Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32848 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32848 nr. B |
Vastgesteld 22 november 2011
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie2 hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen van de Europese Commissie om het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te herzien.3 De voorstellen gaven de leden van de fractie van de ChristenUnie en het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren aanleiding tot het maken van opmerkingen en het stellen van vragen aan de regering.
Deze zijn opgenomen in de brief aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij brief d.d. 20 oktober 2011.
De staatssecretaris heeft op 21 november 2011 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Warmolt de Boer
BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE
Den Haag, 20 oktober 2011
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen van de Europese Commissie om het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te herzien.4 De voorstellen geven de leden van de fractie van de ChristenUnie en het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen aan de regering. De commissie verzoekt de regering om deze vragen binnen vier weken na dagtekening van deze brief van beantwoording te voorzien.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering de analyse van de Commissie deelt die ten grondslag ligt aan de onderhavige hervorming van het GVB. Indien dit het geval is, deelt de regering alle aangedragen argumenten in gelijke mate? Deelt de regering de opvatting dat met het nieuwe beleid de huidige problemen, zoals overbevissing, het economisch fragiele karakter van de sector, de onaantrekkelijkheid van het werken in de sector en het precaire karakter van kustgemeenschappen, op potentieel succesvolle wijze worden aangepakt?
Daarnaast vragen deze leden of de regering een impactanalyse heeft gemaakt van de voorgestelde hervormingen op de Nederlandse visserij. Wat is het oordeel van de regering over het door de Commissie voorgestelde concessiebeleid in het algemeen en over de gevolgen van dit beleid voor de Nederlandse visserijvloot in het bijzonder?
Is de visserij als georganiseerde stakeholder betrokken bij de discussie over de herziening van het GVB, zo vragen deze leden. Is de regering van oordeel dat met het nieuwe beleid een stevige impuls wordt gegeven aan een duurzame exploitatie van de visbestanden en de visserijsector?
Het lid van de Partij voor de Dieren heeft enige vragen over de voorstellen van de Commissie en de inzet van de regering bij de herziening van het GVB, waarvan dit lid mening is dat deze hard nodig is gelet op de zorgelijke staat van de communautaire visbestanden.
Op dit moment bevinden slechts 13 van de 95 beviste bestanden zich binnen de biologisch veilige grenzen en is voor 56 bestanden de toestand onbekend doordat er te weinig informatie voorhanden is. Het is daarom, naar de mening van het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren, van essentieel belang dat het visserijbeleid fundamenteel herzien wordt. Het is volgens dit lid alarmerend dat er ondanks een toegenomen visserijinspanning een mondiale trend bestaat van afnemende vangsten. Dat betekent dat visbestanden overal ter wereld zijn overbevist.
Alleen écht vergaande maatregelen kunnen nog soelaas bieden. Daniel Pauly, een ve rmaard visserijbioloog met een eredoctoraat aan de universiteit van Wageningen, heeft drie aanbevelingen gedaan om de overbevissing tegen te gaan:
– De visserijsubsidies moeten onmiddellijk worden afgeschaft. Vissers blijven volgens Pauly slechts als gevolg van de voortgaande subsidiering op bestanden vissen waarvoor de vangst niet langer rendabel is;
– het visserijbeleid moet overschakelen van een soortgerichte benadering op een ecologische benadering;
– ten minste 20 procent van de wereldzeeën moet tot beschermde mariene zone verklaard worden waarbinnen niet mag worden gevist, zodat vispopulaties zich kunnen herstellen.
Het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren dringt er bij de regering op aan dat deze aanbevelingen worden overgenomen en door de regering ingebracht worden bij de bespreking van de voorstellen tot herziening in Europees verband. Commissaris Damanaki onderschrijft de noodzaak om deze maatregelen te nemen. Deze noodzaak blijkt tevens uit rapporten van de Europese Commissie die de laatste maanden verschenen zijn. Zo wordt geconstateerd dat bodemtrawlers niet langer een winstgevende vorm van visserij zijn door het torenhoge brandstofverbruik. Ook blijkt dat het terugdringen van de overcapaciteit van de Europese visserijvloot in haar huidige tempo veel en veel te langzaam gaat. Dit vraagt dus om een concrete hervorming van het beleid. Het valt dit lid bij het nalezen van de voorstellen op dat er geen duidelijke keuze wordt gemaakt voor het behoud en bescherming van ons natuurlijk kapitaal. Ecologische duurzaamheid krijgt geen prioriteit. Onduidelijk is ook hoe de herziening zich verhoudt tot de afspraken in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, alsmede tot internationale afspraken zoals de Convention on Biological Diversity. Deze verdragen vragen immers om een concrete inzet op het gebeid van bescherming van soorten en ecosystemen, zo meent dit lid. Deze afspraken zouden het kader moeten vormen waarbinnen de visserij te werk gaat. Zonder eerst kaders te stellen kan de ecologische draagkracht en duurzaamheid niet gewaarborgd worden. Onderschrijft de regering dat het duidelijk stellen van heldere kaders vanuit natuur- en milieuoogpunt duidelijkheid geeft voor de vissers, noodzakelijk is om de afspraken na te komen en de enige manier is om het beleid te integreren? Is de regering bereid, indien zij dit onderschrijft, om hiervoor in Europees verband te pleiten? Mocht de regering dit niet onderschrijven vraagt het lid van de fractie van de Partij van de Dieren om aan te geven waarom dit niet het geval is.
Het creëren van een netwerk van beschermde gebieden moet prioriteit krijgen binnen het beleid, zo meen het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren. Omdat de markt geen ethiek kent, is het daarbij juist de rol van de overheid om zorg te dragen voor de bescherming van kwetsbare waarden. In het geval van de visserij dient de overheid onze natuurlijke rijkdommen te beschermen. Is de regering bereid het subsidiebeleid hierop kritisch te herzien? Ook tijdens de Biodiversiteittop in Nagoya is afgesproken dat subsidies die de biodiversiteit schaden afgeschaft moeten worden. Is de regering naar aanleiding van deze afspraken bereid om in Europees verband te pleiten voor het inzetten van publieke gelden voor publieke doelen, namelijk data collectie, controle en onderzoek? Voorts vraagt dit lid of de regering onderschrijft dat de gelden voor visrechten in derde landen volledig betaald zouden moeten worden door diegenen die daar willen vissen in plaats van door de Europese bevolking.
In de voorstellen van de Europese Commissie wordt het instellen van overdraagbare vangstquota als oplossing genoemd om de overbevissing te stoppen. Er zijn echter berichten uit Denemarken, waar dit systeem al is ingevoerd, dat dit vooral leidt tot concentratie van rechten bij een klein aantal ondernemers. Ziet de regering dit gevaar ook? Is de regering bereid in Europees verband te pleiten voor het introduceren van overdraagbare vangstquota als een optie, in plaats van een verplichting, zoals in de voorstellen is opgenomen? En onderschrijft de regering het standpunt van het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren dat bij de eventuele introductie van visserijrechten, deze betaald zouden moeten worden door degenen die er gebruik van gaan maken, aangezien het hierbij gaat om de exploitatie van gemeenschappelijke hulpbronnen?
Ten slotte heeft het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren nog enkele o pmerkingen en vragen over de discardban. Uit de voorstellen van de Commissie blijkt dat geleidelijk wordt ingevoerd dat bijvangsten aangeland dienen te worden. De intentie van de Commissie, om de praktijk waarbij soms meer dan de helft van de vangst halfdood of dood weer overboord gaat te stoppen, is hoopgevend. Naar de mening van dit lid gaan de huidige voorstellen echter nog lang niet ver genoeg. Het verplicht aanlanden alleen geeft te weinig stimulans om de bijvangsten te verminderen. Daarom zouden naar mening van het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren de aanlandingen afgetrokken moeten worden van het vangstquotum. Voor commercieel niet interessante vissoorten is in de huidige voorstellen geen sprake van een aanlandingsverplichting, deze soorten vervullen echter ook een rol in het ecosysteem. Het wegvangen van deze soorten zou daarom zichtbaar moeten worden in de toegestane vangsten. Onderschrijft de regering deze gedachte en is de regering bereid deze gedachte in Europees verband te bepleiten?
Mocht dit het geval zijn, op welke wijze is de regering voornemens dit te doen en binnen welke termijn? Mocht de regering de genoemde gedachte niet onderschrijven, kan de regering aangeven waarom dit niet het geval is, zo vraagt dit lid.
De leden van de commissie zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
De Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
E. M. Kneppers-Heynert
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verzocht 20 oktober jl. om een reactie op de vragen die door de leden van de fractie van de ChristenUnie en het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren over de voorstellen van de Europese Commissie om het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) te herzien zijn gesteld. Met deze brief kom ik daaraan tegemoet.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben een aantal vragen gesteld over de analyse die aan de hervorming ten grondslag ligt en de effectiviteit van de voorstellen. Op hoofdlijnen deelt het kabinet de analyse van de Commissie. Daarbij past echter de kanttekening dat er binnen de Europese Unie geen sprake is van een homogene situatie. Er zijn regionale verschillen, bijvoorbeeld in visserij en situatie van de visbestanden. Om de huidige problemen zoals overbevissing en het economisch fragiele karakter van de sector aan te kunnen pakken zullen grote stappen gezet moeten worden. Een status quo is wat dit kabinet betreft geen optie. De Commissie is bereid die grote stappen te nemen, bijvoorbeeld daar waar het gaat om uitbannen van discards, meerjarenplannen, Maximum Sustainable Yield (Maximaal Duurzame Oogst, MSY) en technische maatregelen. Op een aantal terreinen zijn de voorstellen naar de mening van het kabinet echter onvoldoende ambitieus om de problemen op succesvolle wijze aan te kunnen pakken. Bijvoorbeeld daar waar het gaat om regionalisering van het visserijbeleid. Het kabinet is van mening dat het visserijbeleid dichter bij de praktijk, die regionaal kan verschillen, en dichter bij de betrokkenen gebracht moet worden om zo het draagvlak voor het visserijbeleid te vergroten. Op het vlak van regionalisering is wel een – belangrijke – eerste aanzet gedaan maar daar zouden wat dit kabinet betreft nog een aantal slagen gemaakt moeten worden.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ook naar mogelijke gevolgen van het nieuwe beleid. De Commissie heeft een uitgebreide impactanalyse van de voorgestelde hervormingen gemaakt. Daarnaast heeft het Landbouw Economisch Instituut een eerste kosten-batenanalyse uitgevoerd ten aanzien van introductie van een aanlandingsplicht. Het individueel overdraagbare quotasysteem, een vorm van concessiebeleid zoals de Commissie dat nu voorstelt, functioneert in Nederland al geruime tijd naar volle tevredenheid. Omwille van duurzame exploitatie van visbestanden staat het kabinet niet afwijzend tegenover invoering van een dergelijk systeem in andere lidstaten. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat gezocht moet worden naar een flexibel systeem waarbij de kaders door de EU worden neergezet maar waarbinnen de lidstaten vervolgens zelf de ruimte krijgen een dergelijk systeem in te vullen. In ieder geval is het niet de bedoeling van dit kabinet dat het Nederlandse systeem, dat goed loopt en werkt, drastisch zou moeten veranderen.
Ten slotte vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de betrokkenheid van de stakeholders bij de discussie over de herziening en de appreciatie van het kabinet op het vlak van ecologische en economische duurzame exploitatie. In 2009 heeft een brede maatschappelijke consultatie plaatsgevonden. De kabinetsreactie op de voorstellen van de Commissie borduurt daarop voort. Tevens is er een regulier overleg met de sector en treffen verschillende belanghebbenden en overheid elkaar in het kader van het maatschappelijk convenant. En over specifieke onderwerpen vindt ad hoc overleg plaats. Veel partijen – sector, handel en retail en verschillende NGO’s – hebben hun reactie op de voorstellen ook schriftelijk aan mij kenbaar gemaakt. De standpunten van sector en NGO’s zijn dan ook bekend. Voor de kabinetsreactie is een zorgvuldige afweging gemaakt van de belangen van al de verschillende partijen. Het kabinet is van mening dat het nieuwe beleid dat wordt voorgesteld zeer zeker de potentie heeft om een antwoord te bieden op de belangrijke uitdagingen waar wij voor staan; ecologisch en economisch. Het eindresultaat zal afhankelijk zijn van de mate waarin iedereen die bij deze belangrijke hervorming betrokken is, de Raad van EU-ministers voor visserij, het Europees Parlement, de nationale overheden van de lidstaten, maar zeer zeker ook de stakeholders, een steentje bij wil dragen. Het is daarbij vooral van belang dat de regionalisering goed van de grond komt.
Het lid van de Partij voor de Dieren wenst dat een aantal aanbevelingen van de heer Pauly wordt overgenomen en ingebracht in de Europese discussie. Het gaat om het afschaffen van visserijsubsidies, overschakelen naar een ecologische in plaats van soortgerichte benadering en het instellen van beschermde mariene zones. Ten algemene is dit kabinet kritisch over subsidies. Die zouden alleen ingezet dienen te worden voor innovatie en verdere verduurzaming van de visserij. Dit kabinet is geen voorstander van het inzetten van publiek geld voor sanering. De voorstellen voor het nieuwe Europese Maritieme en Visserijfonds, die later dit jaar verschijnen, zullen hierop dan ook kritisch getoetst worden. Het kabinet is verder van mening dat het visserijbeleid naar een ecosysteembenadering toe zou moeten, zij het op termijn. Op meer korte termijn vraagt de omschakeling van een monospecies- naar een multispecies-benadering, waarbij ook met niet doelsoorten rekening wordt gehouden, de aandacht.
Voor waar het beschermde mariene gebieden betreft heeft Nederland zes gebieden in de Exclusieve Economische Zone en kustzone voorgesteld. Samen beslaan deze 19 procent van de Noordzee. Er liggen voorstellen voor stevige maatregelen in deze gebieden. Ze zullen deels gesloten worden voor de visserij en deels zullen er beperkingen aan visserijtechnieken opgelegd worden. Dit zijn ambitieuze voorstellen en we moeten zuinig zijn op het draagvlak dat hiervoor bij de visserijsector bestaat. Het is niet nodig om nog meer gebieden te sluiten. Nederland voldoet hiermee aan internationale en Europese normen voor beschermde gebieden. Daarbij is het natuurlijk zaak dat men ook elders in Europa afspraken nakomt. Dit zal ook een positief effect hebben op de visstanden.
Verder vraagt het lid van de Partij voor de Dieren of de afspraken die vanuit natuur- en milieuoogpunt worden gemaakt het kader voor het GVB zouden moeten vormen. Het kabinet is van mening dat het GVB een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het beheer van het mariene ecosysteem en de visserijactiviteiten die daarin worden ontplooid. Dit is zo verwoord in de door de Commissie voorgestelde werkingssfeer en de algemene doelstellingen van het GVB. Uiteraard vormen de afspraken waarnaar het lid van de Partij voor de Dieren verwijst een belangrijk gegeven voor het visserijbeleid en zal bij de besluitvorming over het nieuwe GVB en bij de latere uitvoering en implementatie van het GVB daarmee rekening moeten worden gehouden.
Het lid van de Partij voor de Dieren heeft eveneens een aantal vragen over het beleid ten aanzien van subsidies gesteld. Dit kabinet is het eens met de afschaffing van subsidies die de biodiversiteit schaden. Ten algemene is dit kabinet het ook eens met de inzet van publieke gelden voor publieke doelen. De voorstellen van de Commissie voor de nieuwe structurele steun voor de periode 2014–2020 zijn nog niet bekend, maar de inzet van het kabinet is om de toekomstige financiële steunverlening uitsluitend ten goede te laten komen aan een duurzame ontwikkeling van de visserij. Hieraan zullen de toekomstige subsidies moeten worden getoetst. Met inzet van publieke middelen op innovatie en verduurzaming in de private sector worden publieke doelen nagestreefd én wordt privaat kapitaal gemobiliseerd ten behoeve van diezelfde doelen. Ten aanzien van de partnerschapsakkoorden met derde landen geldt voor het kabinet het adagium «publieke middelen voor publieke doelen en private middelen voor private doelen». Dit betekent dat de kosten voor de toegang van EU-vaartuigen tot de wateren van derde landen in de toekomst gedragen zullen moeten worden door de private sector.
Het lid van de Partij voor de Dieren heeft ook een aantal vragen gesteld over mogelijke gevolgen van het instellen van overdraagbare quota. In Nederland bestaan de individuele overdraagbare visserijrechten al. Onze langjarige ervaring daarmee heeft uitgewezen dat er geen concentratie van rechten bij een klein aantal ondernemers plaatsvindt. Het is bekend dat Denemarken mede op grond van deze vrees lang tegenstander was van een dergelijk beheersysteem. Desalniettemin is Denemarken overgestapt op een dergelijk systeem en voor zover ons bekend doet zich deze concentratiebeweging ook hier niet voor.
Ik steun het voorstel van de Commissie om in de EU een systeem op basis van individueel overdraagbare concessies voor te schrijven, zij het onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de lidstaten flexibel zijn in de uitwerking van een dergelijk systeem binnen de door de EU vastgestelde randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld collectief beheer hiervan. In Nederland bestaan de individuele visserijrechten overigens al, van een betaling daarvoor is geen sprake.
Ten slotte heeft het lid van de Partij voor de Dieren een aantal vragen gesteld over de aanlandingsverplichting. De Commissie stelt een aanlandingsverplichting voor de gereguleerde soorten voor. Het kabinet is het met het lid van de Partij voor de Dieren eens dat een aanlandingsplicht van toepassing moet zijn op alle vangsten. Alle bijvangsten, met uitzondering van belangrijke kwetsbare soorten die een grote overlevingskans hebben (zoals haaien en roggen) zouden aangeland moeten worden.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD), (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD) en Beckers (VVD).
Voorstellen COM(2011)416, 417, 424, 425 en 426 van 13 juli 2011; de COM-documenten zijn bij dit verslag opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32848-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.