Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2021
In december 2020 heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (hierna: de inspectie)
het rapport Een lappendeken. Zicht op toezicht. Actueel overzicht van de invulling van het interbestuurlijk
toezicht domein monumenten en archeologie door provincies aan mij aangeboden. Het rapport is, naar aanleiding van de evaluatie in 2017 van
het stelsel van het generiek toezicht door de Minister van BZK, op mijn verzoek tot
stand gekomen. Hierbij zend ik u het rapport toe1 en geef ik mijn reactie op de inhoud van het rapport.
De inspectie constateert dat er verschillen zijn in de wijze waarop het toezicht door
de provincies wordt ingevuld, zowel wat betreft intensiteit als criteria. Ook constateert
de inspectie dat verbeteringen mogelijk zijn in de wijze waarop informatie gedeeld
wordt, bijvoorbeeld over meldingen van burgers. Verder constateert de inspectie dat
door de verschillen tussen de provincies op landelijk niveau niet altijd goed inzicht
is in bepaalde trends en/of risico’s op gemeentelijk niveau. De erfgoedmonitor van
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de vierjaarlijkse Erfgoedbalans en
de monitor van de inspectie geven weliswaar een goed beeld van de stand van zaken,
maar dat laat onverlet dat de signalen die uit het Interbestuurlijk Toezicht (IBT)
komen dit beeld kunnen aanvullen. Positief is dat de inspectie in haar rapport constateert
dat ruim de helft van de provincies inmiddels bezig is met de professionalisering
van het toezicht op erfgoed.
Naar aanleiding van het rapport ben ik samen met het Ministerie van BZK in gesprek
getreden met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG). De provincies geven aan dat met de invoering van de Wet revitalisering generiek
toezicht in 2012 het interbestuurlijk toezicht is vereenvoudigd en versoberd. De keuze
voor een gedecentraliseerd toezicht brengt met zich mee dat er verschillen zijn en
zullen blijven tussen provincies. Provincies hebben hun toezichtwerkzaamheden niet
ingericht met het oog op het kunnen aggregeren van informatie naar een landelijk beeld.
Er zijn destijds ook geen afspraken gemaakt over het verstrekken van toezichtinformatie
aan mijn ministerie.
Naar aanleiding van de evaluatie uit 2017 van de in 2012 ingevoerde Wet revitalisering
generiek toezicht hebben de Minister van BZK, het IPO, de VNG en Staatssecretaris
van Financiën de Agenda Toekomst interbestuurlijk Toezicht (ATT) opgesteld. De ATT
beoogt een verandering in werkwijze, waarbij toezichthouders en toezichtontvangers
gezamenlijk en in dialoog, het IBT vormgeven. In de Agenda zijn vijf actielijnen benoemd
waaronder het uniformeren van de uitvoering van het toezicht. Deze actielijn ziet
onder meer op landelijke afspraken over de verschillende domeinen waar het toezicht
zich op zou moeten richten. Daarnaast moet duidelijk zijn wat het normenkader is,
welke methodiek en werkwijze de toezichthouder hanteert en hoe wordt omgegaan met
de uitkomsten. Toezichtontvangers en toezichthouders weten dan wat ze van elkaar kunnen
verwachten. Dit moet uitmonden in één landelijk toezichtkader voor het generieke toezicht.
In het verlengde daarvan wordt gewerkt aan (landelijke) afspraken over inhoud en wijze
van rapporteren.
Als onderdeel van deze actielijn zal door provincies en gemeenten in samenwerking
met het IPO, de VNG en de Ministeries van BZK en OCW een gemeenschappelijk toezichtkader
voor erfgoed worden uitgewerkt. Hiertoe zal op korte termijn een werkgroep worden
gestart. Daarbij worden de verschillende verantwoordelijkheden binnen het gedecentraliseerde
erfgoedstelsel in acht genomen. Ook betrek ik het rapport van de inspectie bij de
beleidsdoorlichting erfgoed en de evaluatie van de Erfgoedwet.
Tot slot wijzen zowel provincies als gemeenten erop dat IBT slechts een van de manieren
is om te bevorderen dat in de praktijk het juiste gebeurt. Ook kennisnetwerken, handreikingen
en ondersteuning van gemeenten via steunpunten voor erfgoed spelen een belangrijke
rol, net als de vele dagelijkse contacten die er tussen medewerkers van de verschillende
bestuurslagen bestaan.
Ik kijk er naar uit om samen met provincies en gemeenten en met inachtneming van ieders
verantwoordelijkheid, stappen te zetten om het toezicht op erfgoed op alle niveaus
zo goed mogelijk vorm te geven.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven