Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2023
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in
haar procedurevergadering van 23 maart 2023 om een brief aangaande het op handen zijnde
Nederlandse standpunt rondom diepzeemijnbouw, waarin inzicht wordt gegeven in het
proces aangaande het besluit dat genomen dient te worden over diepzeemijnbouw wil
ik u als volgt informeren. Het gaat uw commissie in het verzoek om de input en bijdragen,
die Nederland heeft geleverd in de afgelopen vergadering van de Internationale Zeebodemautoriteit
(International Seabed Authority) van 16–31 maart 2023 en die Nederland nog zal leveren in de aankomende vergadering
van deze organisatie van 10–28 juli 2023. Tevens reageer ik met deze brief op het
verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken uit de procedurevergadering
van 20 april inzake het rappel om de eerder verzochte brief van 24 maart 2023 over
het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw voor 10 mei aan de Kamer te sturen. Tot slot
ga ik ook nog in op de reeds aangehouden motie van de leden Wassenberg, Teunissen
en Sjoerdsma (met Kamerstuk 21 501-32, nr. 1533).
Zoals aangegeven in de recent verstuurde beantwoording van de vragen van de leden
Teunissen en Vestering «over het feit dat diepzeemijnbouw onnodig blijkt te zijn»
(Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2348); en beantwoording van vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat (kenmerk 2023Z07039) naar aanleiding van de op 9 december 2022 aan uw Kamer aangeboden Nationale Grondstoffenstrategie,
zal het kabinet uw Kamer op korte termijn, en uiterlijk voor de zomer, informeren
over het nadere inhoudelijke standpunt over diepzeemijnbouw.
De standpuntbepaling over diepzeemijnbouw raakt aan uiteenlopende beleidsterreinen
en belangen, waaronder de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen voor de energie-
en andere transities en het daarbij verminderen van (risicovolle) strategische afhankelijkheden,
de klimaatdoelen en de bescherming van biodiversiteit en de oceanen. Het kabinet zal
ten aanzien van al deze onderwerpen en belangen een integrale afweging maken. Onderdeel
hiervan is een verkenning van het strategisch belang van diepzeemijnbouw voor Nederland,
de verschillende vormen van Nederlandse publieke betrokkenheid bij diepzeemijnbouw
(waaronder wetenschappelijk onderzoek en exploratie) en kansen voor het Nederlandse
maritieme cluster. Voor het kabinet staat daarbij voorop dat exploitatieactiviteiten
alleen strikt binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem zouden moeten plaatsvinden,
op basis van het voorzorgsbeginsel en voldoende wetenschappelijke kennis over de gevolgen
van diepzeemijnbouw.
Tot slot heb ik kennis genomen van de in het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad
d.d. 24 en 25 april 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 77, Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 24 en 25 april 2023) door de leden
Wassenberg, Teunissen en Sjoerdsma voorgestelde motie (met Kamerstuk 21 501-32, nr. 1533) die op voorstel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door de
indieners is aangehouden. Hierbij bevestig ik het advies om deze motie aan te houden
totdat het kabinet met het nadere inhoudelijk standpunt komt en tot die tijd moet
ik de motie ontraden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra