32 802 Toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij verzocht om voorafgaand aan het voor 31 januari 2012 geplande algemeen overleg over openbaarheid van bestuur en persvrijheid in de 21e eeuw, nadere informatie te verstrekken over de brief van 31 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 802, nr. 1) en de in die brief aangekondigde wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). In reactie op dat verzoek bericht ik u als volgt.

De brief van 31 mei 2011 is uitgangspunt bij het thans in voorbereiding zijnde wetsvoorstel tot wijziging van de Wob. Zo zal er een regeling komen die beoogt het oneigenlijk gebruik van de Wob tegen te gaan. Uitgangspunt daarbij blijft dat de verzoeker geen belang hoeft te stellen. Ook komt er een regeling die – van oneigenlijke verzoeken te onderscheiden – omvangrijke verzoeken beter hanteerbaar moet maken. Ook hier blijft uitgangspunt dat de verzoeker geen belang hoeft te stellen. Vanzelfsprekend zal die regeling ook geen afbreuk mogen doen aan de mogelijkheid voor de verzoeker inzicht te verwerven in het functioneren van de overheid. Verder wijs ik nog op de uniforme kostenregeling die ik tot stand wil brengen waarbij – in lijn met het Verdrag van Tromsø – in de Wob zal worden opgenomen dat ten hoogste de werkelijke kosten van reproductie en levering in rekening mogen worden gebracht (marginale verstrekkingskosten).

Op dit moment worden de teksten voor het wetsvoorstel interdepartementaal afgestemd. Zodra het voorstel daar rijp voor is, zal consultatie plaatsvinden. Zoals al in de brief van 31 mei 2011 is aangekondigd, zal het voorstel worden toegestuurd aan de decentrale overheden en de gebruikelijke adviesorganen. Het voorstel zal ook worden toegezonden aan de Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Genootschap van Hoofdredacteuren. Verder zal door alle burgers via internetconsultatie op het wetsvoorstel gereageerd kunnen worden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven