32 824 Integratiebeleid

Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juli 2017

Het delen van (bestaande) praktijkkennis en het opbouwen en verwerven van nieuwe kennis vormt een belangrijke hoeksteen voor goed onderbouwde en succesvolle beleidsontwikkeling en -uitvoering. Dit geldt in het bijzonder voor het thema integratie, waarbinnen kennis een sleutelinstrument is. Een gedegen kennisfunctie op integratiedomein is daarom onontbeerlijk. Om deze reden is in 2015 het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) opgericht. Een programma dat in samenwerking met Verwey-Jonker Instituut en Movisie is vormgeven, om continuering van kennisontwikkeling en verspreiding richting alle relevante stakeholders te borgen. Hierover heb ik uw Kamer middels de brief «Invulling transformatie kennisfunctie1» geïnformeerd. Ik heb u toen ook toegezegd dat ik na een periode van twee jaar het platform zou evalueren. Inmiddels heeft deze evaluatie plaatsgevonden.

De evaluatie, die ik u als bijlage bij deze brief meestuur2, is in de eerste helft van dit jaar uitgevoerd door Berenschot, en begeleid door een commissie bestaande uit medewerkers van het departement en als betrokken stakeholders de gemeenten Rotterdam en Almere. Berenschot heeft de evaluatie in een aantal stappen uitgevoerd. Allereerst zijn de bestaande documenten over de kennisfunctie en beleid geanalyseerd, gevolgd door analyse van social media en 40 gesprekken en bijeenkomsten met verschillende belanghebbenden, waaronder gemeenten, bedrijfsleven, wetenschap en media. De eerste conclusies die hieruit getrokken zijn, zijn vervolgens getoetst in een drietal validatiesessies. Op deze wijze is Berenchot tot een goed afgewogen oordeel over het functioneren van KIS gekomen, evenals inzicht in de behoefte voor nadere doorontwikkeling van de kennisfunctie.

Het evaluatierapport laat een relatief positief beeld van KIS zien: Berenschot concludeert dat KIS binnen de gegeven randvoorwaarden over het algemeen de juiste dingen gedaan heeft, en deze dingen ook op een toereikende wijze gedaan heeft. Daarbij concludeert Berenschot dat het vormen van het platform door een combinatie van de bestaande organisaties Verwey-Jonker Instituut en Movisie een goede keuze is geweest, gezien de bestaande kennis en netwerken ervan, evenals de sterke punten van de twee bureaus die elkaar goed aanvullen.

Berenschot geeft daarbij wel aan dat er behoefte is aan doorontwikkeling van het programma, daarbij gaat het om een breed pallet aan aanbevelingen, die in drie hoofdcategorieën samen te vatten zijn:

  • Positie van KIS: blijf inzetten op de onafhankelijke positie van het instituut, versterk de identiteit ervan en zorg voor meer bekendheid van KIS en haar producten.

  • Werkrelaties van KIS: versterk de netwerken en relaties met verschillende relevante partijen, waaronder verschillende departementen, gemeenten, bedrijfsleven en wetenschap.

  • Werkinhoud van KIS: Leg meer focus op praktijk- en implementatiekennis en het toegankelijk maken van kennis aan de stakeholders, waaronder professionals en gemeenten, en verbreed daarbij de aandacht naar het vraagstuk van sociale cohesie.

Na overleg met de begeleidingscommissie en KIS, heb ik besloten deze geadviseerde ontwikkelrichting op hoofdlijnen over te nemen. Zowel de begeleidingscommissie als KIS kunnen zich hierin vinden. Hierop heb ik KIS gevraagd om voor het einde van het jaar met een nieuw meerjarenplan te komen, waarbinnen de geadviseerde ontwikkelrichting geïmplementeerd wordt. Hierbij is het van belang om op te merken dat KIS, in afstemming met het Ministerie van SZW, al eerder een aantal stappen in deze richting heeft gezet. Hierbij gaat het onder meer om het meer betrekken van de stakeholders door KIS, in de vorm van een Raad van Advies, klankbordgroepen per thema en een consultatieronde met stakeholders over de kennisbehoefte voor de komende periode. Tevens heeft KIS in het jaarplan 2017 reeds meer aandacht aan implementatievraagstukken besteed en is het thema sociale cohesie al geagendeerd voor het volgende werkplan.

Deze inmiddels ingezette acties zullen, in combinatie met de te nemen stappen in het nieuwe meerjarenplan, leiden tot verdere versterking van het kennisplatform. Het Ministerie van SZW zal, op gepaste afstand en in gesprek met stakeholders, de ontwikkeling van KIS blijven volgen en monitoren, en indien nodig bijsturen. Hiermee wordt een goede basis gelegd voor een toekomstbestendig kennisplatform, dat relevante kennis en informatie biedt aan alle actoren op het thema integratie en samenleving, teneinde effectief beleid en activiteiten te kunnen ontplooien.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 32 824, nr. 76

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven