Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Ronnes (CDA)
over woningbouw in polder Rijnenburg, ingezonden op 21 januari 2019. De beantwoording
vindt u in de bijlage (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2496). De Minister voor Milieu en Wonen heeft tijdens het debat van 19 februari jl. aangekondigd
dat zij op 2 april zou spreken met de regio Utrecht over de woondeal, onder meer over
de plancapaciteit mede in relatie tot de locatie Rijnenburg (Handelingen II 2019/20,
nr. 56, item 10). Middels deze brief deel ik graag met u wat de resultaten van het Bestuurlijke Overleg
zijn en op welke wijze de polder Rijnenburg is besproken.
Op 24 juni 2019 zijn Rijk, regio Utrecht en de provincie met het ondertekenen van
de woondeal regio Utrecht een langjarige samenwerking aangegaan (Kamerstuk 32 847, nr. 543). Eén van de grote opgaven in de regio Utrecht is het vergroten van de plancapaciteit.
De toenmalig Minister voor Milieu en Wonen en ik hebben daarbij duidelijk gemaakt
dat de regio Utrecht voor minimaal 130% van de groei van de behoefte aan plannen dient
te vormen. Op het Bestuurlijke Overleg heeft de regio nieuwe plancapaciteitscijfers
met de toenmalig Minister voor Milieu en Wonen gedeeld. Uit deze cijfers blijkt dat
de regio Utrecht nu 167% plancapaciteit1 heeft voor de periode 2019 tot en met 2029. Dit is een sterke groei ten opzichte
van het najaar 2019, toen er slechts 106% plancapaciteit aanwezig was.
Ik ben zeer tevreden over de flinke stap die de regio heeft gezet. Uiteraard is niet
alleen de hoeveelheid plannen van belang, maar ook de tijdige realisatie ervan. De
volgende stap is daarom om inzichtelijk te maken wat er nodig is om deze plannen,
en met name de grootschalige plannen, met de juiste snelheid te realiseren. Naast
volume is ook de juiste snelheid van de bouwplannen cruciaal. Hier werken we in het
kader van de woondeal constructief aan verder.
De snelle toename van de plancapaciteit komt door een aantal factoren. Veel gemeenten
zijn het afgelopen jaar visietrajecten gestart, waarbij zij nieuwe locaties in beeld
hebben gebracht. Ook hebben zij nu al eerder bekende potentiële locaties (zoals de
A12-zone tussen Oudenrijn en Lunetten) opgenomen in de planmonitor. Gelijktijdig hebben
gemeenten locaties geoptimaliseerd, waardoor er hogere aantallen woningen te realiseren
zijn. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de Merwedekanaalzone in Utrecht, Rijnhuizen
en City in Nieuwegein en Middelland in Woerden.
In het kader van de totale hoeveelheid plancapaciteit heb ik ook de polder Rijnenburg
met de regio besproken. Rijnenburg blijkt voor 2030 niet nodig te zijn om voldoende
woningen te ontwikkelen. Voor na 2030 wordt er gewerkt aan een verstedelijkingsstrategie
voor de lange termijn. Deze verstedelijkingsstrategie, uitgevoerd onder het MIRT,
moet eind dit jaar resultaten opleveren. Of Rijnenburg in de verstedelijkingsstrategie
opgenomen wordt, is nog onduidelijk. Dit is mede afhankelijk van de gekozen ontwikkelrichtingen
en de bereikbaarheidsinvesteringen die nodig zijn bij verschillende ontwikkelrichtingen.
De polder Rijnenburg zelf is namelijk zeer complex om goed te ontsluiten, vanwege
de ligging tussen twee (drukke) snelwegen en het ontbreken van grootschalige ov. Daarnaast
zijn delen van de polder zeer laaggelegen, wat voor uitdagingen zorgt ten aanzien
van klimaatadaptatie en waterhuishouding. Rijk en regio zullen deze afweging tussen
de locatie Rijnenburg en andere kansrijke gebieden gezamenlijk maken. Hierover wordt
u geïnformeerd in het kader van het MIRT.