Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2015
Enkele maanden geleden werd bekend dat een kunstwerk van Rembrandt van Rhijn, te weten
de huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit, te koop wordt aangeboden.
Het is een bijzonder stel, geschilderd door een nog jonge Rembrandt in 1634. De portretten
geven een uniek beeld van het leven van de Nederlandse burgerij in de eerste helft
van de 17e eeuw.
De schilderijen zijn in 1877 door de Amsterdamse familie Van Loon verkocht aan de
familie Rothschild, en maken tot op de dag van vandaag deel uit van hun privécollectie.
Het is uitzonderlijk dat een kunstwerk van deze kwaliteit en met deze voor Nederland
unieke historische waarde op de markt komt.
Uw Kamer heeft om die reden onlangs via de Minister-President een breed gedragen verzoek
aan het kabinet gedaan om, samen met het Rijksmuseum Amsterdam, het mogelijk te maken
dat de portretten in het Nederlandse publieke domein komen. Opdat velen in ons land
en daarbuiten, dit bijzonder en uniek Nederlands cultureel erfgoed met eigen ogen
kunnen aanschouwen.
Het kabinet deelt het breed gedragen oordeel van uw Kamer, dat het hier gaat om een
zeer uitzonderlijk kunstwerk. Beide portretten zijn door de wijze waarop Rembrandt
de jonggehuwden heeft vastgelegd, onvergelijkbaar met andere werken van zijn hand.
Het zijn de grootste portretten die hij heeft geschilderd en het paar is staande ten
voeten uit geportretteerd. Ook in vergelijking met andere schilderijen van Rembrandt
is hier sprake van een uniek werk. Het kabinet is daarom bereid om de verwerving van
het exceptionele kunstwerk uit een bijzondere periode in de Nederlandse (cultuur)historie
mede mogelijk te maken.
Het kabinet wil als volgt invulling geven aan het breed gedragen verzoek van uw Kamer
om, samen met het Rijksmuseum Amsterdam, de aankoop van de huwelijksportretten mogelijk
te maken.
De verkoopprijs van de schilderijen gezamenlijk is € 160 miljoen. Het kabinet is bereid
om hiervoor € 80 miljoen binnen de rijksbegroting vrij te maken. Het kabinet heeft
daartoe dekking gevonden uit hogere dividendontvangsten (€ 50 miljoen) op artikel 3
van de begroting van Financiën en bij het Museaal Aankoopfonds (€ 30 miljoen) van
de begroting van OCW. Er blijven middelen beschikbaar in het Museaal Aankoopfonds
om als dat nodig is een bijdrage te kunnen leveren aan het verwerven van kunstwerken
die op de WBC-lijst staan. Het streven is het fonds binnen vijf jaar aan te vullen.
Een kasschuif op de begroting van Financiën en de Aanvullende Post (€ 50 miljoen)
draagt zorg voor het juiste kasritme.
Het Rijksmuseum Amsterdam neemt de fondsenwerving voor de andere € 80 miljoen op zich.
Deze fondsenwerving is in een gevorderd stadium en het Rijksmuseum Amsterdam verwacht
voor het eind van het jaar het benodigde bedrag bij elkaar te hebben. Het kabinet
zal de ontwikkelingen op de voet volgen.
Gelijktijdig met deze brief ontvangt uw Kamer de Incidentele Suppletoire Begroting
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2015 (Kamerstuk
34 285), de Incidentele Suppletoire Begroting van het Ministerie van Financiën voor het
jaar 2015 (Kamerstuk 34 286) en de nota van wijziging van de begroting van het Ministerie van Financiën voor
het jaar 2016 (Kamerstuk 34 300 IX, nr. 5). Daarin worden de mutaties die bij de voorstellen in deze brief horen aan u voorgelegd.
Het kabinet hoopt dat als deze bijzondere huwelijksportretten in het publieke domein
terechtkomen, zoveel mogelijk mensen hiervan kunnen genieten. Samen met het Rijksmuseum
Amsterdam zal het kabinet zich er dan voor inzetten dat de schilderijen voor een breed
publiek – van jong tot oud – in Nederland toegankelijk zijn.
mede namens de Minister-President,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem