hagenzieker, Geneesmiddelen en drugs in het verkeer, SWOV D-2013–3, Leidschendam, blz. 29.

X Noot
3

Zie Kamerstukken II 2011/12, 32 859, nr. 7, blz. 14.

X Noot
4

Zie Kamerstukken II 2011/12, 33 346, nr. 2.

Naar boven