De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat voor de culturele en muzikale vorming in Nederland de beschikbaarheid van symfonische muziek voor het gehele
land van groot belang is;
voorts constaterende, dat het kabinet voornemens is, het budget voor de orkesten in de BIS terug te brengen en in het kader
van de regionale spreiding een subsidie van maximaal 6 mln. per jaar beschikbaar te stellen voor de instandhouding van minimaal
één volwaardige orkestvoorziening per verzorgingsgebied;
constaterende, dat in de conceptministeriële regeling evenwel ook de mogelijkheid is gecreëerd om voor drie daarin genoemde
verzorgingsgebieden het zelfstandig doorfunctioneren van de bestaande rijksgefinancierde orkesten als uitgangspunt te nemen,
door twee in plaats van één orkestinstelling per verzorgingsgebied te subsidiëren, onder voorwaarde van cofinanciering bij
beide instellingen;
constaterende, dat voor een levendige muziekcultuur de rol van orkesten in hun standplaats en omgeving van grote betekenis
is;
van mening, dat in plaats van zelfstandig doorfunctioneren, samenwerking in de bedoelde verzorgingsgebieden de voorkeur verdient;
verzoekt de regering om initiatieven in de drie genoemde verzorgingsgebieden die het reële uitzicht bieden op structurele
samenwerking aldaar van twee volwaardige symfonische orkesten onder voorwaarden te honoreren;
verzoekt de regering voorts voor een gezamenlijk plan per verzorgingsgebied tijdelijk gedurende een periode van maximaal vier
jaar een bedrag van € 500 000 per jaar per individueel gecofinancierd orkest extra beschikbaar te stellen, en dit mogelijk
te maken door maximaal 12 mln. te reserveren in het budget dat beschikbaar is voor frictie- en transitiekosten,
en gaat over tot de orde van de dag.