32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2016

Tijdens de vaststelling van de begroting voor het jaar 2015 heeft u mij per motie1 verzocht te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van het opnemen van het criterium «medische noodzaak» bij verstrekking van hulpmiddelen en om u daarover in juni 2016 te informeren.

Zoals ik in mijn brief Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg2 heb gemeld, ben ik naar aanleiding van ZonMw «Verkenning extramurale hulpmiddelen» begin dit jaar een Bestuurlijk overleg gestart met vertegenwoordigers van patiënten, verpleegkundigen, behandelaren, apothekers, producenten, leveranciers, zorgverzekeraars, evenals de NZa, IGZ en het Zorginstituut om de kwaliteit van de hulpmiddelenzorg voor de patiënt aantoonbaar te verbeteren. De focus ligt daarbij in eerste instantie op de kwaliteit van hulpmiddelen(zorg) rondom diabetes-, continentie- en stomazorg.

In mijn verzamelbrief van 8 maart 20163 heb ik u geïnformeerd over de eerste resultaten van het Bestuurlijk Overleg. Er zijn concrete afspraken gemaakt voor het ontwikkelen en implementeren van richtlijnen en dat ze bij de zorginkoop een rol spelen. Alle partijen hebben hun commitment uitgesproken aan de doelstellingen van het overleg, het tijdspad en de focus op richtlijnen. De voor- en nadelen van het criterium «medische noodzaak» bij verstrekking van hulpmiddelen zal in de ontwikkeling van richtlijnen en protocollen worden meegenomen. De uitkomsten van het Bestuurlijk overleg worden rond het eind dit jaar verwacht.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 45

X Noot
2

Kamerstuk 32 805, nr. 44

X Noot
3

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 155

Naar boven