32 824 Integratiebeleid

Nr. 305 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de kabinetsreactie aan op het onderzoek naar duurzame integratie van statushouders door het Toezicht Sociaal Domein (TSD). Graag bedank ik TSD voor hun onderzoek en bijdrage aan de verdere ontwikkeling van een integrale integratie aanpak op lokaal en landelijk niveau.

De hoofdconclusie van het onderzoek van TSD is dat er voor de integratie van statushouders op landelijk niveau extra inspanningen nodig zijn om een integrale aanpak op lokaal niveau te faciliteren. Het kabinet herkent zich in deze oproep. In het regeerakkoord gaf het kabinet aan dat van nieuwkomers wordt verwacht dat zij alles doen om te integreren: het leren van de taal, het respecteren van onze wetten, het omarmen van onze vrijheden en gelijkheden en het vinden van werk. Tegelijkertijd is voor succesvolle integratie zowel het nemen van eigen verantwoordelijkheid vereist, als een samenleving die iedereen de kans biedt zijn talenten te ontplooien.1 Een integrale aanpak is daarmee randvoorwaardelijk voor een succesvol integratiebeleid.

Met de breed gesteunde nieuwe Inburgeringswet komt de regie voor de inburgering bij gemeenten te liggen. Dankzij deze wet krijgen gemeenten zicht op alle inburgeringsplichtigen die binnen de eigen gemeenten (komen) wonen, statushouders en gezinsmigranten. De brede intake is het instrument waarmee gemeenten een op maat gemaakt plan maken. Het doel hiervan is om alle verschillende domeinen in kaart te brengen én bindende afspraken te maken over het inburgeringsproces, als start van hun verdere integratie in de Nederlandse samenleving. Denk hierbij aan onder andere; taal, (vrijwilligers)werk, inkomen, sport, gezondheidszorg, onderwijs en sociaal netwerk.

Tegelijkertijd blijft het Rijk stelselverantwoordelijk, om ook op die manier de integraliteit van de uitvoering te stimuleren. Daarom is een centrale plek ingeruimd voor monitoring en evaluatie, dat behulpzaam is om van het nieuwe inburgeringsstelsel een lerend stelsel te maken. Dat geldt op uitvoeringsniveau, schakelniveau (keten- en andere partijen die de uitvoering vertegenwoordigen) en op stelselniveau. Zo krijgen we een stelsel dat toekomstbestendig is.

Aanbevelingen op rijksniveau

Het kabinet ziet uitkomsten van dit onderzoek als ondersteuning van het beleid. We willen met de nieuwe Wet inburgering nieuwkomers een betere start in Nederland geven. TSD geeft terecht aan dat de Inburgeringswet niet op zichzelf staat en dat er extra inspanningen nodig zijn in de afstemming tussen betrokken departementen. Daarom werken het Rijk, gemeenten en andere partijen in verschillende programma’s samen die zich richten op het oplossen van knelpunten bij een integrale aanpak van meervoudige problematiek. Voorbeelden daarvan zijn het Programma Schulden, de aanpak van kwetsbare jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt en het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA). Met de Participatiewet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de Jeugdwet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening hebben gemeenten verschillende taken en middelen op het gebied van participatie en werk, zorg en (jeugd)hulpverlening. Daarnaast moet het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) bijdragen aan een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek door de verschillende partijen uit het sociaal domein en met partijen uit aanpalende domeinen zoals het zorg- en veiligheidsdomein. Hierdoor kan straks sneller «integrale» hulp worden geboden aan kwetsbare mensen, waaronder nieuwkomers.

Aanbevelingen op lokaal niveau

Het nieuwe inburgeringsstelsel draagt bij aan een betere integratie van nieuwkomers. Inburgering richt zich hierbij niet alleen op taal en werk. Door de regie bij gemeenten te leggen, kunnen zij lokaal goed de verbinding leggen met de andere domeinen binnen het sociaal domein. Door die verbinding te leggen, kunnen eventuele knelpunten integraal opgepakt worden. Zo zijn het financieel ontzorgen en de brede intake elementen die bijdragen aan het voorkomen dat mensen direct na aankomst in de schulden komen. TSD vraagt hierbij specifiek aandacht voor de groep statushouders met lage cognitieve vermogens. Door het inzetten van een onafhankelijke leerbaarheidstoets in combinatie met het advies van gemeenten tijdens de brede intake wordt al in een vroeg stadium vastgesteld welke route het meest geschikt is voor elke inburgeraar. Hierdoor hebben gemeenten vanaf het begin zicht op inburgeraars die extra hulp nodig hebben. Ook is het voor deze groep mogelijk om de inburgeringstermijn te verlengen na drie jaren als individuele omstandigheden hier om vragen.

Voor zover de aanbevelingen niet al zijn opgevolgd en meegenomen in het nieuwe inburgeringsstelsel kan in de toekomst bezien worden of deze aanbevelingen passen binnen acties volgend uit monitoring dan wel het lerend stelsel.

Collectieve verantwoordelijkheid

Tot slot: zoals TSD in haar brief aangeeft vergt integratie inderdaad een lange adem. Voor veel nieuwkomers biedt Nederland veel kansen en mogelijkheden. Tegelijkertijd gelden hier ook wetten en regels die anders zijn dan in het land van herkomst. Succesvol deelnemen aan een voor nieuwkomers nieuwe maatschappij is daarmee niet iets wat van vandaag op morgen georganiseerd is. Het nieuwe inburgeringsstelsel draagt bij aan een goed begin in Nederland maar staat niet op zichzelf. Het uiteindelijke succes van een samenleving waar iedereen zich thuis voelt is echter een collectieve verantwoordelijkheid.

Als verantwoordelijk Minister voor inburgering en integratie blijf ik continu de samenwerking zoeken met de andere betrokken departementen en (overheids)-instanties om ervoor te zorgen dat iedere nieuwkomer zich welkom voelt en zo snel mogelijk meedoet aan de Nederlandse samenleving.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Regeerakkoord 2017: «Vertrouwen in de toekomst», pag. 50–55 (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34)

Naar boven