32 824 Integratiebeleid

Nr. 288 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2019

Na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 augustus 20111 oordeelde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor het inburgeringsbeleid, in september 2011 dat alle Turkse onderdanen en hun gezinsleden niet langer inburgeringsplichtig zijn. Dit besluit had tot gevolg dat ook Turkse asielstatushouders op grond van bestaand beleid geen aanspraak maken op inburgeringsvoorzieningen.

Destijds was sprake van een zeer gering aantal Turkse asielstatushouders. Sinds medio 2016 is echter sprake van een stijging van het aantal Turkse onderdanen dat in Nederland asiel aanvraagt. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 juli 20192in een uitspraak overwogen dat niet valt in te zien dat de inburgeringsplicht niet zou gelden voor Turkse asielstatushouders. Deze zaak betrof een geschil tussen een asielstatushouder met de Turkse nationaliteit en SZW over de inburgeringsplicht en de voorwaarden van de door DUO verstrekte lening.

Tegen deze achtergrond kom ik nu tot de conclusie dat de inburgeringsplicht vanaf 2011 gecontinueerd had moeten worden voor Turkse asielstatushouders.

Het heeft mijn voorkeur om Turkse asielstatushouders via het opt-insysteem de kans te geven om alsnog onder het huidige inburgeringsstelsel in te burgeren. Het opt-insysteem zal per direct ingaan en eindigen met de inwerkingtreding van het nieuwe inburgeringsstelsel. Het zal opengesteld worden voor alle Turkse onderdanen die de afgelopen jaren in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Indien zij van deze mogelijkheid gebruikmaken, gelden alle rechten én plichten van het huidige inburgeringsregime, zoals die nu ook gelden voor de andere asielstatushouders.

Door het bieden van deze mogelijkheid, kom ik tevens tegemoet aan de wens van verschillende gemeenten, Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en COA, die erop hebben gewezen dat de uitzonderingspositie van Turkse asielstatushouders een onwenselijke situatie is. Met deze mogelijkheid kunnen ook Turkse asielstatushouders aanspraak kunnen maken op inburgeringsvoorzieningen, kunnen zij mee doen aan de voorinburgering verzorgd door het COA en kunnen gemeenten geld krijgen voor maatschappelijke begeleiding van Turkse asielstatushouders. Daarnaast bestaat er voor hen dan ook recht op kwijtschelding van een DUO-lening.

Met de betrokken uitvoeringsorganisaties DUO, IND, COA en gemeenten breng ik momenteel de gevolgen in kaart zodat de uitvoeringspraktijk hierop kan worden aangepast. Ik streef ernaar dat het opt-insysteem in januari 2020 open wordt gesteld.

Tot slot

In mijn brief van 25 juni 2019 over het integratiebeleid3 heb ik uw Kamer laten weten hoe het onderzoek verloopt naar de juridische mogelijkheden om het nieuwe inburgeringsbeleid ook te laten gelden voor alle individuele Turkse nieuwkomers.4Dit onderzoek, in samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken nadert voltooiing. Over de uitkomsten ervan verwacht ik uw Kamer binnenkort te informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

CRvB 16 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR4959.

X Noot
2

Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 11 juli 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3510.

X Noot
3

Kamerstuk 32 824, nr. 283.

X Noot
4

In het kader van de door de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Paternotte en Pieter Heerma, Kamerstuk 35 000 XV, nr. 23.

Naar boven