32 787 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PbEU L 302)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 8 december 2011

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennis genomen van de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht (32 787) ter implementatie van richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer. Tezamen met CRD III en CRD IV vormt CRD II een pakket maatregelen waarmee wordt beoogd de regels en aanbevelingen van het Bazelse Bankencomité (Bazel III) over te nemen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven het grote belang van effectief toezicht op de bancaire sector.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal vragen, mede in het kader van de aan te passen wetgeving financiële markten in het algemeen.

Urgentie

Een vlotte en goede implementatie van de richtlijn is van groot belang voor de gezondmaking van het financiële stelsel, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Des te opmerkelijker is het dat Nederland, samen met België, Griekenland en Spanje te laat is met het implementeren van CRD II. De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de regering waarom zij, ondanks de urgentie van een adequate implementatie van CRD II, dit niet tijdig heeft gedaan.

Dit wetsvoorstel implementeert een EU-richtlijn van 16 september 2009. Het wetsvoorstel is op 24 mei 2011 bij de Tweede Kamer ingediend. Het nadien gewijzigde voorstel van wet bereikte de Eerste Kamer op 1 november 2011. De leden van de SP-fractie nemen aan dat wetgeving aangaande Financiële Markten bij de regering topprioriteit heeft. Deelt de regering de mening van deze leden? Vanwege deze (veronderstelde) topprioriteit nemen zij eveneens aan dat de regering heeft bewerkstelligd dat de ambtelijke staf die de veelal gecompliceerde wetgeving voorbereidt, in recente jaren sterk toegenomen is. Is dit correct? Deze leden vragen de regering om de volgende informatie over de absolute omvang van de ambtelijke staf gerekend in voltijdeenheid (fte).

afdeling

2007

2008

2009

2010

2011

2012*

2013*

Financiële Markten

             

idem, toename (in %)

             

Financ. Markten, onderafdeling wetgeving

             

idem, toename (in %)

             

Wetgevingsondersteuning van andere afdelingen

             

idem, toename (in %)

             
X Noot
*

raming

Hoe groot is, over dezelfde periode, de toename van het aantal ambtenaren met een niet-orthodoxe (niet-«mainstream») economische achtergrond (onder andere qua opleiding)? Hoeveel ambtenaren zijn goed op de hoogte van de zogenoemde Post-Keynesiaanse theorie?2 Hoeveel ambtenaren zijn goed op de hoogte van de zogenoemde «Monetary Circuit Theory»? De leden van de SP-fractie stellen deze vragen omdat dit relevant is voor de vormgeving van de financiële structuur.

Toezicht grensoverschrijdende banken in de EU

Ten aanzien van de bepalingen omtrent het nieuwe toezichtkader dat een college van toezichthouders mogelijk maakt merken de leden van de PvdA-fractie op dat een niet-limitatieve opsomming van criteria wordt geboden waaraan een bijkantoor moet voldoen om als «significant» te worden aangemerkt (Wtf art. 1:51c lid 2). Eén van deze criteria is dat het in Nederland gelegen bijkantoor in dat geval een marktaandeel in deposito’s moet hebben dat meer dan 2% bedraagt. Dit percentage is naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie te hoog; zo zou bijvoorbeeld Icesave hieraan niet hebben voldaan. Alhoewel CRD II en de gewijzigde Wft er in voorzien dat DNB uiteindelijk een doorslaggevende stem heeft om zich toegang tot een college van toezichthouders te verschaffen, achten de aan het woord zijnde leden het wenselijk dat de regering expliciet uitspreekt dat DNB een bijkantoor ook in geval van lagere marktaandelen als significant dient te definiëren in geval dit naar haar oordeel nodig is voor een adequaat toezicht. Is de regering bereid dit te doen?

Graag zouden de leden van de CDA-fractie van de regering antwoord krijgen op de volgende vraag. In artikel 1:51c lid 2 worden drie criteria genoemd op basis waarvan DNB een bijkantoor als significant kan aanmerken. Tijdens de technische briefing door ambtenaren van het ministerie op 29 november jl. werd echter duidelijk dat dit geen limitatieve lijst is; vandaar ook de in de wet gekozen formulering «met name». Anders gezegd: het is aan DNB, en dus ook aan vergelijkbare toezichthouders aan het buitenland, om op basis van andere, niet bij wet geregelde criteria een bijkantoor als significant aan te merken. De leden van de CDA-fractie zou graag van de regering vernemen of zij dit wenselijk acht, en zo ja, welke eventuele risico’s hier wat hem betreft aan kleven.

Samenhang met andere maatregelen

Ten aanzien van de doorvertaling van de gewijzigde Wft in het Bpr en in de toezichtregels van DNB is het onduidelijk wat reeds is gerealiseerd en wat nog op stapel staat. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie inzicht verschaffen op welke punten reeds doorvertaling van de gewijzigde Wft in het Bpr en in de toezichtregels van DNB heeft plaatsgevonden en op welke punten dit nog dient te geschieden?

Tot slot heeft DNB in haar reactie op het consultatiedocument verzocht om een toezichtinstrumentarium voor toezicht op liquiditeit dat vergelijkbaar is met het toezichtsinstrumentarium voor het toezicht op kapitaal en risico’s. Kan de regering aangeven of en op welke termijn zij voornemens is hierin te voorzien?

Artikelsgewijs

De leden van de SP-fractie hebben vragen over een aantal afzonderlijke artikelen uit het voorstel.3 De artikelnummers verwijzen naar voorgesteldeartikelen van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 1:51c, lid 4. De termijn van twee maanden lijkt in een urgente situatie lang. De leden van de SP-fractie ontvangen hierop graag een reactie.

Artikel 1:93a. De termen «noodsituaties», «ongunstige ontwikkelingen» en «aantasten» lijken vatbaar voor belangrijke interpretatieverschillen. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie hierop het commentaar van de regering.

Artikel 3:111a. Welke zijn de sancties op het niet voldoen aan de voorschriften genoemd in lid 1? Kunnen deze sancties in een penibele situatie (minder sterk dan «noodsituatie») de situatie eventueel verslechteren?

Artikel 3:278c. Lid 4. Is de termijn van 4 maanden niet te ruim in een penibele- of noodsituatie?

Banken en krediet

Dit wetsvoorstel betreft banken en het toezicht daarop. De leden van de SP-fractie constateren dat de definitie van «bank» in artikel 1.1 van de Wft welhaast uit de 19e eeuw lijkt te stammen. Deze luidt: «bank: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen».

De leden van de SP-fractie geven de regering in overweging deze definitie te herzien. Immers, banken creëren in de eerste plaats geld (in deze volgorde) – dit is een «kredietuitzetting» en tegelijk een wederzijdse kredietaanvaarding.4 Pas vervolgens kan een bank proberen de opvorderbare gelden, oorspronkelijk gecreëerd/uitgezet door zichzelf of door andere banken, «ter beschikking te verkrijgen». De definitie uit de Wft lijkt banken slechts als intermediair te zien, waarbij geld Friedmaniaans uit de hemel geparachuteerd wordt (de eerste zinsnede uit de Wft-definitie). Dit is zacht gezegd misleidend (in feite is het foutief) en het vertroebelt bovendien de problemen waarmee we in de hedendaagse crisis te kampen hebben. De leden van de SP-fractie ontvangen hierop graag commentaar van de regering. Voorts vinden deze leden het opmerkelijk dat de definitie het aantrekken van opvorderbare gelden van «professionele marktpartijen» lijkt uit te sluiten. Ook hierop ontvangen de leden van de SP-fractie graag het commentaar van de regering.

Schuldenposities

De leden van de SP-fractie hebben ook nog drie vragen over krediet- en schuldposities in ruimer perspectief. Kan de regering de volgende informatie verschaffen over het meest recente jaar waarover de informatie beschikbaar is (zo mogelijk ook de raming eind 2011):

  • 1. Som van de externe overheidsschuld van de geïntegreerde eurolanden (schuld aan niet-eurolanden).

  • 2. Som van de externe financiële vermogenspositie van Nederland (totaal netto financiële vorderingen, c.q. netto financiële schuld; dat wil zeggen de som van overheid, huishoudens en financiële en niet-financiële bedrijven).

  • 3. Som van de externe financiële vermogenspositie van de geïntegreerde eurolanden (netto vorderingen/schuld op/aan niet-eurolanden).

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de Memorie van Antwoord zo mogelijk uiterlijk vrijdag 9 december 2011, 16:00, aan de Eerste Kamer toe te zenden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Van Rey (VVD) en Bröcker (VVD).

X Noot
2

Post-Keynesianen bouwen voort op het werk van Keynes (integratie van macro- en macro-monetaire en macro-financiële theorie); dit in tegenstelling tot de «mainstream»-aftreksels van Keynes waarbij zogenaamde «reële» macro-economie en monetaire theorie gescheiden behandeld worden (tot op het niveau van de opleiding in gescheiden vakken).

X Noot
3

Gezien de tijdsdruk in samenhang met andere wetsvoorstellen via het Ministerie van Financiën waarvan ons verzocht is deze vóór eind december te behandelen, hebben de leden van de SP-fractie beperkt kennis kunnen nemen van de commentaren en toelichtingen op het wetsvoorstel. Het is mogelijk dat sommige vragen elders aan de orde zijn geweest.

X Noot
4

Het gaat hier om de in het vigerend financieel stelsel cruciale endogeniteit van geld (reeds benadrukt door Keynes die in zijn General Theory, 1936, afstand neemt van de kwantiteitstheorie en de daarmee verbonden visie op geld). Sterker nog dan bij Keynes wordt deze endogeniteit benadrukt door de eerder genoemde «Monetary Circuit Theory».

Naar boven