Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2014
Op 3 december 2013 heeft uw Kamer een motie van het Lid Voortman aangenomen (Kamerstuk
33 750 VII, nr. 31). In deze motie ben ik verzocht om, in mijn overleg met andere departementen aan
de orde te stellen hoe de toezending van definitieve onderzoeksrapporten aan de Tweede
Kamer kan worden versneld en daarbij uit te gaan van het principe dat alle definitieve
rapporten binnen twee weken naar de Kamer gestuurd worden.
In het kader van de vaststelling van de begrotingsstaten van mijn ministerie heb ik
in antwoord op schriftelijke vragen reeds gesproken over het actieplan Open Overheid
en de daarin opgenomen acties, die erop zijn gericht onderzoeksrapporten sneller beschikbaar
te laten komen daar waar dat nog onvoldoende gebeurt. Tevens heb ik melding gemaakt
van het initiatief van de Staatssecretaris van OCW om alle wetenschappelijke publicaties
in 2016 digitaal en gratis ter beschikking te stellen.
Uit de praktijk zijn meer initiatieven te noemen waarbij onderzoeksrapporten actief
openbaar worden gemaakt en snel aan de Kamer worden aangeboden. Denk ook aan de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) die de Kamer periodiek informeert over uitgebrachte
rapporten en over de termijn waarop de Kamer deze zal worden aangeboden.
Het spreekt naar mijn oordeel voor zich dat er geen algemene regel kan zijn dat alle
onderzoeksrapporten binnen twee weken nadat zij gereed zijn gekomen actief openbaar
worden gemaakt. Dat is immers afhankelijk van de omstandigheden. Ook de initiatiefnemers
voor een Wet open overheid onderkennen dit. Zo is in het initiatiefvoorstel voor een
Wet open overheid de actieve openbaarmakingsplicht van rapporten die tot stand zijn
gekomen in het kader van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften geschrapt.1
Dat neemt vanzelfsprekend niet weg dat ik met de departementen in gesprek ben en de
komende tijd blijf over een goede vormgeving van de open overheid. Vanuit de gedachte
«experimenteren, leren en opschalen» zullen daarom enkele pilots worden gestart, gericht
op een zorgvuldige toezending en actieve openbaarmaking van onderzoeksrapporten zodra
dat redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij zal ik mij primair richten op die rapporten
die aan de Kamer zijn toegezegd, maar ook overigens op actieve openbaarmaking van
niet aan uw Kamer toegezegde rapporten die tot stand zijn gekomen op basis van de
Rijksinkoopvoorwaarden (ARVODI). Ontsluiting van rapporten van de rijksoverheid gebeurt
al via www.rijksoverheid.nl en in overleg met de redactie wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om daarin
verdere stappen te zetten.
In het verlengde hiervan zal ik mogelijkheden bezien om onderzoeksrapporten ook op
andere manieren toegankelijk te maken. Zo zal onder andere worden verkend of het op
een eenvoudige manier mogelijk kan worden gemaakt onderzoeksrapporten digitaal toe
te voegen aan de collectie van de Koninklijke Bibliotheek, zodat die onderzoeksdata
en -informatie die zijn gefinancierd met belastinggeld in een veel breder bestand
worden opgenomen en daardoor veel meer kans maken op hergebruik. Ook wordt de mogelijkheid
voor vervroegde overbrenging van de rapporten met het Nationaal Archief verkend, omdat
het hier immers archiefbescheiden betreft.
De pilots moeten duidelijk maken hoe het versneld beschikbaar worden van onderzoeksrapporten
kan worden gerealiseerd, op welke bezwaren men eventueel stuit en of/hoe daaraan tegemoet
gekomen kan worden. Het is mijn voornemen deze pilots begin 2015 te evalueren en uw
Kamer vervolgens te informeren over eventuele vervolgstappen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk