32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)

Nr. 54 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2019

Op 26 november 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de grensoverschrijdende samenwerking1. Zoals u bekend geeft dit kabinet invulling aan de in het regeerakkoord geformuleerde ambitie met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking langs vier sporen, te weten 1. het stimuleren van grensoverschrijdende initiatieven, 2. het creëren van de juiste randvoorwaarden en wegnemen van grensbarrières, 3. de uitwerking en toepassing van de grensoverschrijdende governance en 4. het benutten van de mogelijkheden van de Benelux en EU.

Met deze brief informeer ik uw Kamer over enkele nog openstaande moties en toezeggingen, alsmede over enkele actualiteiten rondom grensoverschrijdende samenwerking, langs de vier sporen van het kabinetsbeleid.

1. Grensoverschrijdende initiatieven

Een aantal Nederlandse en Duitse Hanzesteden in de grensregio heeft het initiatief genomen om te gaan samenwerken op het gebied van toerisme. Daar is recent Interreg-subsidie voor beschikbaar gesteld, alsmede co-financiering vanuit de provincies Overijssel en Gelderland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen.

Tijdens de eindejaarsbijeenkomst van de Euregio Rijn-Waal in Kleef mocht ik ook zelf horen van veel actieve personen en organisaties in de grensregio hoe zij zich inzetten voor grensoverschrijdende initiatieven, met name om de uitwisseling tussen jongeren te bevorderen.

Ter uitvoering van motie Van der Molen c.s.2 zijn er in de afgelopen weken veel kansrijke ideeën voor grensoverschrijdende sport- en cultuurevenementen voor jongeren opgehaald bij provincies, gemeenten, Euregio’s, scholen en verenigingen. Ik wil deze ideeën snel uitwerken en concretiseren, zodat de komende maanden de eerste jongerenevenementen kunnen plaatsvinden.

2. Randvoorwaarden en grensbarrières

Bij de beantwoording van Kamervragen over internettoegang in Schinveld3 heb ik toegezegd uw Kamer in januari over de voortgang te informeren. In de afgelopen periode heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Agentschap Telecom en de betrokken partijen in Schinveld. Er zijn daarbij verschillende oplossingen verkend die het mogelijk maken aan de Nederlandse verplichtingen te voldoen met betrekking tot aftappen. De betrokken partijen in Schinveld zijn actief bezig de voor hen haalbare oplossing(en) nader uit te werken.

Hiermee kan op passende wijze het doel dat de inwoners in deze grensstreek toegang krijgen tot snel internet worden bereikt, zonder daarbij afbreuk te doen aan wettelijke kaders en geldende voorwaarden. Indien hier aanleiding toe is, zal ik de Kamer over de voortgang informeren.

Wat betreft de structurele financiering van de grensinformatiepunten (GIP’s) hebben er in de achterliggende periode constructieve bestuurlijke overleggen plaatsgevonden tussen Rijk en regio en ook met de Duitse deelstaten. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de komende maanden de bestuurlijke toezeggingen met de Nederlandse partijen over de structurele financiering van de GIP’s formaliseren. Daarbij zal ook aandacht zijn voor afspraken gericht op het versterken van de positie en verbeteren van de kwaliteit van de GIP’s, waarvoor in de vorig jaar aan u verzonden evaluatie van de GIP’s aandacht is gevraagd4. Zoals ik heb gemeld tijdens de behandeling van de begroting van BZK afgelopen oktober, horen de grensinformatiepunten vanuit hun achterban niet dat er behoefte zou zijn aan een grensapp zoals in de motie-Middendorp werd voorgesteld5. Ik ben het wel met de heer Middendorp eens dat duidelijke communicatie en een goede informatievoorziening essentieel zijn voor het functioneren van de GIP’s. Ik vind daarom de inzet op het verbeteren en borgen van een moderne informatievoorziening, die aansluit bij de behoefte van de gebruikers en optimaal gebruik maakt van de hedendaagse technologische mogelijkheden, van belang als onderdeel van de doorontwikkeling van de GIP’s in de komende jaren. Daarbij hoort ook een goede toegankelijkheid van de website6 op mobiele apparaten. Het verbeteren en borgen van de communicatie en informatievoorziening maakt onderdeel uit van de ontwikkelopgave voor de GIP’s. Ik beschouw de motie-Middendorp daarmee als uitgevoerd.

Naar aanleiding van de motie-Den Boer c.s.7 over grensoverschrijdende spoedzorg heeft er afgelopen december ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het departement dat in Noordrijn-Westfalen verantwoordelijk is voor ambulancezorg. Begin 2019 wordt een bijeenkomst georganiseerd waarin met betrokken belanghebbenden wordt besproken welke problemen zij ervaren en hoe deze opgelost kunnen worden. Daarbij zullen ook de uitkomsten van het PREpare-project over grensoverschrijdende spoedzorg worden betrokken. Op basis van de bijeenkomst wordt besloten welke oplossingsrichting verder zal worden uitgewerkt. De Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid zullen u over de verdere voortgang van de uitvoering van deze motie informeren.

Tijdens het debat in april 2018 heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over het toelaten van leraren uit Duitsland in Nederland. Daarover is door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de bevoegde autoriteit en erkennende instantie voor toelating tot het beroep leraar in Nederland van leraren met een buitenlands diploma. Het uitgangspunt dat nu gehanteerd wordt, is dat iemand die in Duitsland is opgeleid tot het beroep van leraar in een bepaald vak, dat vak ook in Nederland geven mag. Op dit punt is er dus geen belemmering voor een leraar die in Duitsland is opgeleid om Duits of een ander vak te geven in Duitsland, om dit in Nederland ook te doen.

Voorts informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie-Den Boer c.s.8 over betrokkenheid van belanghebbenden bij een grensoverschrijdend mobiliteitssysteem. Uit een rondgang bij enkele grensgemeenten die aangesloten zijn bij het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI), blijkt dat ondernemers, onderzoeks- en onderwijsinstellingen zijn aangehaakt bij grensoverschrijdende mobiliteitssystemen via zogenaamde Economic Boards of ondernemersverenigingen in de regio. Via dergelijke boards of verenigingen kunnen inwoners, ondernemers en andere maatschappelijke partijen hun signalen over grensoverschrijdend vervoer laten blijken. Deze boards of verenigingen worden gezien als een redelijke afspiegeling van regionale partijen die betrokken zijn bij thema’s als infrastructuur en vervoer. Vroegtijdige betrokkenheid lijkt hiermee al geborgd.

In aanvulling op deze rondgang worden via het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ook de vervoersautoriteiten c.q. grensprovincies gevraagd hoe zij momenteel (het stimuleren van) betrokkenheid van inwoners en ondernemers bij grensoverschrijdend vervoer vormgeven en welke opties zij zien om dit waar nodig te verbeteren. De motie beschouw ik hiermee als uitgevoerd.

3. Governance

Op 8 januari jl. is door de regering van de Duitse deelstaat Nedersaksen een positief besluit genomen over de governance-agenda met Noord-Nederland. Deze samenwerkingsagenda, waarover ik uw Kamer in september van het vorige jaar heb bericht9, zal op korte termijn gezamenlijk worden bekrachtigd.

4. EU en Benelux

Zoals ik in mijn vorige brief aankondigde, is op 1 januari jl. het nieuwe Benelux-verdrag voor grensoverschrijdende samenwerking in werking getreden. Ik zal me ervoor inzetten dat de kansen hiervan voor grensregio’s zoveel mogelijk worden benut. Dit doe ik onder meer door met de gemeente Baarle-Nassau de mogelijkheden te verkennen voor toepassing van het BGTS-instrument (Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking), samen met Baarle-Hertog. Dit gebeurt in nauw overleg met betrokken instanties in Vlaanderen en met het secretariaat-generaal van de Benelux Unie.

Ik hoop met deze brief, in aanvulling op mijn vorige brief van 26 november 2018, een actuele stand van zaken te hebben gegeven van het kabinetsbeleid ten aanzien van grensoverschrijdende samenwerking langs de vier genoemde sporen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 32 851, nr. 53.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000 VII, nr. 21

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 751

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 32 851, nr. 37

X Noot
5

Kamerstuk 32 851, nr. 43.

X Noot
7

Kamerstuk 32 851, nr. 44.

X Noot
8

Kamerstuk 32 851, nr. 45.

X Noot
9

Kamerstuk 32 851, nr. 51.

Naar boven