32 775 Oprichting Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 september 2011

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben de minister van Defensie op 20 juli 2011 een brief gestuurd.

De minister heeft op 12 augustus 2011 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

Christward Gradenwitz

BRIEF AAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Den Haag, 20 juli 2011

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken u voor uw brief d.d. 30 juni jl. ter beantwoording van de vragen van deze commissies zoals u aangeboden op 28 juni 2011. De brief is besproken in de gezamenlijke commissievergadering d.d. 5 juli 2011.

In reactie op het gestelde in uw brief laten de leden van genoemde commissies u graag weten het definitieve oordeel over de wenselijkheid van de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA op te schorten totdat zij kennis hebben kunnen nemen van de antwoorden op de nadere vragen die door de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer gesteld zijn. Uw brief heeft bovendien voor de leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie in de Eerste Kamer aanleiding gegeven tot het maken van enkele opmerkingen en het stellen van nadere vragen.

De leden van de fracties van PvdA en D66 hebben met teleurstelling kennisgenomen van uw brief van 30 juni 2011. Uit de beantwoording van de gestelde vragen blijkt dat de regering van mening is dat door de keuze voor de stichtingsvorm is voldaan aan de eisen die de WHO stelt om accreditatie mogelijk te maken. Onderbrenging bij een van de universiteiten acht de regering niet gewenst gezien de nauwe verwevenheid van militaire vorming, persoonsvorming en wetenschappelijke vorming. De leden van de PvdA- en D66-fracties vinden de antwoorden niet overtuigend en zijn van mening dat de regering kansen op een goede samenwerking en inbedding in het reguliere wetenschappelijk onderwijs laat liggen. Zij hebben de volgende aanvullende vragen.

In uw brief d.d. 13 mei jl. geeft u aan dat met de invoering van de bachelor-masterstructuur de wetenschappelijke opleidingen van de NLDA worden ingebed in het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs en onderzoek en dat daarmee de mogelijkheid ontstaat tot uitreiking van diploma's met civiel effect. Daarmee wordt onder andere een voortvarende uitstroom bevorderd naar functies buiten Defensie. In de ogen van de leden van de PvdA- en D66-fracties pleit dat voor onderbrenging van de opleidingen bij een van de bestaande universiteiten. Daarmee is bovendien, anders dan in het voorstel van de regering, een duidelijke bestuurs- en toezichtstructuur voorhanden. Wat zijn de doorslaggevende overwegingen van de regering om daar niet voor te kiezen?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie, mede namens die van de fractie van D66, hoe de regering denkt een goede samenwerking met en aansluiting bij het reguliere wetenschappelijk onderwijs te realiseren.

Ten slotte constateren deze leden dat de regering eerder heeft aangegeven het aantal rechtspersonen met een wettelijke taak zoveel mogelijk terug te willen brengen. Hoe verhoudt zich dat voornemen tot het oprichten van een nieuwe stichting, terwijl alternatieven beschikbaar zijn?

De commissies zien de antwoorden op de in deze brief gestelde vragen, alsmede de antwoorden op de nadere vragen die door de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer gesteld zijn, met belangstelling tegemoet teneinde definitief te kunnen vaststellen of bezwaren tegen de oprichting van de Stichting bestaan.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

Generaal-majoor der mariniers (b.d.),

F. E. van Kappen

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. H. Flierman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 augustus 2011

Deze brief strekt ter beantwoording van de nadere vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA, gedateerd 20 juli jl., met kenmerk 148832.01u.

De leden van de fracties van PvdA en D66 betogen dat de in de brief van 13 mei jl. genoemde beoogde bevordering van een voortvarende uitstroom naar functies buiten Defensie pleit voor onderbrenging bij een van de bestaande universiteiten, waar – anders dan in het voorstel van de minister – een duidelijke bestuurs- en toezichtstructuur voorhanden is. Gevraagd is waarom niet voor deze vorm is gekozen.

De leden van de PvdA-fractie, mede namens die van de fractie van D66, hebben voorts gevraagd hoe de regering een goede samenwerking met en aansluiting bij het reguliere wetenschappelijk onderwijs denkt te realiseren.

In de brief van 13 mei jl. (Kamerstuk 32 775, nr. 1) is tot uitdrukking gebracht dat de toekenning van diploma’s met civiel effect vanuit meerdere invalshoeken het publieke belang dient. Naast het streven om officieren academisch op te leiden, in overeenstemming met de eisen die het functioneren als officier in de huidige nationale en internationale context stelt, wordt daarmee onder meer de uitstroom van die officieren die de organisatie als gevolg van het vigerende loopbaanmodel zullen moeten verlaten bevorderd.

Bij de vormgeving van de opleidingen aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) dient het zo goed mogelijk opleiden van officieren voorop te staan. Het is om die reden dat de regering kiest voor een op dat doel toegesneden model, waarin de militaire officiersvorming, de persoonsvorming en de wetenschappelijke vorming verweven zijn. De bachelor-opleidingen zijn deels toegesneden op de wetenschappelijke bestudering van het militaire domein. Dit betreft bijvoorbeeld vakken als krijgswetenschappen, militaire strategie, (onderhoud van) militaire systemen en defensie-economie. Deze vakken kunnen niet aan civiele universiteiten worden gevolgd.

Deze defensiespecifieke inrichting staat evenwel de goede samenwerking met en aansluiting bij het reguliere wetenschappelijk onderwijs in het geheel niet in de weg. Deze zijn gegarandeerd door verschillende nu reeds bestaande samenwerkingsverbanden met civiele universiteiten, onder meer met de Universiteit Twente, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft, de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Met bijna alle Nederlandse universiteiten (en met diverse internationale universiteiten) zijn contracten afgesloten voor doorstroom van bij de faculteit afgestudeerde officieren naar masteropleidingen. Het samenwerkingsmodel omvat tevens de benoeming van hoogleraren bij zowel de NLDA als bij een van de partner universiteiten. Dit geheel van samenwerking biedt voldoende garanties dat het civiel erkende diploma, in combinatie met de aansluitend opgedane kennis en ervaring, bij een eventueel tussentijds verlaten van de organisatie van toegevoegde waarde zal blijken te zijn.

Onder verwijzing naar de beantwoording van de eerdere vragen merk ik op dat voor de NLDA om de reeds uiteengezette redenen is gekozen voor een qua benaming afwijkende bestuurs- en toezichtstructuur. Voor de inhoud van de processen is het model vergelijkbaar met civiele universiteiten.

Ik benadruk daarbij dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de leden van de Wetenschappelijke Adviesraad en van het Stichtingsbestuur bij de uitvoering van al hun in de stichtingsakte benoemde taken statutair is geborgd. In samenhang met de (wetenschappelijke) achtergrond en positie van deze leden is de academische vrijheid en de zelfstandigheid bij ondermeer het stellen van kwaliteitsnormen en het toezien op de realisatie daarvan een gegeven. Daarnaast wordt de kwaliteit van de opleiding door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie en de naleving van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) door de Inspectie voor het Onderwijs bewaakt. Ook vanuit deze optiek ben ik van mening dat onderbrenging bij een universiteit geen voordelen zou bieden.

De voornoemde fracties constateren ten slotte dat de regering eerder heeft gemeld het aantal rechtspersonen met een wettelijke taak verder te willen terugdringen en vragen hoe het voorliggende voornemen zich daartoe verhoudt, daar waar alternatieven voorhanden zijn.

Hiervoor is uiteengezet waarom inbedding van het academisch onderwijs bij bestaande universiteiten niet tot de mogelijkheden behoorde.

De oprichting van een rechtspersoon was noodzakelijk omdat ingevolge de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, met uitzondering van de Staat, door OC en W niet bekostigd geaccrediteerd hoger onderwijs mogen verzorgen en bijbehorende graden mogen verlenen. Deze oprichting past binnen het zo genoemde stichtingenkader, zoals nader uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 13 mei 2011 en de daarbij gevoegde brief van het ministerie van Financiën van 6 januari jl., en is geheel in lijn met het regeringsbeleid.

De minister van Defensie

J. S. J. Hillen


X Noot
1

Samenstelling:

Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), vac. (VVD), Franken (CDA), (vice-voorzitter), Nagel (50Plus), Van Kappen (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Smaling (SP), (vice-voorzitter), Strik (GL), Vliegenthart (SP), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaf (PVV), M. de Graaff (PVV), Sörensen (PVV), Bröcker (VVD)

X Noot
2

Samenstelling:

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Essers (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL), (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV).

Naar boven