32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2014

Op 5 februari jl. vond de startconferentie van het Nationaal Programma Preventie «Alles is gezondheid ...» plaats in Corpus. Tijdens deze conferentie is de basis gelegd voor ontmoeting, verbinding en verdieping tussen de bestuurders van tal van maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn, werk, sport en de (gemeentelijke en landelijke) overheid. Tijdens de conferentie hebben de deelnemers inhoudelijk ingestemd met de ambities van het programma Alles is gezondheid ... Ruim 50 organisaties (gezamenlijk of individueel) hebben hun betrokkenheid en bereidheid om te willen bijdragen aan de doelstellingen van het programma willen tonen door 36 pledges (plechtige beloften) te ondertekenen. Een veelbelovende start, die de vruchtbare basis biedt om komende jaren verder op voort te bouwen.

Tijdens het notaoverleg Preventiebeleid op 27 januari jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 137) en in de brief van de staatssecretaris van 24 januari jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 131) over de pledges hebben wij uw Kamer een verslag van de startconferentie en een overzicht van de getekende pledges toegezegd. Daar willen wij met bijgaand fotoverslag graag aan voldoen1. Hierin is ook een overzicht van de getekende pledges opgenomen. Het biedt in woord en beeld een impressie van een energieke start van het programma «Alles is gezondheid ...». De volledige tekst van de pledges die tijdens deze conferentie zijn getekend, evenals de pledges die daarna zijn opgesteld, vindt u terug op http://allesisgezondheid.nl.

Zoals in het notaoverleg Preventiebeleid op 27 januari jl. met uw Kamer is besproken zijn de deelnemende partnerorganisaties tijdens de startconferentie gevraagd naar hun opvatting over de gewenste duur van het programma. Preventie en het bereiken van een betere gezondheid zijn processen van lange adem, waarvoor de beoogde duur en effectiviteit van het programma, van 2014 tot eind 2016, mogelijk niet toereikend is. De partnerorganisaties waren hierover verdeeld: circa de helft gaf aan op voorhand een langere duur van het programma gewenst te vinden, de andere helft gaf de voorkeur aan het eerst inzetten op de periode tot eind 2016, en dan te bezien of voortzetting, eventueel in aangepaste vorm, gewenst is.

Wij vinden deze tweede opvatting een verstandige. Wij houden daarom, vooralsnog, vast aan de periode 2014 tot eind 2016 als uitvoeringsperiode van het programma. In januari van elk jaar zullen we uw Kamer een verslag toezenden van de bereikte resultaten en de beweging die op gang is gebracht, evenals een evaluatie van de gehanteerde werkwijze. Hiertoe hebben we inmiddels ZonMw en RIVM gevraagd een onderzoeksopzet uit te werken. De tussenresultaten, het proces en werkwijze zullen wij ook bespreken op de jaarlijks terugkerende conferentie. De eerstvolgende is al gepland op 4 februari 2015. Dat geeft uw Kamer de komende 3 jaar steeds de gelegenheid nauwgezet de voortgang te volgen en te bezien of een verlenging van de uitvoeringsperiode opportuun is.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. Van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven