32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2020

Naar aanleiding van de situatie die het afgelopen jaar is ontstaan rond het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de verschillende maatregelen die zowel door mij als het Commissariaat in gang zijn gezet. Een van de maatregelen betreft een verkenning naar de governance van het Commissariaat. Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over de resultaten uit deze verkenning en mijn besluit op basis hiervan. Met deze brief en het rapport dat u als bijlage1 bij deze brief aantreft, doe ik deze toezegging gestand2.

De verkenning naar de governance is een van de aanbevelingen die ik heb overgenomen uit het verslag van de vijfjaarlijkse zbo-evaluatie naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het Commissariaat3. Deze verkenning heb ik laten uitvoeren door ABDTOPConsult met het verzoek om antwoord te geven op de vraag in hoeverre de governance van het Commissariaat nog actueel en toekomstbestendig is of dat deze (deels) dient te worden herijkt.

Bevindingen

ABDTOPConsult stelt vast dat het belang van een goede toezichthouder op het domein van media door de stakeholders wordt onderschreven en niet ter discussie staat. Wat mij betreft een belangrijk uitgangspunt om de relevantie van het Commissariaat te kunnen vaststellen. Daarbij zijn twee componenten van belang die de mate van relevantie bepalen:

  • de wijze waarop het Commissariaat uitvoering geeft aan zijn toezichtstaken; en

  • de inrichting van de governance en interne organisatie die een adequate uitvoering van deze taken faciliteert en stimuleert.

Waar het gaat om de uitvoering stelt ABDTOPConsult vast dat het Commissariaat zich in te beperkte mate richt op nieuwe ontwikkelingen in het mediaveld, met name die waarvoor nog geen regelgeving is terwijl de omgeving dit wel verwacht. Hierdoor ligt gezagsverlies van de toezichthouder op de loer. Relevant in dit verband is dat de in 2018 aangenomen Europese Richtlijn voor Audiovisuele Mediadiensten die op 19 september 2020 moet zijn geïmplementeerd, hiertoe meer handvatten zal bieden. Om deze opgave op een adequate wijze op te pakken, is een goede taak- en omgevingsanalyse nodig. Op basis hiervan kan worden vastgesteld of een herijking van de taken nodig is en in hoeverre dit vraagt om organisatorische aanpassingen. Het Commissariaat heeft deze actie opgepakt en is momenteel bezig met een traject om in afstemming met alle relevante stakeholders te komen tot een lange termijn toezichtstrategie (2020–2025). Een omgevingsanalyse zal daar onderdeel van uitmaken. De resultaten hiervan zal ik gebruiken om vast te kunnen stellen of de huidige taken volstaan of dat een herijking nodig is en welke middelen of maatregelen nodig zijn om deze taken adequaat uit te voeren. Ik verwacht uw Kamer hierover kort na het zomerreces te kunnen informeren.

Wat betreft de inrichting van governance en interne organisatie stelt ABDTOPConsult in zijn rapport vast dat gelet op het relatief beperkte aantal medewerkers sprake is van een te zware topstructuur met een college, een algemeen directeur en een management team. Wanneer de inhoudelijke besluitvorming bij het besturend orgaan ligt, zijn aspecten als transparantie, goede communicatie en een sterke verbinding met de organisatie van essentieel belang. Het college is echter te veel op afstand van de rest van de organisatie komen te staan. Dit heeft ertoe geleid dat een duidelijke aansturing en prioritering ontbreekt. Daarnaast ligt er nog een belangrijke opgave voor het Commissariaat om de bedrijfsvoering op voldoende niveau te brengen, zoals eerder in het verslag van de zbo-evaluatie is vastgesteld. Daar wordt door het Commissariaat in afstemming met het ministerie hard aan gewerkt. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd4.

ABDTOPConsult pleit voor een korte en een (middel-)lange termijn strategie om te komen tot een toekomstbestendige toezichthouder op de media. Voor de korte termijn is het belangrijk om de governance zo in te richten dat de organisatie in staat wordt gesteld om eerst het huis op orde te krijgen (transitiefase). Dit betreft de bedrijfsvoering en het realiseren van goede communicatie en een sterke inhoudelijke verbinding tussen het college en de werkorganisatie. Hiermee kan ook het risico op een verder personeelsverloop -dat tot voor kort zeer hoog was- worden verkleind. Van daar uit kan vervolgens voor de (middel-)lange termijn worden beoordeeld of een verdergaande aanpassing in de governance in de rede ligt. Daarbij kan gedacht worden aan herpositionering van het mediatoezicht.

Besluit

Ik volg de lijn van ABDTOPConsult om voor de herijking van de governance rekening te houden met huidige situatie bij het Commissariaat. Ik kies daarom voor een aanpassing van de governance die op korte termijn kan worden doorgevoerd. Hieruit vloeit logischerwijs voort dat het een aanpassing betreft waarvoor geen wetswijziging nodig is. Daarnaast hecht ik eraan ook de ervaringen die zijn opgedaan onder leiding van de huidige interim voorzitter mee te wegen. Verder heb ik bij mijn besluit in acht genomen dat de aangepaste governancestructuur bij voorkeur per 1 oktober 2020 van kracht wordt, zodat de nieuwe collegeleden die dan aantreden, conform deze structuur van start kunnen gaan.

Op grond van het vorenstaande zal de governance van het Commissariaat per 1 oktober 2020 als volgt worden aangepast:

  • Het Commissariaat wordt aangestuurd door de collegevoorzitter die tevens eindverantwoordelijk is voor de aansturing van de organisatie, op basis van een aanstelling van minimaal 32 uur per week.

  • Daarnaast worden twee nieuwe commissarissen aangetrokken op basis van relevante expertise met een parttime aanstelling van 25%. Deze commissarissen zijn samen met de voorzitter belast met de besluitvorming met betrekking tot het primaire proces.

  • De topzware structuur wordt verder ontlast doordat de functie van algemeen directeur komt te vervallen en niet langer wordt gewerkt met een MT als tussenlaag tussen het college en de verschillende afdelingen binnen de organisatie.

Op dit moment wordt onder leiding van de interim voorzitter feitelijk grotendeels al gewerkt volgens deze structuur. De ervaringen zijn tot nu toe positief. Met deze structuur komt de verbinding tussen de organisatie en het college meer in balans te staan en kan de rolzuiverheid beter worden bewaakt. Het Commissariaat heeft mij laten weten de interne rolzuiverheid hierbij als volgt te zullen waarborgen:

  • Het college als geheel geeft richting, benoemt resultaten, geeft de beleidskaders mee en borgt de productie en de kwaliteit van het werk van het Commissariaat.

  • De voorzitter is verantwoordelijk voor de aanpak, werkwijze en de inzet van mensen en middelen om het resultaat binnen de afgesproken kaders te bereiken. Deze rol brengt met zich mee dat de voorzitter tevens de functioneringsgesprekken voert met de practice leaders binnen de organisatie. Het mandaat voor het voeren van deze gesprekken met de overige medewerkers in de werkorganisatie ligt bij de practice leaders.

  • De werkorganisatie is integraal verantwoordelijk voor de uitvoering van taken en opdrachten en het voorbereiden van voorstellen en adviezen aan het college.

Het Commissariaat heeft aangegeven behoefte te hebben aan ondersteuning vanuit twee externe organen: een Expert Panel en een Raad van Advies. Met de Raad van Advies beoogt het Commissariaat een gremium beschikbaar te hebben dat het college kan adviseren als er behoefte is aan een vertrouwde sparring partner. Het Expert Panel zou moeten fungeren als inhoudelijk klankbord voor kennisverrijking ten aanzien van ontwikkelingen in het mediaveld. Deze externe organen zullen geen statutair onderdeel uitmaken van de organisatie. De verantwoordelijkheid voor de opstart van deze organen ligt bij het Commissariaat en de bekostiging zal uit de reguliere middelen van het Commissariaat plaatsvinden. Gezien de omvang van de organisatie en de opgave om deze op orde te krijgen in relatie tot de huidige en toekomstige toezichtsvraagstukken waar de organisatie voor staat, zie ik de meerwaarde van ondersteuning in deze vorm.

De herijking van de governance vraagt tevens om een nadere invulling van de interne organisatie van het Commissariaat. Momenteel doet het Commissariaat in samenspraak met de eigen OR hier onderzoek naar. De resultaten hieruit zullen worden gebruikt om de bevoegdheden tussen het college en de werkorganisatie vast te leggen in een herziene versie van het bestuursreglement van het Commissariaat (Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media). De vaststelling ervan zal met mij worden afgestemd en behoeft mijn goedkeuring. De planning is dat het nieuwe reglement er is voordat de nieuwe collegeleden aantreden.

Vervolgproces

In navolging van hiervoor geschetste aanpassing van de governance zijn inmiddels een aantal trajecten van start gegaan. Het gaat om de werving van de nieuwe collegeleden, de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden die voor de nieuwe leden zullen gelden en de opstelling van een samenwerkingsprotocol met het Commissariaat. Ik licht deze trajecten hierna kort toe.

Werving nieuwe commissarissen

Nu er duidelijkheid is over de aanpassing van de governance kan worden overgegaan tot het werven van de nieuwe commissarissen die vanaf 1 oktober zullen worden aangesteld. Hierbij wordt het hele college vernieuwd. De wervingsprocedure wordt onder verantwoordelijkheid van het Commissariaat uitgevoerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van openbare profielschetsen en wordt een onafhankelijke benoemingsadviescommissie ingesteld, ondersteund door een extern wervingsbureau. Op grond van de voordracht van deze commissie zal ik de nieuwe aan te stellen commissarissen benoemen, zoals de Kaderwet zbo’s voorschrijft. Dit wervingsproces is conform de procedure zoals die is voorzien in het wetsvoorstel Variawet dat op dit moment bij de Eerste Kamer aanhangig is5.

Aanpassing bezoldigingsbesluit (arbeidsvoorwaarden)

Daarnaast is het afgelopen jaar mede naar aanleiding van publicaties en Kamervragen discussie ontstaan over de arbeidsvoorwaarden van de collegeleden, onder andere over de wachtgeldregeling, secundaire arbeidsvoorwaarden die thans minder gebruikelijk zijn en de overstap van een voormalig collegelid naar een onder toezicht gestelde partij. In reactie op de Kamervragen hierover heb ik uw Kamer laten weten na te zullen gaan of de huidige arbeidsvoorwaarden nog aansluiten bij de arbeidsvoorwaarden bij de overheid en aan de overheid gelieerde organisaties6. Dit heeft ertoe geleid dat ik heb besloten het bezoldigingsbesluit aan te passen. Daarbij is het uitgangspunt om de arbeidsvoorwaarden zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de arbeidsvoorwaarden zoals die gelden voor de sector Rijk. Het aangepaste bezoldigingsbesluit verwacht ik voor het einde van het zomerreces in de Staatcourant te publiceren.

Samenwerkingsprotocol OCW-Commissariaat

ABDTOPConsult stipt in zijn rapport tevens de relatie van het Commissariaat met mijn ministerie aan (de zogeheten «driehoek»). De invulling van de relatie tussen OCW, zowel in de rol van eigenaar als in de rol van opdrachtgever, en het Commissariaat als opdrachtnemer vindt zijn grondslag in de Kaderwet zbo’s. In de driehoek van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer dient een ieder vanuit de eigen rol sturing en richting te geven aan de inhoud van de gesprekken om tot een gedeeld beeld te kunnen komen over bedrijfsvoering, prioriteitstelling binnen het toezicht en de budgettering. Vanuit mijn ministerie worden deze driehoekgesprekken al gevoerd. Niettemin neem ik het advies ter harte om hierin een verbeterslag te maken door de rollen en de wisselwerking tussen deze drie actoren nader vorm te geven. Zodra de nieuwe collegeleden zijn aangetreden zal ik met het Commissariaat een samenwerkingsprotocol opstellen waarin concrete werkafspraken worden vastgelegd. Daarbij zal ik ook zaken betrekken als de wijze waarop functioneringsgesprekken met het college worden gevoerd en hoe voortaan een adequate toets op onverenigbare nevenfuncties plaatsvindt.

Tot slot

De verkenning van ABDTOPConsult heeft mij en het Commissariaat afdoende aanknopingspunten geboden die hebben geleid tot de bovengenoemde aanpassingen in de governance van het Commissariaat en de nog vast te stellen nadere invulling van de interne organisatie. Ik heb met het Commissariaat afgesproken de komende twee jaar als transitieperiode aan te merken. Een periode waarin onder leiding van het nieuw aan te stellen college de inmiddels ingezette verbetertrajecten kunnen worden voortgezet. Maar vooral ook een periode waarin het nieuwe college invulling en uitvoering zal geven aan een lange termijn toezichtstrategie. Ik verwacht dat met de gewijzigde governancestructuur een adequate realisatie van deze doelen kan worden bereikt. In de reguliere gesprekken die ik in mijn rol als eigenaar van het Commissariaat voer, zal ik de voortgang hiervan bewaken. Tevens zal ik tegen het einde van deze transitieperiode (oktober 2022) de werking van de aangepaste governance evalueren en op basis daarvan bezien of een eventuele wijziging nodig of wenselijk is.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 32 827, nr. 184.

X Noot
3

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 171.

X Noot
4

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 229.

X Noot
5

Kamerstuk 35 042, A.

X Noot
6

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 229.

Naar boven