32 775 Oprichting Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 september 2011

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben op 28 juni 2011 een brief gestuurd aan de minister van Defensie.

De minister heeft op 30 juni 2011 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

Christward Gradenwitz

BRIEF AAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Den Haag, 28 juni 2011

Tijdens hun gezamenlijke vergadering van 21 juni jl. hebben de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gesproken over uw brief d.d. 13 mei inzake de voorgenomen oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (Kamerstuk 32 775, nr. 1/A). De leden van deze commissies hebben daarbij kennis genomen van het besluit van de Tweede Kamer van 7 juni jl. om op grond van artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 om inlichtingen te verzoeken met betrekking tot het onderhavige voornemen. Tevens hebben zij kennis genomen van de vragen van de Tweede Kamer die daartoe op 15 juni jl. aan de regering zijn gezonden.

Het voornemen tot oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA heeft de leden van de fracties van PvdA, PVV en GroenLinks aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende aanvullende vragen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering voornemens is over te gaan tot de invoering van de bachelor-masterstructuur bij de officiersopleidingen van Defensie. Daarmee worden de academische opleidingen van de NLDA ingebed in het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek en ontstaat de mogelijkheid tot het uitreiken van diploma’s met civiel effect. Inmiddels zijn de wetenschappelijke opleidingen van respectievelijk het KIM, de KMA en het IDL gefuseerd en ingericht conform de bachelor-masterstructuur. Samen met het wetenschappelijk onderzoek zijn de opleidingen ondergebracht in de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de NLDA. De NVAO heeft onlangs vastgesteld dat alle FMW-opleidingen voor accreditatie in aanmerking komen.

Om diploma’s met civiel effect te kunnen uitreiken vereist de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), naast accreditatie, dat het academisch onderwijs wordt verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs die niet uitgaat van de Staat der Nederlanden.

De regering kiest ervoor hiertoe een stichting op te richten. Het is de leden van de PvdA- fractie niet duidelijk op grond van welke overwegingen de regering kiest voor de stichtingsvorm. Kunt u aangeven welke andere mogelijkheden zijn onderzocht, welke voor- en nadelen de verschillende alternatieven bieden en welke overwegingen ertoe hebben geleid de keuze te laten vallen op de stichtingsvorm? Te denken valt bijvoorbeeld aan het onderbrengen van de NLDA in een ZBO of onderbrenging bij een van de Universiteiten. Kunt u uitleggen waarom hiervoor niet is gekozen?

In uw brief wijst u erop dat in Nederland het waken over de kwaliteit van het onderwijs een publieke taak is, terwijl het verzorgen van onderwijs en het verstrekken van diploma’s met civiel effect grotendeels in het privaatrechtelijk domein plaatsvindt. Het voorstel van de regering lijkt echter te hinken op twee gedachten. Enerzijds acht de regering het van groot belang dat de kwaliteit van het wetenschappelijk deel van het NLDA-onderwijs blijvend aansluiting houdt met algemeen in Nederland geldende universitaire kwaliteitsnormen. Om die reden wil de regering het beoogde stichtingsbestuur een zeer ruime vrijheidsmarge toebedelen. Anderzijds lijkt de regering een flinke vinger in de pap te willen houden door de Commandant van de NLDA rechtstreeks te benoemen tot lid van het bestuur. Bovendien behoeft de benoeming van een opvolgend voorzitter of plaatsvervangend voorzitter altijd voorafgaand de goedkeuring van de minister.

Ook de leden van de voorgestelde Wetenschappelijke Adviesraad (die de taak heeft de onafhankelijkheid van de stichting te waarborgen in het kader van de accreditatie van de wetenschappelijke opleidingen) worden benoemd door de minister, op voordracht van de Commandant der Strijdkrachten. Kunt u aangeven op grond van welke overwegingen u deze punten noodzakelijk/wenselijk acht en hoe zich dit verhoudt tot de genoemde passage in uw brief?

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie de regering het verantwoordings- en toezichtsmodel nader toe te lichten. Niet helder is waarom wordt gekozen voor alleen een College van Bestuur en niet voor een College van Bestuur en een Raad van Toezicht. In haar brief van 13 januari 2011 wijst de Algemene Rekenkamer er naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie terecht op dat door uw voorstellen een hybride situatie ontstaat, die voortdurende alertheid zal vragen op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden. De leden van de PvdA-fractie vragen of u de analyse van de ARK deelt en op welke wijze u de gewenste helderheid in rollen en verantwoordelijkheden vorm wil geven.

De leden van de PVV-fractie hebben allereerst enkele vragen ten aanzien van benoemingen. In dit kader vragen zij hoe wordt geborgd dat de leden van het faculteitsbestuur, welke door het stichtingsbestuur zullen worden benoemd (Concept oprichtingsakte Art. 11, lid 4), vrij zijn van extremistische sympathieën en contacten, ondubbelzinnig loyaal zijn aan de Staat der Nederlanden en de eventuele vertrouwelijkheid van de informatie met betrekking tot de Nederlandse krijgsmacht zullen respecteren.

Daarmee samenhangend vragen zij hoe wordt geborgd dat de personen, welke door het faculteitsbestuur zullen worden benoemd (Concept oprichtingsakte Art. 11, lid 6), vrij zijn van extremistische sympathieën en contacten, ondubbelzinnig loyaal zijn aan de Staat der Nederlanden en de eventuele vertrouwelijkheid van de informatie met betrekking tot de Nederlandse krijgsmacht zullen respecteren.

Voorts horen zij graag van de regering of wordt geborgd dat leden van het stichtingsbestuur, faculteitsbestuur of personen die door het faculteitsbestuur uit hun functie kunnen worden ontheven, indien zij de belangen van de Nederlandse Staat of de Nederlandse krijgsmacht schaden, danwel een gegrond vermoeden bestaat, dat betreffende functionaris de belangen zou kunnen schaden.

Deze leden vragen eveneens of de regering meent dat het mogelijk moet zijn om personen te laten benoemen met een dubbele nationaliteit en of de regering in dat geval niet bevreesd is voor een loyaliteitsconflict.

Ook vragen zij of de regering meent dat het mogelijk moet zijn om personen te laten benoemen met ideologische opvattingen, die strijdig zijn met de waarden van de Westerse democratie en is de minister in dat geval niet bevreesd voor schade aan de belangen van de Staat der Nederlanden.

Daarnaast hebben de leden van de PVV-fractie een vraag over de invloed van de student op het onderwijstraject. Zij vragen hoe de regering denkt de invloed van de student op het onderwijstraject zodanig te beperken, dat door deze invloed op geen enkele wijze afbreuk kan worden gedaan aan de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek.

De laatste vraag van deze leden ziet op de vertrouwelijkheid. Zij vragen de regering hoe, voor zover de staatsveiligheid dat vereist, de vertrouwelijkheid wordt geborgd van informatie in het curriculum met betrekking tot de krijgsmacht in al haar aspecten, zoals werkwijze, personeel en materieel.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat in de voorgelegde ontwerp-statuten voor de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA is gekozen voor een governance model met een relatief groot College van Bestuur en zonder Raad van Toezicht. Zij hebben daarover enkele vragen. In welke opzichten wijkt dit model af van gebruikelijke modellen in het hoger onderwijs? Wat is de reden dat voor dit model is gekozen? Hoe worden in dit model sturing, beheersing, verantwoording en toezicht onderscheiden en geborgd?

Ten tweede, zo stellen de leden van de GroenLinks-fractie, is het gebruikelijk dat wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op gepaste afstand staan van de overheid, mede vanwege de benodigde academische vrijheid. De Wetenschappelijke Adviesraad wordt in Art. 12 lid 1 expliciet genoemd als waarborg van de onafhankelijkheid van de stichting. Hoe verhouden deze onafhankelijkheid en de academische vrijheid zich tot het gegeven dat de leden van de Wetenschappelijke Adviesraad worden benoemd door de minister van Defensie op voordracht van de Commandant der Strijdkrachten?

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zien de spoedige beantwoording van bovenstaande vragen met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

G. J. de Graaf

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. H. Flierman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2011

Deze brief strekt ter beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA, zoals mij aangeboden op 28 juni jl., met kenmerk 148832u.

Op 13 mei 2011 is ingevolge artikel 34 Comptabiliteitswet aan beide Kamers der Staten Generaal het voorstel tot oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA aangeboden. Voor deze zogenaamde voorhangprocedure geldt een termijn van dertig dagen. Dit laat onverlet dat ik uw vragen gaarne beantwoord.

Om in september te kunnen beginnen met de geaccrediteerde opleidingen is het besluit tot accreditering van de drie opleidingen geagendeerd voor de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) van 11 juli a.s.. Daartoe dient de Stichting vóór die datum feitelijk te zijn opgericht. De daartoe noodzakelijke notariële handelingen zullen op 30 juni a.s. plaatsvinden, zulks onder het statutair voorbehoud dat de Staten Generaal tegen de oprichting van de Stichting geen overwegende bezwaren kenbaar maakt. Ik verzoek u mij daarom op korte termijn, bij voorkeur vóór 8 juli, te informeren of er uwerzijds bezwaren tegen de oprichting van de Stichting bestaan.

De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven dat het niet duidelijk is waarom de regering voor de stichtingsvorm het gekozen. Verzocht is aan te geven welke andere mogelijkheden zijn onderzocht, welke voor- en nadelen de verschillende alternatieven bieden en welke overwegingen ertoe hebben geleid de keuze te laten vallen op de stichtingsvorm. Gevraagd is waarom bijvoorbeeld niet is gekozen voor het onderbrengen van de NLDA in een ZBO of onderbrenging bij een van de universiteiten.

Het doel van de voorgenomen oprichting van de stichting is te voldoen aan de eisen voor accreditatie van het wetenschappelijk deel van de opleiding van officieren van de krijgsmacht. Voor het overige blijft de (militaire en persoons)vorming de zorg van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), waar immers ook andere opleidingen worden gegeven en vorming plaatsheeft. Verzelfstandiging van de NLDA door deze geheel – bijvoorbeeld als ZBO – op afstand te plaatsen, is veel ingrijpender dan nodig om te voldoen aan de eisen die de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) stelt aan het verkrijgen van civiel effect voor de diploma’s voor de bacheloropleidingen. Daarom is gekozen voor de meest doelmatige rechtsvorm en inrichting waarmee – na uitvoerig overleg met onder meer het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – aan de te stellen eisen is voldaan.

Er is niet gekozen voor de onderbrenging bij een universiteit omdat de kracht van de opleiding voor een groot deel in de verwevenheid van de militaire officiersvorming, persoonsvorming en wetenschappelijke vorming ligt, waarbij ook het internaatsysteem (residentieel onderwijs) een belangrijke rol speelt. Daarnaast onderscheiden de bacheloropleidingen van de stichting zich – vanwege de expliciete wetenschappelijke bestudering van het militaire domein – substantieel van opleidingen aan civiele faculteiten.

De leden van de fracties van de PvdA en Groen Links hebben voorts gevraagd hoe de beoogde onafhankelijkheid van het stichtingsbestuur, onder andere met het oog op de academische vrijheid en het stellen en handhaven van kwaliteitsnormen, zich verhoudt tot de rol van de minister van Defensie bij de benoeming van leden van de Wetenschappelijke Adviesraad en het College van Bestuur en tot de benoeming van de Commandant van de NLDA in het stichtingsbestuur.

De wetenschappelijke onafhankelijkheid van de leden van de Wetenschappelijke Adviesraad en van het Stichtingsbestuur bij de uitvoering van al hun in de stichtingsakte benoemde taken is statutair geborgd. In samenhang met de (wetenschappelijke) achtergrond en positie van deze leden is de academische vrijheid en de zelfstandigheid bij onder meer het stellen en bewaken van kwaliteitsnormen een gegeven. De rol van de minister van Defensie in het benoemingsproces strekt er in deze context slechts toe diens ministeriële verantwoordelijkheid voor de Nederlandse Defensie Academie tot uitdrukking te brengen. De Commandant van de NLDA maakt als enige ambtenaar en met de status van gewoon lid deel uit van het vijf leden tellende stichtingsbestuur. Dit is gewenst om de verbinding tussen het academisch onderwijs en de overige delen van de opleiding te borgen, terwijl ook in dit opzicht de ministeriële betrokkenheid zo gering mogelijk is gehouden.

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben om een nadere toelichting op het verantwoordings- en toezichtsmodel. Verzocht is aan te geven waarom is gekozen voor alleen een College van Bestuur en niet voor een College van Bestuur en een Raad van Toezicht. Gevraagd is of het gekozen governance model afwijkt van gebruikelijke modellen in het Hoger Onderwijs. Voorts is gevraagd of de analyse van de Algemene Rekenkamer wordt gedeeld, namelijk dat er door de voorstellen een hybride situatie ontstaat, die voortdurende alertheid zal vragen op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Hoe wordt de gewenste helderheid in rollen en verantwoordelijkheden vorm gegeven?

De voor de NLDA gekozen structuur van een Wetenschappelijke Adviesraad, een College van Bestuur en een bestuur van de Faculteit Militaire Wetenschappen verschilt in de benamingen van de structuur die elders wel wordt gezien. In dit geval is daar bewust voor gekozen om aan te sluiten bij een bestaande uitvoeringspraktijk van een reeds bestaande Wetenschappelijke Adviesraad en reeds bestaande Faculteit Militaire Wetenschappen. Qua inhoud van de processen – waarbij ik verwijs naar de statutaire borging van toezicht, sturing en verantwoording – is het model vergelijkbaar. Ik merk op dat deze structuur niet op beletselen van de zijde van de het ministerie van OC en W is gestuit.

Voorts is bij de vormgeving van dit specifieke model doorslaggevend geweest dat alle personele en infrastructurele middelen, benodigd voor het onderwijs aan de Nederlandse Defensie Academie, in de Defensiebegroting zijn ondergebracht en daarop derhalve de gebruikelijke plannings-, begrotings- en parlementaire toezichts-procedures van toepassing zijn.

Daarenboven is van belang dat de omvang van de subsidie het bedrag van ca. € 20 000 niet zal overstijgen. De stichting stelt jaarlijks een begroting op en biedt deze Defensie aan. Hiermee wordt de allocatie van het subsidiebedrag geregeld. Ter verantwoording is de stichting gehouden binnen zes maanden na het einde van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op te maken. Deze staat wordt getoetst door een deskundige in de zin van artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarenboven wordt in 2011 een controleprotocol ontwikkeld en vastgesteld, op basis waarvan de Algemene Rekenkamer haar controletaak kan uitvoeren.

De door de Rekenkamer gesignaleerde hybride structuur is een directe en automatische consequentie van de keuze om de benodigde personele en infrastructurele middelen niet door de Stichting te laten financieren. Ik zal zekerstellen dat de onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden in het aansturingsproces in het financieel toezicht de vereiste aandacht zullen krijgen.

De leden van de fractie van de PVV hebben de volgende vragen gesteld omtrent de benoeming en functioneren van de leden van het stichtingsbestuur, het faculteitsbestuur en overige personeelsleden:

  • Hoe wordt zekergesteld dat de door het stichtingsbestuur respectievelijk faculteitsbestuur te benoemen functionarissen vrij zijn van extremistische sympathieën en contacten en ondubbelzinnig loyaal zijn aan de Staat der Nederlanden en de eventuele vertrouwelijkheid van de informatie omtrent de Nederlandse krijgsmacht zullen respecteren?

  • Is het mogelijk dat leden van het stichtingsbestuur en de hiervoor bedoeld functionarissen uit hun functie kunnen worden ontheven indien zij de belangen van de Nederlandse Staat of de krijgsmacht schaden respectievelijk een gegrond vermoeden bestaat dat zulks het geval is?

  • Moet het mogelijk zijn om personen te benoemen met een dubbele nationaliteit? Is de regering in dat geval beducht voor een loyaliteitsconflict?

  • Moet het mogelijk zijn om personen te benoemen, van wie de opvattingen strijdig zijn met de waarden van de Westerse democratie en is in dat geval schade aan de belangen van de Staat der Nederlanden te vrezen?

  • Hoe wordt geborgd dat de leden van het faculteitsbestuur vrij zijn van extremistische sympathieën en contacten, ondubbelzinnig loyaal zijn aan de Staat der Nederlanden en de eventuele vertrouwelijkheid van de informatie met betrekking tot de Nederlandse krijgsmacht zullen respecteren.

Met uitzondering van de leden van het stichtingsbestuur zijn of worden de medewerkers van de NLDA in een arbeidsrelatie tot het ministerie van Defensie gebracht. Daarbij zijn de gebruikelijke veiligheidsonderzoeken van toepassing, waarmee wordt beoogd de hier bedoelde veiligheidsrisico’s uit te sluiten. De toepasselijke rechtspositie biedt voldoende mogelijkheden adequate maatregelen te treffen mochten veiligheidsrisico’s of ongewenst gedrag zich toch manifesteren.

Waar zulks noodzakelijk is, gelet op de aard van de informatie waarvan kennis moet worden genomen, zullen bestuurders en personeel worden gehouden een geheimhoudingsverplichting op zich te nemen.

De statutaire bepalingen betreffende het stichtingsbestuur voorzien er in dat het stichtingsbestuur zijn leden kan ontslaan. Ik acht daarmee voldoende waarborgen voor een goed functioneren van de leden van het stichtingsbestuur aanwezig.

Ik acht geen beletselen aanwezig om personen met een dubbele nationaliteit te benoemen. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat een loyaliteitsconflict zal ontstaan zal geen arbeidsrelatie tot stand worden gebracht. In het geval een loyaliteitsconflict zich ten tijde van een arbeidsrelatie manifesteert zal daar passend worden gereageerd, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

De leden van de PVV-fractie hebben tot slot gevraagd hoe de invloed van de student op het onderwijstraject zodanig wordt beperkt, dat door deze geen afbreuk kan worden gedaan aan de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek.

Studenten hebben zowel zitting in het faculteitsbestuur en de faculteitsraad als in de respectieve opleidingsbesturen en -commissies. Hun positie is daarmee vergelijkbaar met studenten bij andere instituten van hoger onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs wordt op de in de statuten beschreven wijze geborgd.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


X Noot
1

Samenstelling Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), vac. (VVD), Franken (CDA) (vice-voorzitter), Nagel (50PLUS), Van Kappen (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Smaling (SP) (vice-voorzitter), Strik (GL), Vliegenthart (SP), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaf (PVV), M. de Graaff (PVV), Sörensen (PVV) en Bröcker (VVD).

X Noot
2

Samenstelling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Essers (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV) en Frijters-Klijnen (PVV).

Naar boven