De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 11, tweede lid, wordt «ten hoogste twee jaren» vervangen door «ten hoogste
drie jaren» en wordt «geldboete van de vierde categorie» vervangen door: geldboete
van de vijfde categorie.
II
In artikel I, onderdeel A, komt artikel 11a te luiden:
Artikel 11a
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt,
aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen,
ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft,
waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot
het plegen van een strafbaar feit, genoemd in:
-
a. artikel 11, tweede lid, voor zover het gaat om het opzettelijk handelen in strijd
met een in artikel 3, onder B of D, gegeven verbod;
-
b. artikel 11, derde lid; of
-
c. artikel 11, vijfde lid;
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde
categorie.
Toelichting
Met het wetsvoorstel wordt in de Opiumwet een zelfstandige strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen
van delicten met lijst II middelen, als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid,
geïntroduceerd. Dit betekent allereerst dat voorbereidingshandelingen ten aanzien
van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet
gegeven verbod in de uitoefening van een beroep of bedrijf, strafbaar worden. Ook
indien de voorbereidingshandelingen het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3
van de Opiumwet faciliteren én betrekking hebben op een grote hoeveelheid van het
middel, zijn die voorbereidingshandelingen voortaan strafbaar.
Dit amendement bewerkstelligt dat de voorbereidingshandelingen die opzettelijke strijd
met artikel 3, onder B of D, faciliteren (zoals beschreven in artikel 11, tweede lid,
van de Opiumwet), tevens strafbaar worden. Hierdoor is het onder andere niet langer
noodzakelijk dat het een grote hoeveelheid van een middel betreft of dat men beroeps-
of bedrijfsmatig handelt. Ook wordt met deze wijziging meer analogie bereikt qua strafbaarstelling
van voorbereidingshandelingen ten aanzien van stoffen voorkomende op lijst-I, zoals
bepaald in artikel 10a van de Opiumwet.
Daarnaast wordt middels dit amendement de maximale straf voor het gronddelict (zoals
vastgelegd in artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet) verhoogd naar drie jaar gevangenisstraf
of een geldboete van de vijfde categorie om te voorkomen dat de strafdreiging voor
een voorbereidingshandeling hoger zou uitvallen dan het delict waar de voorbereidingshandeling
uiteindelijk toe leidt.
Ter verduidelijking merkt de indiener op dat de strafbaarstelling van de voorbereidingshandelingen
niet slechts betrekking heeft op «hennepteelt» maar op alle stoffen van lijst II. Ten aanzien van deze overige lijst-II middelen, zoals ethylamfetamine,
GHB, diazepam en paddo’s, geldt eveneens dat door criminelen voorbereidende en faciliterende
handelingen worden gepleegd.
Middels dit amendement wordt, kortom, ook het voorbereiden van het telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren (artikel 3, onderdeel B)
en het vervaardigen (artikel 3, onderdeel D) van alle stoffen van lijst-II strafbaar.
Elissen