Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2021
De aanpak van het woningtekort blijft onverminderd urgent. Om de vele woningen, 900.000
tot het jaar 2030 te kunnen bouwen, zijn investeringen nodig. Ik heb hier onderzoek
naar gedaan, zodat een volgend kabinet hierover kan besluiten. Uit de onderzoeken1 komt naar voren dat zonder financiële steun vanuit het Rijk er onvoldoende wordt
gebouwd, in een lager tempo en met minder betaalbare woningen. Het onderzoek van Rebel
naar de verkenning van onrendabele toppen woningbouw heeft u bij mijn brief van 9 juni
jl. reeds ontvangen. Bijgaand treft u het rapport »Investeringsraming 14 grootschalige
woningbouwgebieden», dat eveneens door Rebel is opgesteld2.
Voor de 14 grootschalige woningbouwgebieden3, waarover ik u 9 juni 2021 heb geïnformeerd (Kamerstuk 32 847, nr. 754) werkt het Rijk met de betrokken overheden in een integrale aanpak aan de planontwikkeling.
Het zijn stuk voor stuk complexe, grootschalige gebiedsontwikkelingen, veelal binnenstedelijk,
een aantal buitenstedelijk en aansluitend bij de NOVI.
In veel van deze gebieden is een ingrijpende transformatie nodig. De 14 grootschalige
woningbouwgebieden versterken de bestaande stad op infrastructureel, economisch en
sociaal terrein (ook met betrekking tot kwaliteit openbare ruimte en voldoende groen).
Op deze locaties kunnen tot 2040 circa 440.000 woningen (waarvan circa 210.000 in
de periode tot 2030) worden gebouwd. De realisatie van deze gebieden vraagt dan ook
om forse financiële investeringen en zal een veelvoud aan private investeringen betreffen.
Het grootste deel van de publieke investeringen hebben betrekking op de infrastructuur.
Voor deze gebieden zijn door het Rijk en de betrokken overheden businesscases gemaakt.
De businesscases maken systematisch inzichtelijk hoe de bekostiging van de gebieden
eruitziet en geven een raming van de benodigde publieke investeringen. Het is aan
het nieuwe kabinet hoe dit moet worden ingevuld en hoe de inzet van het Rijk en de
regio voor de verdere ontwikkeling van deze locaties en infrastructuur verder vorm
krijgt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren