Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2021
Met deze brief bied ik uw Kamer een tweetal rapporten aan, gericht op de betaalbaarheid
van koopwoningen voor starters op de woningmarkt1. Eerder constateerde uw Kamer dat de sterke stijging van de huizenprijzen de toetreding
van starters tot de koopwoningmarkt bemoeilijkt. De leden Terpstra (CDA) en Nijboer
(PvdA) dienden daarom een motie in die mij verzocht de mogelijkheden om te komen tot
een vernieuwde vorm van premie-A-woningen te onderzoeken.2 Ook de Actieagenda Wonen-partijen hebben dit voorjaar gesignaleerd dat starters
het moeilijk hebben op de woningmarkt. Deze partijen hebben daarom voorgesteld om
een Nationaal Koopstartfonds op te richten om het tekort aan betaalbare woningen te
verhelpen. De gelijkenissen in de probleemanalyse van uw Kamer en de Actieagenda Wonen
maakt dat ik opdracht heb gegeven tot het uitvoeren van een tweetal onderzoeken.
Allereerst heb ik RIGO gevraagd de ervaringen met de premiekoopregelingen in kaart
te brengen. Dit rapport bevat een historische uiteenzetting van de verschillende premiekoopregelingen,
de effecten daarvan op de (koop)woningmarkt en de overwegingen die hebben meegespeeld
om uiteindelijk weer met de premiekoopregelingen te stoppen.
De indieners van de motie verzochten mij tevens om de mogelijkheden te onderzoeken
voor een kooppremie bij nieuwbouw die moet worden terugbetaald, als een vernieuwde
vorm van premie-A-woningen. Daarmee lijkt het veel op het KoopStart-instrument wat
in de Actieagenda Wonen wordt voorgesteld. Daarom heb ik, samen met NEPROM, opdracht
gegeven aan Finance Ideas om het voorstel voor een Nationaal Koopstartfonds nader
uit te werken om zo in beeld te krijgen wat de effecten zijn van een dergelijke regeling
en met welke aandachtspunten rekening moet worden gehouden. Het Nationaal Koopstartfonds
behelst de ambitie om jaarlijks tienduizend woningen op basis van de bestaande KoopStart-regeling
betaalbaar te krijgen voor koopstarters, waarbij het Rijk, gemeenten en ontwikkelaars
gezamenlijk zorgdragen voor de financiering.
Of een dergelijke regeling van toegevoegde waarde is, moet worden bezien in breder
woningmarktperspectief. Gelet op de demissionaire status van dit kabinet, laat ik
een inhoudelijke appreciatie van beide rapporten aan een volgend kabinet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren