32 811 Wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 27 januari 2011 en het nader rapport d.d. 24 mei 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 januari 2011, no. 11.000066, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet vervoer over zee in verband met de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences, met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 januari 2011, nr. 11.000066, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 januari 2011, nr. W14.11.0005/IV, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel voorziet in het laten vervallen van de in de Wet vervoer over zee (hierna: de Wet) opgenomen bepalingen die betrekking hebben op lijnvaartconferences. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening met betrekking tot de intrekking van artikel 32 van de Wet.

Zoals de toelichting vermeldt, bevat artikel 32 van de Wet uitvoeringsregels voor de bemiddelingsprocedure die is neergelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (hierna: de Code). Deze procedure is aan de orde bij geschillen waarbij een lijnvaartconference is betrokken.

Volgens de toelichting is artikel 32 van de Wet zinledig geworden, aangezien lijnvaartconferences niet langer zijn toegestaan. Om die reden voorziet het voorstel in de intrekking van artikel 32 van de Wet.2

De Afdeling merkt op dat de toelichting geen aandacht besteedt aan de vraag of Europeesrechtelijke mededingingsregels van toepassing zijn op de in de Code opgenomen geschilbeslechtingsregeling en de daarop gebaseerde Nederlandse uitvoeringsregels. Mede gelet hierop, acht de Afdeling niet uitgesloten dat nog geschillen aanhangig zijn of alsnog kunnen optreden waarop de bemiddelingsprocedure van de Code van toepassing is. De enkele stelling in de toelichting dat artikel 32 van de Wet zinledig is geworden, overtuigt daarom niet. Dit klemt te meer nu het voorstel niet voorziet in terugwerkende kracht en evenmin een overgangsregeling bevat voor die geschillen.

De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen en het voorstel zo nodig aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het wetsvoorstel, maar maakt één kanttekening met betrekking tot de intrekking van artikel 32 van de Wet vervoer over zee. In reactie hierop zij het volgende opgemerkt.

Met artikel 32 van de Wet vervoer over zee is uitvoering gegeven aan de in het Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (hierna: de Code) opgenomen bemiddelingsprocedure met betrekking tot geschillen over de toepassing en werking van de Code. Artikel 32 regelt de tenuitvoerlegging van een in een bemiddelingsprocedure gegeven aanbeveling die bindend is overeenkomstig de Code.

De Code kent geen overgangsrecht. Dit betekent dat vanaf het moment dat de opzegging van de Code effect heeft, de in de Code opgenomen bepalingen met betrekking tot de internationale bemiddelingsprocedure niet langer gelden. Dit geldt ook voor de in de Code opgenomen bepalingen met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van bindende aanbevelingen. Om die reden wordt met het wetsvoorstel artikel 32 van de Wet ingetrokken.

Voor zover bekend is van lopende geschillen waarbij Nederlandse reders of verladers betrokken zijn geen sprake. Lijnvaartconferences die het vervoer van of naar Europese havens verzorgen zijn als gevolg van de intrekking van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences bij verordening (EG) nr. 1419/2006 niet langer toegestaan en geschillen met betrekking tot deze conferences zullen zich niet langer voordoen. Nederlandse reders kunnen nog wel betrokken raken bij geschillen met betrekking tot lijnvaartconferences die het vervoer tussen landen buiten Europa verzorgen. Tot de datum waarop de opzegging van de Code effect heeft is op deze geschillen de in de Code neergelegde internationale bemiddelingsprocedure van toepassing. Daarna zal van andere juridische mogelijkheden gebruik moeten worden gemaakt om geschillen, ontstaan voor laatstgenoemde datum, op te lossen.

Overigens hebben Nederlandse reders zich vanaf 18 oktober 2006 kunnen instellen op de opzegging van de Code en de daarin opgenomen bemiddelingsprocedure. Op laatstgenoemde datum is verordening (EG) 1419/2006 in werking getreden, welke noopt tot opzegging van de Code. Deze verordening bevatte een overgangsperiode tot 18 oktober 2008 gedurende welke de groepsvrijstelling van kracht bleef teneinde lidstaten in staat te stellen de Code op te zeggen.

Gelet op het voorgaande is het voorstel aangepast in die zin dat de intrekking van artikel 32 van de Wet vervoer over zee is opgenomen in artikel I, onderdeel C, en de inwerkingtreding van dit onderdeel bij koninklijk besluit wordt geregeld.

Op deze wijze kan de inwerkingtreding van dit onderdeel worden gesteld op de datum waarop de opzegging van de Code effect krijgt. Tevens is de memorie van toelichting bij artikel I, onderdeel C, aangepast.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend vice-president van de Raad van State

P. van Dijk

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Memorie van toelichting, Artikelsgewijze toelichting, Artikel I, onderdeel A.

Naar boven