32 772 Beleidsdoorlichting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2016

Met deze brief informeer ik u over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 6 Sport over de periode 2011–2016, die eind 2017 aan uw Kamer zal worden verzonden.

Tijdens het algemeen overleg Sportbeleid op 30 juni 2016 heb ik u toegezegd deze opzet en vraagstelling toe te sturen (Kamerstuk 30 234, nr. 146); die toezegging heb ik hiermee afgedaan.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Startnotitie Beleidsdoorlichting Sportbeleid artikel 6

De laatste beleidsdoorlichting van Sport was over de periode 2006–2010, die gepubliceerd is in 2011. Eerder is aan de Tweede Kamer toegezegd dat de volgende beleidsdoorlichting Sport in 2017 zal worden toegestuurd1.

1. Doel beleidsdoorlichting

Al het beleid dat mede wordt gevoerd op grond van één of meer beleidsartikelen uit de Rijksbegroting wordt periodiek, ten minste eens in de zeven jaar, geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Beleidsdoorlichtingen zijn bedoeld om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en de ingezette instrumenten en lessen te leren voor toekomstig beleid. Vakministers zijn verantwoordelijk voor een regelmatige verantwoording. Daarom wordt in een beleidsdoorlichting gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Het evalueren gaat over de relatie tussen beleidsdoelen, het gevoerde beleid en de uiteindelijke beleidseffecten; doen we de goede dingen op een goede manier? De invloed van externe factoren en actoren wordt daarbij zo goed mogelijk betrokken. De resultaten van de doorlichting worden gebruikt om verantwoording te kunnen afleggen aan het Parlement. Daarnaast heeft de beleidsdoorlichting tot doel lessen te leren en nieuwe input te leveren voor besluitvorming en verbetering van beleid. De beleidsdoorlichting wordt uitgevoerd conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)2 van het Ministerie van Financiën.

2. Beleidsachtergrond artikel 6

De overheid heeft vanuit de Grondwet (artikel 22) de taak om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid en voorwaarden te scheppen voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het formuleren van beleidsdoelen en het inzetten van instrumenten en actoren om deze te bereiken. De beleidsdoelen en in te zetten instrumenten verwoordt de Minister van VWS in de begroting. Voor sport en bewegen zijn deze doelen en instrumenten verder uitgewerkt in artikel 6 van de begroting met als algemene beleidsdoelstelling: «Een sportieve samenleving waarin voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden aanwezig zijn en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.»

Aan het sportbeleid van de rijksoverheid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan onder meer een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid, sociale samenhang en integratie. Daarnaast erkent de rijksoverheid de intrinsieke waarde van (top)sport.3 Sport is daarmee zowel een doel op zich als een middel om andere (sociaal-maatschappelijke en gezondheids)doelen te bereiken.

De middelen die hiervoor in de jaren 2011–2016 zijn ingezet en daarmee onderwerp zijn van de beleidsdoorlichting zijn als volgt:

 

Jaar

 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Uitgaven (x € 1.000)

€ 136.385

€ 128.976

€ 135.000

€ 132.421

€ 126.606

€ 128.813

Bovenstaande cijfers zijn de stand ontwerpbegrotingscijfers uit begroting van desbetreffend jaar.4

Deze beleidsdoorlichting gaat over vrijwel het gehele budget, met uitzondering van 2011 en 2012 omdat in die jaren een klein aantal activiteiten (bijv. Beweegkuur en Olympische ambitie) afliep en/of deel heeft uitgemaakt van de voorgaande beleidsdoorlichting over 2006–2010.

3. Reikwijdte Beleidsdoorlichting artikel 6

In het regeerakkoord van 20125, uitgaande van de beleidsbrief Sport en Bewegen in Olympisch Perspectief uit 20116, staat geschreven dat sport mensen bij elkaar brengt en van groot maatschappelijk belang wordt geacht. Kinderen verwerven belangrijke sociale vaardigheden. Voldoende en veilig sporten houdt mensen van alle leeftijden fitter en gezonder. Meer mensen moeten kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Het beleid tussen 2011 en 2016 is met die uitgangspunten vormgegeven langs vier pijlers:

1. Passend sport- en beweegaanbod

Sport en bewegen zijn belangrijk voor de gezondheid en welzijn van en sociale cohesie tussen kinderen, volwassenen en ouderen in hun hele variatie aan belangstelling, vaardigheden en talenten. Om sport en bewegen een leuke en makkelijke keuze te maken, zet de Minister van VWS in op een aantal onderwerpen met verschillende instrumenten:

  • Sport en bewegen in de buurt (SBB) – een breed programma met verschillende activiteiten en instrumenten, zoals buurtsportcoaches.

  • Gehandicaptensport – met activiteiten als Special Heroes wordt sporten door kinderen met een beperking gestimuleerd

  • Verantwoord sporten en bewegen – sporten is leuk en gezond, maar blessures liggen op de loer. Daarom wordt aandacht gegeven aan blessurepreventie.

2. Integriteit in de sport

Bij bewegen en sport staat het plezier voorop. Het is dan ook belangrijk een klimaat te scheppen en te onderhouden waarin iedereen veilig en plezierig kan sporten. Hieronder vallen verschillende aspecten:

  • Veilig sportklimaat (VSK) – Discriminatie en (verbaal) geweld horen niet thuis in de sport. Daarom wordt in samenwerking met gemeentes en clubs gewerkt aan onder andere een goede sfeer en duidelijke spel- en gedragsregels.

  • Dopingbestrijding en matchfixing – Een eerlijke, respectvolle en gelijkwaardige competitie is noodzakelijk om uit te maken wie zich de beste mag noemen. Daarom werkt de overheid samen met maatschappelijke partijen om doping en matchfixing tegen te gaan.

3. Uitblinken in sport

Nederland laat op sportief gebied geregeld zien waar een klein land groot in kan zijn. De ambitie de Nederlandse topsport op een hoog niveau te houden blijft onverminderd staan. De volgende activiteiten dragen daar aan bij:

  • Topsportevenementen – goed voor de sport, goed voor de economie, goed voor de sociale cohesie. Om die redenen blijft Nederland topsportevenementen organiseren, met oog voor proportie.

  • Topsportprogramma’s en Stipendiumregeling – aankomende en bewezen talenten hebben faciliteiten en ondersteuning nodig om gezond te kunnen trainen, om opleiding en sport te kunnen combineren etc.

4. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden en gunstige effecten van sport en bewegen is kennis nodig. Kennis over de effectiviteit van interventies, kennis over de effecten van intensieve trainingsvormen op het lichaam, kennis over de sociaal-maatschappelijke effecten van bijv. bewegen in de buurt en van evenementen. Daarnaast kan kennis helpen beleid gerichter te formuleren en uit te voeren. Daarom wordt het laatste decennium ingezet op kennisontwikkeling, innovatie en implementatie.

Hoewel deze beleidsdoorlichting beperkt is tot het beleid uit artikel 6 van de rijksbegroting VWS, zullen voorkomende raakvlakken waar relevant benoemd worden, zoals bewegingsonderwijs (ministerie OCW), verklaringen omtrent goed gedrag (Ministerie van VenJ) en activiteiten rond energiebesparing (ministerie EZ).

De beleidsdoorlichting is gericht op beleid dat gedurende (het grootste deel van) de periode 2011–2016 van kracht is geweest. Activiteiten die aan het begin van deze periode afliepen (zoals Beweegkuur in 2011 en Olympische ambitie in 2012) vallen daarom buiten het bestek van deze doorlichting.

4. De basis voor het onderzoek: bronnen

De beleidsdoorlichting Sport zal worden gedaan door middel van een syntheseonderzoek, primair op basis van beschikbare bronnen met betrekking tot de voornoemde vier pijlers van beleid. Het gaat om Kamerbrieven, beleidsdocumenten, rapporten, monitoren en (tussen)evaluaties, subsidieverleningen, subsidieverantwoordingen, jaarverslagen etc. Daarnaast omvat het syntheseonderzoek de resultaten van eerdere evaluaties.

Hoewel de documentatie in belangrijke mate volledig is7, kan het beeld aangevuld worden met interviews met betrokkenen bij het ministerie en nader te bepalen praktijkdeskundigen.

Wanneer het syntheseonderzoek zijn voltooiing nadert is voorzien in een consultatiebijeenkomst, bijvoorbeeld in de vorm van een «whole system in the room», waar stakeholders (sportbonden, gemeenten e.d.) kunnen reageren op de resultaten. De uitkomsten van deze consultatie zal de onafhankelijk deskundige betrekken in zijn beoordeling en beschouwing van de beleidsdoorlichting.

In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de ten minste te gebruiken bronnen.

5. Onderzoeksvragen

Het onderzoek moet voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). De RPE vragen zijn richtinggevend voor het onderzoek. Hierbij is de centrale vraag in welke mate het sportbeleid in de periode 2011–2016 doeltreffend en doelmatig is geweest.

Afbakening beleidsterrein

  • 1. Welk artikel (onderdeel) wordt behandeld in de beleidsdoorlichting?

  • 2. Indien van toepassing: wanneer worden / zijn de andere artikelonderdelen doorgelicht?

Motivering van het gevoerde beleid

  • 3. Wat was de aanleiding voor het beleid? Is deze aanleiding nog actueel?

  • 4. Wat is de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid?

Het beleidsterrein en de bijbehorende uitgaven

  • 5. Wat is de aard en samenhang van de ingezette instrumenten?

  • 6. Met welke uitgaven gaat het beleid gepaard, inclusief kosten op andere terreinen of voor andere partijen?

  • 7. Wat is de onderbouwing van de uitgaven? Hoe zijn deze te relateren aan de componenten volume/gebruik en aan prijzen/tarieven?

Overzicht eerder uitgevoerd onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  • 8. Welke evaluaties (met bronvermelding) zijn uitgevoerd, op welke manier is het beleid geëvalueerd en om welke redenen?

  • 9. Welke beleidsonderdelen zijn (nog) niet geëvalueerd? Inclusief uitleg over de (on)mogelijkheid om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid in de toekomst te evalueren.

  • 10. In hoeverre maakt het beschikbare onderzoeksmateriaal uitspraken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleidsterrein mogelijk?

De doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid

  • 11. Welke effecten heeft het beleid gehad? Zijn er positieve en/of negatieve neveneffecten?

  • 12. Hoe doeltreffend is het beleid geweest?

  • 13. Hoe doelmatig is het beleid geweest?

  • 14. Welke maatregelen kunnen worden genomen om de doelmatigheid en doeltreffendheid verder te verhogen?

  • 15. In het geval dat er significant minder middelen beschikbaar zijn (-/- circa 20% van de middelen op het (de) beleidsartikel(en), welke beleidsopties zijn dan mogelijk?

Bij het uitwerken van enkele varianten voor 20% besparing op niveau van het beleidsartikel 6 moet goed gekeken worden of de besparingsvarianten een macrobesparing behelzen. Het syntheseonderzoek moet de bouwstenen voor deze varianten opleveren. Vervolgens dient een analyse plaats te vinden van de maatschappelijke en financiële effecten van deze varianten. Op advies van de klankbordgroep is ervoor gekozen eveneens een variant op te nemen uitgaande van 20% meer middelen.

Tot slot zal de beleidsdoorlichting vanuit een bestuurskundig oogpunt worden beschouwd. De reden hiervoor is dat het rijkssportbeleid, met als belangrijke pijlers passend sport- en beweegaanbod, integriteit in de sport, topsport en kennis, via subsidies wordt uitgezet en (vrijwel) volledig decentraal wordt uitgevoerd. Gemeenten spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in (co)financiering van sportaccommodaties. Daarnaast kunnen zij door gebruik te maken van een decentralisatie-uitkering buurtsportcoaches aanstellen die lokale mogelijkheden voor sport en bewegen versterken en de hiervoor benodigde verbindingen leggen. Sportverenigingen en commerciële fitnesscentra zijn lokaal de belangrijkste aanbieders van sport- en beweegmogelijkheden. Zij zijn veelal aangesloten bij resp. sportbonden en brancheorganisaties, maar functioneren grotendeels autonoom. Met het bestuurskundig perspectief op de beleidsdoorlichting Sport wordt beoogd beter zicht te krijgen op de verschillende rollen van partijen, relaties, verantwoordelijkheden, oorzaken van eventuele knelpunten en succesfactoren in de beleidsuitvoering om daarmee de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting aan te scherpen en elementen aan te dragen voor een transparant en effectief governancemodel.

6. Uitvoering van het onderzoek

Om de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting zo goed mogelijk te waarborgen, heeft de directie Sport besloten het onderzoek uit te besteden aan een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau. Bij dit besluit heeft, behalve het waarborgen van onafhankelijkheid, ook een aantal andere overwegingen een rol gespeeld.

Door de uitvoering niet zelf te doen is minder inzet van beleidscapaciteit nodig. Door een onderzoeksbureau de uitvoering te laten doen kan kennis een ervaring met evaluatiemethoden en evaluatieonderzoek worden betrokken. Een onafhankelijk onderzoek kan mogelijk ook nieuwe inzichten opleveren.

Voor de begeleiding van de beleidsdoorlichting zijn een begeleidingscommissie en een klankbordgroep ingesteld. De begeleidingscommissie begeleidt de totstandkoming van de beleidsdoorlichting en fungeert als stuurgroep door op proces en inhoud te sturen. De begeleidingscommissie kijkt mee met de startnotitie, de tussentijdse resultaten, het conceptrapport en de kabinetsreactie op het eindproduct.

In de begeleidingscommissie hebben vertegenwoordigers van meerdere directies van het ministerie VWS zitting, waaronder van de departementale controller (FEZ), van de bij de beleidsdoorlichting betrokken beleidsdirecties Sport en Maatschappelijke Ontwikkeling alsmede van de IRF/het Ministerie van Financiën. De begeleidingscommissie zal 4 tot 5 keer bijeen komen.

Met het oog op de sturende rol van de begeleidingscommissie is het niet raadzaam als partners in beleidsvorming en – uitvoering die (deels) door Sport gefinancierd worden daarin plaatsnemen. Vanwege de inhoudelijke kennis van en ervaring met uitvoering van sportbeleid is het echter wel zinvol deze partijen bij de beleidsdoorlichting te betrekken. Hiertoe dient de klankbordgroep. De klankbordgroep kijkt inhoudelijk mee met de startnotitie en het conceptrapport en zal 2 tot 3 keer bijeenkomen. In de breed samengestelde klankbordgroep zijn o.a. RIVM, SCP, Mulier Instituut, Kenniscentrum Sport, NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten vertegenwoordigd.

Voorzitter van beide groepen is prof. dr. Michiel S. de Vries, hoogleraar Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die optreedt als onafhankelijke, door VWS aangezochte deskundige. Prof. de Vries zal als onafhankelijk deskundige de methodologie en de uitvoering van het onderzoek toetsen en de kwaliteit van de beleidsdoorlichting bewaken. Het oordeel van prof. de Vries wordt samen met de doorlichting meegezonden aan de Tweede Kamer. De directie Sport voert het secretariaat van beide groepen.

7. Planning

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zal eind 2017 de beleidsdoorlichting van artikel 6 Sport van de VWS begroting aan de Tweede Kamer aanbieden.

Bijlage 1 Bronnen en documentatie (wordt continu bijgewerkt op geleide van uitkomen rapporten en andere relevante bronnen)

Algemeen

  • 2011 Aanbiedingsbrief bij Beleidsbrief Sport en Bewegen in Olympisch Perspectief – Kamerbrief

  • 2011 Beleidsbrief Sport en Bewegen in Olympisch Perspectief – Beleidsbrief

  • 2011 Beleidsdoorlichting Sport 2006 – 2010

  • 2015 Rapportage Sport – Rapport en bijlagen (SCP)

  • Kamerbrieven en -stukken periode 2011–2016

Thema

Documenten

Jaar

Type

Passend sport en beweegaanbod

 

Sport en bewegen in de buurt

• Monitor Onderwijsagenda Sport Bewegen Gezonde Leefstijl 2013

2013

Onderzoeksrapport (Mulier)

 

• Monitor Onderwijsagenda Sport Bewegen Gezonde Leefstijl 2014

2014

Onderzoeksrapport (Mulier)

 

• Monitor Onderwijsagenda Sport Bewegen Gezonde Leefstijl 2015

2015

Onderzoeksrapport (Mulier)

       
 

• Eindrapportage werkgroep IBO Gezonde leefstijl

2016

Rapport (IBO)

       
 

• Plan van aanpak 2015–2017 op weg naar duurzaam zwemveilig Nederland in 2020 – evidence based aanpak zwemonderwijs

2015

Plan (NPZ, NISB, Mulier)

       
 

• Quick scan Sportimpuls

2013

Rapport (Twijnstra Gudde)

 

• Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur 2013 (over 2012)

2013

Rapport (VNG-BMC)

 

• Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur 2014 (over 2013)

2014

Rapport (VNG-BMC)

 

• Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur 2015 (over 2014)

2015

Rapport (VNG-BMC)

       
 

• Voorstudie effectmeting buurtsportcoaches

2014

Onderzoeksrapport (Mulier)

       
 

• Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2013

2013

Rapport (Mulier)

 

• Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2014

2014

Rapport (Mulier)

 

• Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2015

2015

Rapport (Mulier)

 

• Kamerbrief over Sport en Bewegen in de Buurt

2015

Kamerbrief (VWS)

 

• Kamerbrief over Voortgang sportprogramma’s SBB VSK

2015

Kamerbrief (VWS)

 

• Voortgangsbrief Sport

2016

Kamerbrief (VWS)

       
 

• Eindrapportage Nationaal Actieplan Sport en Bewegen 2008–2012

2013

Rapport (NISB)

       
 

• Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2000–2014

2015

Rapport (TNO)

       
 

• Eindrapport Onderzoek sport en multifunctionele accommodaties

2015

Rapport (Tien OLCO VWS)

 

• Sportverenigingen in krimpkernen

2015

Onderzoeksrapport (Mulier)

Gehandicaptensport

• Special heroes – gehandicaptensport Rapportage 2014

2014

Presentatie (Special Heroes)

 

• Special heroes – gehandicaptensport Rapportage 2015

2015

Presentatie (Special Heroes)

       
 

• Monitor RSB 0-meting

2014

Rapport (ReSpAct)

 

• Monitor RSB 1-meting

2014

Rapport (ReSpAct)

 

• Monitor RSB eindmeting

2016

Rapport (ReSpAct)

 

• Onderzoeksrapportage ReSpAct deel 1

2016

Rapport (ReSpAct)

       
 

• Uitdagend sportaanbod voor gehandicapten. 2008–2012. Eindevaluatie.

2013

Rapport (NOC*NSF)

       
 

• Beweeg- en sportgedrag van mensen met een chronische aandoening of lichamelijke beperking

2015

Rapport (RIVM)

Verantwoord sport en bewegen

• Veiligheid.nl/sportblessures

 

Website

       
 

• Kamerbrief over Nieuw Programma sportblessurepreventie 2016

2015

Kamerbrief (VWS)

Integriteit in de sport

 

Stimuleren veiliger sportklimaat

• Kamerbrief over Actieplan naar veiliger sportklimaat

2011

Kamerbrief (VWS)

 

• Actieplan Naar een Veiliger Sportklimaat

2011

Plan (VWS)

 

• VSK monitor 2013

2013

Rapport (Mulier)

 

• VSK monitor 2014

2014

Rapport (Mulier)

 

• VSK monitor 2015

2015

Rapport (Mulier)

 

• Kamerbrief over Voortgang sportprogramma’s SBB VSK

2015

Kamerbrief (VWS)

 

• Voortgangsbrief Sport

2016

Kamerbrief (VWS)

 

• Naar een veiliger sportklimaat – productkwaliteit en bijdrage aan gedragsverandering

2016

Rapport (KC Sport)

       
 

• Matchfixing in Nederland – aard, reikwijdte, risico’s, aanpak

2012

Onderzoeksrapport (EY)

Dopingbestrijding

• De Nederlandse topsporter en het anti-dopingbeleid 2014–2015

2015

Onderzoeksrapport (Dopingautoriteit)

 

• Meedoen of stoppen. Eindrapportage onderzoek dopingcultuur wielrennen heren.

2013

Onderzoeksrapport (Cie Anti-Doping Aanpak)

 

• Inhoudelijke verantwoording: cultuurverandering in de hoogste versnelling. Gezamenlijk actieplan KNWU-Dopingautoriteit, NOC*NSF

2016

Plan (KNWU,DA,NOC*NSF)

Uitblinken in sport

Topsportevenementen

• Sportevenementen in NL – brancherapport over sportevenementen en maatschappelijke betekenis

2014

Rapport (Mulier)

       
 

• Neem de tijd als je haast hebt – rapportage adviescommissie European Games 2019

2016

Advies (NOC*NSF)

       
 

• Evaluatie London 2012

2012

Rapport (NOC*NSF)

 

• Evaluatie Sochi 2014

2014

Rapport (NOC*NSF)

(Versterking) Topsportprogramma’s Stipendiumregeling

• Bloed, zweet en tranen – 3-meting topsportklimaat

2012

Rapport (USBO-Mulier)

• Topsportklimaat in Nederland 2016 – 4-meting topsportklimaat

2016

Rapport (NOC*NSF- USBO-Mulier)

Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Kennis en innovatie

• Evaluatie sportinnovatie (InnoSport) Nederland 2006–2013

2013

Rapport (Technopolis)

 

• Sportinnovatie in Nederland – 10 jaar InnoSport

2015

Rapport (InnoSport)

       
 

• Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen

2016

Agenda (NOC*NSF-KC Sport-NWO-ZonMw-SiA)

       
 

• Kamerbrief over Eindevaluatie onderzoeksprogramma Sport Bewegen en Gezondheid 2004–2014

2015

Kamerbrief (VWS)

 

• Eindevaluatie onderzoeksprojecten sport bewegen en gezondheid 2004–2014

2015

Rapport (ZonMw)

       
 

• Versterking data-infrastructuur sport

2012

Advies (SCP)

 

• Bijlagen A-D Versterking data-infrastructuur sport

2012

Bijlagen bij advies (SCP)

       
 

• Sportopdekaart.nl

 

Website – indicatoren

 

• Kernindicatoren Sport

 

Website – indicatoren

       
 

• Voortgangsbrief Sport

2016

Kamerbrief (VWS)

Internationaal beleid

• Integrity & sport events – position paper

2016

Position paper (Mulier)

 

• Raadsconclusies organisatie grote sportevenementen

2016

Raadsconclusies (EC)

 

• Uitkomsten dopingconferentie juni 2016

2016

 
 

• Successful elite sport policies – an international comparison of the sports policy factors leading to international sporting success (SPLISS 2.0) in 15 nations

2015

Boek (Meyer &Meyer Sport UK Ltd.)

Ter aanvulling: Websites Sport

Indicatoren

Monitors

Subsidieregelingen

Voor professionals

Onderzoeksprogramma’s

Partners in kennis en uitvoering

Internationaal


X Noot
1

Rijksbegroting 2014 XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bijlage 5 Overzicht evaluaties (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 2).

X Noot
2

Staatscourant Nr. 18352 d.d. 11 september 2012; Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek; in werking met ingang van 1 januari 2013.

X Noot
3

Rijksbegroting 2016. XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 34 300 XVI).

X Noot
4

Cijfers volgens de realisatiestand bevatten budgetmutaties die niet zichtbaar zijn, bijv. overboeking van de middelen buurtsportcoach aan Gemeentefonds BZK en sportimpuls aan ZonMw. Deze bedragen zitten wel in de cijfers stand ontwerpbegroting (en maken daardoor zichtbaar deel uit van het in het betreffende jaar uitgevoerde beleid), maar niet in de cijfers realisatiestand (niet zichtbaar vanwege overboeking bij 1e/2e SW maar uiteraard wel onderdeel van uitvoeren beleid).

X Noot
5

Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD – PvdA, 2012 (bijlage bij Kamerstuk 33 410, nr. 15)

X Noot
6

Beleidsbrief Sport «Sport en bewegen in Olympisch perspectief», 2011 (Kamerstuk 30 234, nr. 37)

X Noot
7

Ten aanzien van de stipendiumregeling is geen evaluatieonderzoek voor handen. Dit is nog onderwerp van gesprek met NOC*NSF. Indirect bieden de topsportklimaatmetingen enig inzicht in de effecten van de regeling.

Naar boven