Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de
volgende vragen.
De leden van de fracties van de VVD en de SP hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel inzake de versterking
van de governance van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
Binnen het DNB-bestuur wordt een aparte voorzitter Toezicht geïntroduceerd, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Deze wordt het primaire aanspreekpunt voor het toezicht van DNB op de financiële sector. De regering verwacht dat
door het creëren van dit aanspreekpunt in de beeldvorming de herkenbaarheid van de verschillende verantwoordelijkheden tot
uitdrukking wordt gebracht en het risico van reputatieschade voor de president, als onafhankelijke monetaire autoriteit, zoveel
mogelijk kan worden beperkt. Tegelijkertijd wordt echter uitdrukkelijk gesteld dat de collegialiteit van het bestuur inclusief
de president niet wordt doorbroken en dat de directie gezamenlijk verantwoordelijk is voor het toezicht op de financiële sector.
Het komt de leden van de VVD-fractie voor dat hier gepoogd wordt twee zaken te verenigen die niet te verenigen zijn. Of een
autoriteit is verantwoordelijk of zij is het niet. Het bestuur is collegiaal verantwoordelijk, maar gepoogd wordt de president
in de beeldvorming uit de wind te houden. Deze leden vragen zich af wat de instelling van een «aanspreekpunt» méér is dan
een aanpassing van de interne werkwijze van de DNB, nu als het er op aankomt het hele bestuur (terecht) wordt aangesproken
op de kwaliteit en kwantiteit van het uitgeoefende toezicht. De leden van de VVD-fractie vragen de regering een uiteenzetting
te geven waarom zij vindt dat door deze constructie de onafhankelijkheid van de president «beter wordt geborgd». De leden
van de SP-fractie sluiten zich aan bij bovenstaande opmerkingen en vragen van de VVD-fractie
Zowel DNB als de AFM kennen regelingen inzake de vervulling van nevenfuncties en voorkoming van het ontstaan van tegenstrijdige
belangen van de bestuurders en toezichthouders. In het wetsvoorstel wordt niet gesproken over de aard en het aantal commissariaten
en andere nevenfuncties die de bestuurders en commissarissen/toezichthouders van DNB en de AFM mogen hebben. Wordt hier de
Wet Bestuur en Toezicht van toepassing, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
In de zo belangrijke financiële sector zijn DNB en de AFM de hoogste toezichthouders. Voor de toezichthouders op/bij deze
instellingen is die positie nog sprekender. Reputatieschade van deze functionarissen heeft daarom, nog meer dan elders het
geval kan zijn, onvermijdelijk ernstige gevolgen voor het aanzien dat hun instellingen genieten op de financiële markten en
bij het publiek. Wat vindt de regering van de gedachte voor de betrokken bestuurders en toezichthouders de eisen aan aard
en aantal nevenfuncties scherper te stellen dan is voorzien in de Wet Bestuur en Toezicht? Zou een wettelijke regeling naar
analogie van regelingen die zijn getroffen voor de leden van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer hier niet op zijn
plaats zijn? Is zij het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit heilzaam zou zijn voor de beeldvorming? De leden van
de SP-fractie sluiten zich aan bij bovenstaande opmerkingen en vragen van de VVD-fractie.
De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering
de Memorie van Antwoord zo mogelijk uiterlijk vrijdag 9 december 2011, 16:00, aan de Eerste Kamer toe te zenden.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Essers
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Van Dooren