32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

34 293 Renovatie Binnenhof

Nr. 376 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2020

Bij de begrotingsbehandeling van Algemene Zaken op 10 oktober 2018 heeft de Minister-President aan het lid Van Raak de toezegging gedaan om onderzoek te doen naar de mogelijkheden en randvoorwaarden voor onderzoek naar de historische graven onder de voormalige Hofkapel aan het Binnenhof, in het bijzonder het graf van Johan van Oldenbarnevelt.

Als invulling van de toezegging is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een rapport opgesteld waarin deskundigen vanuit verschillende disciplines hun licht op de kwestie laten schijnen. U treft het rapport in de bijlage aan1. Met het rapport als basis, hebben vanuit de drie betrokken departementen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Algemene Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) diverse gesprekken plaatsgevonden. De projectleiding van de renovatie van het Binnenhof was hier steeds nauw bij betrokken.

In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de inhoud van het opgestelde rapport, de bevindingen uit de gevoerde gesprekken en meld ik uw Kamer hoe we dit alles wegen.

Samenvatting onderzoeksrapport

In het rapport «De stoffelijke resten van Johan van Oldenbarnevelt; inventariserend onderzoek naar het graf en de mogelijkheden tot identificatie» wordt ingegaan op de geschiedenis van de Hofkapel als begraafplaats en de vraag of het waarschijnlijk is dat de resten van Johan van Oldenbarnevelt nog aanwezig zijn onder het gebouw van de huidige Eerste Kamer. Vervolgens wordt de vermoedelijke toestand van de graven besproken en tot slot wordt in kaart gebracht welke technieken bruikbaar zouden kunnen zijn om de mogelijk nog aanwezige resten te onderzoeken of zelfs te identificeren en welke randvoorwaarden daarbij gelden.

Het rapport is opgesteld onder regie van de RCE. Voor het opstellen ervan zijn specialisten geraadpleegd ten aanzien van geschreven bronnen, archeologen, fysisch antropologen en DNA-onderzoekers.

De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn de volgende:

  • ter plekke liggen honderden, soms zeer bijzondere bijzettingen uit een periode van circa 500 jaar (waarvan tientallen van met naam en toenaam bekende personen).

  • het is niet uitgesloten dat er nog (skelet)resten van Johan van Oldenbarnevelt te vinden zijn onder de voormalige Hofkapel;

  • de verschillende verbouwingen en herordeningen van de graven maken dat de resten hoogstwaarschijnlijk niet meer in de context van hun oorspronkelijke begraving liggen;

  • er is (nog) geen hedendaagse DNA-match beschikbaar waarmee de stoffelijke resten van Johan van Oldenbarnevelt zouden kunnen worden geïdentificeerd; dit betekent dat identificatie langs deze weg niet mogelijk zal zijn, tenzij aanvullend archiefonderzoek uitwijst dat alsnog voor het DNA-onderzoek geschikte nazaten van Van Oldenbarneveldt kunnen worden getraceerd.

Bevindingen gesprekken

Over het rapport hebben zoals gezegd diverse gesprekken plaatsgevonden: tussen de departementen, maar ook met de afdeling archeologie van de gemeente Den Haag en de opstellers van het rapport zelf. Onderwerpen die daarbij aan de orde zijn gekomen zijn de historische en wetenschappelijke betekenis van de graven onder de voormalige Hofkapel aan het Binnenhof, eventuele andere benaderingen dan de in het rapport genoemde, de vraag of een opgraving wel zou passen binnen wet- en regelgeving en tot slot de praktische haalbaarheid van een opgraving binnen de aankomende renovatie van het Binnenhof. Dit leidde tot de volgende bevindingen:

  • Het historische belang van Johan van Oldenbarnevelt staat buiten kijf. De recente opname in de Canon van Nederland onderstreept dit opnieuw.2 Maar ook de andere graven onder de voormalige Hofkapel zijn van grote historische en wetenschappelijke waarde. Ook als een opgraving er niet toe zou leiden dat Johan van Oldenbarnevelt kan worden geidentificeerd leidt deze tot relevante nieuwe inzichten, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van de lokale populatie, ziektes en de begravingscultuur ter plekke.

  • Ook als aanvullend archiefonderzoek niet leidt tot het alsnog beschikbaar komen van hedendaagse DNA-match, is er nog één (kleine) mogelijkheid waarop Johan van Oldenbarnevelt kan worden geïdentificeerd. Daarbij is het gegeven van belang dat ook de zoon van Johan van Oldenbarnevelt onder de voormalige Hofkapel is begraven en dat ook hij door middel van onthoofding om het leven is gebracht. Wanneer er dus twee genetisch nauw verwante skeletten zouden worden gevonden, waarvan de leeftijden overeenkomen met vader en zoon Van Oldenbarnevelt en die beide sporen van onthoofding vertonen, is de waarschijnlijkheid groot dat het om deze personen gaat.

  • Het verdrag van Valetta is de basis voor de Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van archeologie. Hieruit volgt dat uitgangspunt van de omgang met archeologische vindplaatsen in Nederland het principe van het behoud van cultureel erfgoed in situ (ter plekke) is. Opgraving vindt pas plaats op het moment dat behoud in situ niet meer mogelijk is, of wanneer er een bijzondere wetenschappelijke aanleiding voor is. De renovatie van het Binnenhof raakt de archeologische vindplaats onder de voormalige Hofkapel niet. Het verrichten van een archeologische opgraving onder het gebouw van de Eerste Kamer is daarmee vanuit wet- en regelgeving geen vanzelfsprekendheid, maar er bestaat de ruimte om hier, op wetenschappelijke gronden, toch voor te kiezen.

  • Het is van belang dat de renovatie van het Binnenhof geen vertraging oploopt ten gevolge van een opgraving. Aan deze randvoorwaarde zal kunnen worden voldaan.

Weging

Op basis van het rapport en de gevoerde gesprekken hebben wij, alles afwegende, besloten om opdracht te gaan geven tot een opgraving die is gericht op het onderzoeken van de graven onder de voormalige Hofkapel. Dit in de wetenschap dat er slechts een kleine kans bestaat dat Johan van Oldenbarnevelt hierbij zal kunnen worden geïdentificeerd. De wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis van deze plek is echter dusdanig groot dat we toch kiezen voor het uitvoeren van een opgraving. Daarbij weegt ook mee dat het grote kansen biedt om archeologisch onderzoek en onze nationale geschiedenis aan een breed publiek te presenteren. Dit sluit aan bij de ambitie uit het kabinetsakkoord om meer aandacht te besteden aan historische plaatsen. Ook geeft het uitvoering aan de motie van het lid Beckerman over publieksparticipatie bij archeologisch onderzoek.3

Vervolg

De uitvoering zal plaatsvinden door de afdeling archeologie van de dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, in combinatie met specialistische onderaannemers. De RCE treedt hierbij op als adviseur. In de komende maanden zal er eerst een Programma van Eisen worden opgesteld dat inhoudelijk richting geeft aan het onderzoek. Op basis hiervan vindt verdere uitwerking in een Plan van Aanpak plaats. De verwachting is dat het onderzoek, inclusief voorbereiding, in de periode medio 2020–eind 2021 zal worden uitgevoerd. De kosten van het onderzoek zullen worden gedekt door de drie betrokken departementen gezamenlijk.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven