32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2013

Conform de toezeggingen aan uw Kamer tijdens het algemeen overleg over het beleid ten aanzien van België/Vlaanderen van 4 april 2013 (Kamerstuk 33 550, nr. 2) informeer ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de mogelijkheden voor de invoering van een grenseffectentoets bij nieuw beleid en nieuwe wetgeving.

Zoals ik bij die gelegenheid aangaf heeft het Kabinet oog voor het belang om onbedoelde nadelige gevolgen van beleid en wetgeving voor grensbewoners te voorkomen. Het Kabinet is daarom nagegaan of er een mechanisme is om in een vroeg stadium, ex ante dus, dergelijke ongewenste effecten te voorkomen, zonder daarbij ongewenste bureaucratie in het leven te roepen.

Het voorstel van uw Kamer sluit aan bij het advies uit 2011 van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) aan de Regering om een grenslandtoets in te voeren bij de behandeling van wetgeving en nieuw beleid. Het Kabinet heeft dat voorstel afgewezen in het kabinetsstandpunt Grensoverschrijdende Samenwerking (brief van 8 juli 2011, Kamerstuk 32 851, nr. 1). Het Kabinet beschouwde de toets als generieke maatregel een te zwaar middel in verhouding tot de gesignaleerde hinder en daarmee als onnodige bureaucratie. Overigens hanteert het Ministerie van Financiën een grenslandtoets als expliciet onderdeel van het beleids- en wetgevingsproces.

In 2012 verrichtte de Universiteit Leiden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een studie naar de mogelijkheden voor het uitvoeren van een grenseffectenanalyse bij de omzetting van Europese richtlijnen. De studie stelde daarvoor een signaleringsinstrument op. Ook concludeerde de studie dat veel voorbeelden van grenseffecten op nationale beleidsverschillen zijn gebaseerd en niet direct het gevolg zijn van Europees beleid. Europees beleid lijkt vooral grenseffecten op te lossen of te verminderen, aldus de auteurs. Het Kabinet nam het voorgestelde signaleringssysteem niet over, onder verwijzing naar de eerdere afwijzing van de grenslandtoets bij nieuwe wetgeving (zie Kamerstuk 32 851, nr. 3). Aangezien de kans op nadelige grenseffecten bij Europese wetgeving geringer bleek dan bij nationale wetgeving, achtte het Kabinet de invoering van een rijksbreed signaleringssysteem nog minder gewenst dan de in 2011 verworpen grenslandtoets. Dit laat onverlet dat wanneer evidente signalen erop wijzen dat van een bepaalde maatregel grenseffecten worden verwacht, deze in kaart moeten worden gebracht met het oog op de wenselijkheid van eventueel corrigerend of flankerend beleid. Daarnaast staat het elk ministerie vrij om bij de uitvoering van nieuwe Europese regelgeving nauw af te stemmen met de buurlanden en de grensprovincies ter voorkoming van divergentie, en om daarbij het voorgestelde signaleringssysteem te gebruiken dan wel zelf iets vergelijkbaars op te zetten.

Het Kabinet wil ook graag bijdragen aan een grotere alertheid bij een ieder die bij de totstandkoming van nieuwe wet- en regelgeving betrokken is. Op initiatief van Nederland hebben werkgroepen van de Benelux Unie sinds kort als vast agendapunt dat zij kunnen nagaan of bij de uitwerking van EU-regelgeving het gevaar bestaat dat grensoverschrijdende knelpunten ontstaan.

Een prikkel tot extra oplettendheid kan ook uitgaan van het rapport van Panteia BV van 2 april 2013 over de effecten van recent regeringsbeleid op de grensregio’s. Dat rapport, opgesteld in opdracht van de Provincie Limburg, is verspreid onder bij de grensoverschrijdende samenwerking betrokken ministeries en de – andere – grensprovincies, en is op hoog-ambtelijk niveau besproken binnen de Task Force Grensoverschrijdende Samenwerking. Daar werd dit rapport als een belangrijk signaal beschouwd dat illustreert hoe sommige nationale beleidsinitiatieven in de grensregio’s een versterkt effect kunnen hebben, soms positief, maar vaker negatief. Ook werd erkend dat Rijksbrede maatregelen zoals de BTW-verhoging nu eenmaal niet gevoegd kunnen worden naar de grensproblematiek.

Ten slotte wijst het Kabinet op het bestaande beleid voor alle ministeries dat in memories van toelichting aandacht wordt besteed aan de gevolgen die een wetsvoorstel heeft voor grensarbeiders, mits evident is dat belangen van grensarbeiders in het geding kunnen zijn.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven