32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 376 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2019

Hierbij bied ik u het eindrapport «Samenwerken in screening; onderzoek naar de bestuurlijke inrichting van de bevolkingsonderzoeken naar kanker» aan1, dat bureau AnderssonElffersFelix (AEF) in mijn opdracht heeft uitgevoerd.

De adviesvraag aan AEF luidde: «Op welke wijze richten we de regie en uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker toekomstbestendig in?»

De analyse van AEF wijst uit dat er terugkerende discussies zijn over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen (met name) het RIVM en de huidige vijf screeningsorganisaties.

De bevinding van AEF is dat de bevolkingsonderzoeken uitstekend presteren op de publieke waarden van kwaliteit en bereikbaarheid. Ook ten aanzien van betaalbaarheid blijven de bevolkingsonderzoeken binnen het budget.

Knelpunten doen zich echter voor op vlak van besturing en bedrijfsvoering. Het stelsel van de bevolkingsonderzoeken bestaat uit drie lagen (VWS, RIVM en screeningsorganisaties) en de derde laag – de screeningsorganisaties – op haar beurt weer uit vijf schijven. Dit leidt tot de noodzaak van een voortdurende afstemming tussen partijen en daarmee tot traagheid in besluitvorming.

Van het spectrum aan mogelijke bestuurlijke ordeningen adviseert AEF de «hybride variant» als een consistent en haalbaar toekomstbestendig scenario. Hierin blijven de stelselverantwoordelijkheid voor de bevolkingsonderzoeken en de landelijke regie over de uitvoering ervan publiek belegd bij respectievelijk het Ministerie van VWS en het RIVM. De eigenlijke uitvoering van de bevolkingsonderzoeken blijft privaat georganiseerd, maar – anders dan in de huidige situatie – gebeurt de uitvoering in dit scenario door één landelijke screeningsorganisatie. Inmiddels hebben de vijf screeningsorganisaties uit eigen beweging een fusie aangekondigd tot één landelijke organisatie, waarmee de coördinatie- en afstemmingslast aanzienlijk zal verminderen.

De optie voor de hybride variant veronderstelt volgens AEF helderheid vooraf over de precieze rollen en taken van betrokken partijen in de nieuwe situatie. De suggestie wordt gedaan om een transitietraject in te gaan om deze duidelijkheid te verkrijgen.

Ik neem dit advies van AEF voor een hybride variant met een voorbereidend transitietraject over. Ik betrek in deze beslissing het voornemen van de screeningsorganisaties voor een fusie, die de slaagkans van deze variant verhoogt.

Het transitietraject zal zich richten op twee majeure aandachtvelden.

Het betreft als eerste de relatie tussen RIVM en de nieuwe screeningsorganisatie. Daarbij is speciale attentie voor een eensgezinde invulling van goed opdrachtgever- en opdrachtnemerschap, voor duidelijkheid over taken en de bijpassende vrijheidsgraden en voor een verankerde effectieve overlegstructuur tussen beide partijen.

Als tweede dient het traject te leiden tot een heldere waarborging van de ministeriële verantwoordelijkheid, onverlet de eigenstandige taken van RIVM en de landelijke screeningsorganisatie bij de uitvoering.

Het voornemen tot dit transitietraject is afgestemd met het RIVM en de vijf screeningsorganisaties. Ik zal de opdracht verstrekken om een onafhankelijk bureau het proces te laten begeleiden. Vanwege de onderlinge afhankelijkheid is de opzet om het transitietraject en het fusietraject zoveel mogelijk parallel te laten lopen. De nieuwe bestuurlijke inrichting van de bevolkingsonderzoeken zal kunnen ingaan wanneer de screeningsorganisaties de juridische en praktisch-organisatorische samenvoeging hebben voltooid. Ik zal uw Kamer medio 2020 over de voortgang informeren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven