32 757 Bouwbesluit

32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 136 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2016

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna de Onderzoeksraad) publiceerde 18 november 2015 haar rapport «Koolmonoxide, onderschat en onbegrepen gevaar»1. Hierin zijn zes aanbevelingen gericht aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst (W&R, als verantwoordelijke voor veilige woningen inclusief installaties) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS, als verantwoordelijke voor veilige producten zoals gastoestellen en koolmonoxidemelders). Hierbij stuur ik u mede namens de Minister van VWS, de kabinetsreactie op dit onderzoeksrapport. Met deze reactie wordt tevens tegemoet gekomen aan het verzoek van het lid van Veldhoven (D66), d.d. 19 november 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 27, item 6) om een brief van het kabinet over koolmonoxide naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Bevindingen Onderzoeksraad

De Onderzoeksraad concludeert dat de gevaren rondom koolmonoxide zich niet beperken tot de bekend veronderstelde risicofactoren zoals oude open toestellen, achterstallig onderhoud of onvoldoende ventilatie. Uit het onderzoek van de Onderzoeksraad blijkt dat bijna de helft van de ongevallen gebeurt met een cv-installatie. De Onderzoeksraad constateert dat de aanleg en het onderhoud van cv-installaties niet altijd goed wordt uitgevoerd, waardoor ongevallen ook regelmatig plaatsvinden bij jonge en periodiek onderhouden toestellen. De verschillende kwaliteitslabels zoals keurmerken, erkenningen en certificeringen bieden op dit moment te weinig garantie voor daadwerkelijk professionele aanleg en veilig onderhoud door installateurs. Ook koolmonoxidemelders vervullen hun waarschuwende functie niet vlekkeloos.

Op basis van deze constateringen doet de Onderzoeksraad de volgende aanbevelingen:

  • 1. Stel een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling in voor alle installateurs die verbrandingstoestellen aanleggen en/of onderhouden. De vakbekwaamheid van installatiebedrijven en individuele installateurs moet in deze regeling geborgd worden.

  • 2. Formuleer wettelijke eisen (eventueel in EU verband) die ertoe leiden dat verbrandingsinstallaties als geheel failsafe en foolproof zijn;

  • 3. Maak direct de volledige testresultaten van de koolmonoxidemelders openbaar zodat bewoners/eigenaren zelf bewuste afwegingen kunnen maken over de aanschaf hiervan;

  • 4. Formuleer wettelijke eisen (eventueel in EU verband) om de betrouwbaarheid en effectiviteit van koolmonoxidemelders te waarborgen en stimuleer vervolgens de toepassing hiervan;

  • 5. Zorg voor voorlichting over de risico’s van koolmonoxide voor bewoners, eigenaren, installateurs en hulpverleners;

  • 6. Monitor de problematiek en de effectiviteit van maatregelen door registratie en onderzoek naar koolmonoxideongevallen.

Hoewel de Onderzoeksraad constateert dat de sleutel om koolmonoxide ongevallen te verminderen bij de installateur en fabrikant ligt, is zij ook van mening dat de overheid de regie in handen moet nemen. Gezien het groot aantal betrokken partijen, met ieder hun eigen belangen, beveelt de Onderzoeksraad de overheid aan om samen met betrokken partijen te komen tot een integrale aanpak om koolmonoxideongevallen tegen te gaan.

Reactie op het onderzoeksrapport

Het rapport van de Onderzoeksraad over koolmonoxide bevat een goede en uitvoerige analyse van de problematiek. Het kabinet is de Onderzoeksraad hiervoor zeer erkentelijk.

Het kabinet is van mening dat het risico op koolmonoxide-ongevallen tot een minimum gereduceerd moet worden en zal zich actief inzetten om het aantal slachtoffers verder te beperken.

Het kabinet zal het bestaande beeld dat de problematiek van koolmonoxide vooral speelt bij oude en slecht onderhouden toestellen bijstellen. Nieuw is immers dat het onderzoeksrapport aangeeft dat bijna de helft van de ongevallen is gebeurd met een cv-installatie. In de verdere aanpak ter preventie van koolmonoxideongevallen zal daarom meer aandacht worden besteed aan het voorkomen van koolmonoxideongevallen bij cv-installaties. Dit betreffen meestal gesloten toestellen. Echter ook open verbrandingstoestellen blijven een aandachtspunt. Verhoudingsgewijs zijn open toestellen nog steeds gevaarlijker dan gesloten toestellen. Het ingezette beleid gericht op de uitfasering van open toestellen, wordt daarom naast onderstaande acties, voortgezet.

Onderstaand geeft het kabinet per aanbeveling een reactie op het rapport.

Aanbeveling 1

De Onderzoeksraad concludeert dat de verschillende kwaliteitslabels zoals keurmerken, erkenningen en certificeringen op dit moment te weinig garantie bieden voor daadwerkelijk professionele aanleg en veilig onderhoud door installateurs en beveelt daarom aan dat de overheid een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling voor installateurs in moet stellen.

Het kabinet vindt het zorgelijk dat de onderzoeksraad constateert dat consumenten op dit moment onvoldoende kunnen vertrouwen op de huidige keurmerken, erkenningen en certificeringen. Ik zal mij daarom inzetten om de kwaliteit van erkenningsregelingen te verbeteren – zodat de consument hier beter op kan vertrouwen – en ik onderzoek de invoering van een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling. De mogelijke invoering van zo’n maatregel dient proportioneel en uitvoerbaar te zijn2.

In dit kader heb ik een onderzoek laten uitvoeren naar regulering in de ons omringende landen en naar de effectiviteit van die maatregelen. Dit vanwege de constatering van de Onderzoeksraad dat er in de ons omringende landen sprake is van meer regulering met betrekking tot het voorkomen van koolmonoxideongevallen, maar de Onderzoeksraad geeft niet aan of er sprake is van een duidelijke relatie tussen deze zwaardere regulering en een minder aantal ongevallen.

Het onderzoek in mijn opdracht is uitgevoerd door onderzoeksbureau OTB van de Technische Universiteit Delft. Het rapport «Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxideongevallen in België, Denemarken, Duitsland en Engeland» d.d. 2 maart 2016 ontvangt u als bijlage bij deze brief3. Conclusie van het rapport is dat de ons omringende landen aanzienlijk meer reguleren (waaronder de vakbekwaamheidseisen voor installateurs), maar de effectiviteit hiervan in dit onderzoek niet kan worden aangetoond: «Hoewel er in de direct omringende landen sprake is van uitgebreidere en strengere regelgeving omtrent verbrandingstoestellen dan in Nederland, zijn de effecten hiervan op het aantal overlijdens door koolmonoxidevergiftiging niet eenduidig. In Engeland en Wales is mogelijk sprake van een positief effect op het aantal dodelijke slachtoffers ten opzichte van Nederland. Dit lijkt echter niet te gelden voor Duitsland en België, waar het aantal overlijdens door koolmonoxide ongeveer even hoog, respectievelijk een stuk hoger is dan in Nederland». Er kan dus niet worden bevestigd dat veel regulering effect sorteert en resulteert in minder doden.

Ik ben in overleg met de installatiesector, consumenten en gebouweigenaren over de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling voor installateurs. De resultaten uit bovengenoemde OTB-onderzoek naar regulering in de ons omringende landen en ook de signalen dat de installatiesector reeds bezig is met een verbeteringslag van hun kwaliteitslabels worden hierbij meegenomen. Er zal een drietal varianten van zowel verplichte als (verbeterde) vrijwillige erkenningsregelingen nader worden verkend en uitgewerkt.

Vervolgens zal op basis van het afwegingskader gereglementeerde beroepen een analyse worden verricht over de noodzaak en proportionaliteit van een wettelijk verplichte beroepsreglementering. In deze afweging zullen ook de overige acties als benoemd in deze brief (o.a. het failsafe maken van toestellen/installaties, voorlichting, etc.) worden meegenomen en de mate waarin die acties reeds een verbetering van de veiligheid van verbrandingsinstallaties realiseren. Uit deze integrale afweging wordt de keuze gemaakt voor één van de drie varianten voor de erkenningsregeling en worden de bijbehorende maatregelen genomen ter realisatie van de gekozen regeling. Over de uitkomsten van dit traject wordt de Tweede Kamer eind 2016 geïnformeerd.

Aanbeveling 2

De Onderzoeksraad concludeert dat verbrandingsinstallaties niet failsafe zijn; de installatie slaat niet af noch geeft deze een foutmelding als er teveel koolmonoxide wordt geproduceerd. De Onderzoeksraad beveelt daarom aan om wettelijke eisen te formuleren om verbrandingsinstallaties failsafe te maken. Een verbrandingsinstallatie bestaat uit een verbrandingstoestel en daarop aangesloten verbrandings- en rookgaskanalen.

Het failsafe maken van verbrandingstoestellen is technisch mogelijk. Bijvoorbeeld door middel van een koolmonoxide(CO)-sensor in het verbrandingstoestel die het toestel uitschakelt of een losse koolmonoxide(CO)-stop die de toevoer van elektriciteit of gas naar het toestel onderbreekt op het moment dat deze sensor koolmonoxide detecteert.

Gastoestellen moeten voldoen aan de Europese richtlijn voor gastoestellen (Gas Aplliances Directive (GAD), 2009/142/EG)4. Het verplichtstellen van CO-sensors in het toestel, vraagt daarom om een Europees afstemmingstraject.

De GAD eist veiligheid van gastoestellen bij normaal gebruik5. Normaal gebruik betekent onder meer dat de toestellen op de juiste wijze zijn geïnstalleerd en regelmatig worden onderhouden overeenkomstig de instructies van de fabrikant. De GAD heeft als doel een Europees interne markt voor producten die onder deze richtlijn vallen te bewerkstelligen. Het stellen van nationale aanvullende eisen aan de toestellen zoals het dwingend voorschrijven van een CO-sensor als onderdeel van het gastoestel is dan ook niet mogelijk. De Minister van VWS zal op Europees niveau inzetten op het verplicht stellen van CO-sensors in gastoestellen.

Parallel daaraan zal de Minister van VWS bekijken of de bereidheid van fabrikanten bestaat om vrijwillig een CO-sensor in een verbrandingstoestel op te nemen. Enkele fabrikanten van gastoestellen hebben zelf al het initiatief genomen om een CO-sensor in een toestel op te nemen.

Aanvullende nationale eisen zijn wel mogelijk als er geen aanpassingen aan het toestel zelf nodig zijn, zoals een CO-stop buiten het toestel. Een CO-stop buiten het toestel kan echter niet voorkomen dat er koolmonoxide ongevallen in andere woningen ontstaan door bijvoorbeeld fouten in collectieve rookgasafvoeren. Gezien de kritiek van de Onderzoeksraad op de fragmentatie van de totale installatie, ligt de keuze voor een losse CO-stop niet voor de hand. Echter vanwege de termijn die gemoeid is met een Europees afstemmingstraject, zal in overleg met de sector en consumentenorganisaties worden bezien of dit op korte termijn een tijdelijke oplossing kan zijn.

Verder concludeert de Onderzoeksraad dat installaties niet bestand zijn tegen verkeerde handelingen van bewoners of installateurs (niet foolproof). Om verkeerd handelen te voorkomen is in het GAD voorgeschreven dat wanneer een gastoestel in de handel wordt gebracht, technische aanwijzingen voor de installateur en gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen voor de gebruiker moeten worden meegeleverd. Ook moeten de nodige waarschuwingen op het toestel, alsmede op de verpakking worden vermeld6. Als deze aanwijzingen niet worden opgevolgd is er geen sprake van normaal gebruik. Met de huidige GAD is het niet mogelijk om aanvullende eisen aan het toestel te stellen. Wel zal de Minister van VWS op Europees niveau het foolproof maken van de toestellen actief inbrengen.

Naast het foolproof maken van het toestel is de aanbeveling ook gericht op het foolproof maken van luchttoevoer- en rookgasafvoerkanalen en de combinatie van de kanalen met het toestel. De eisen omtrent verbrandingsluchttoevoer en rookgasafvoer staan in het Bouwbesluit 2012. De kanalen zelf vallen onder de Europese Verordening Bouwproducten (CPR) en moeten voorzien zijn van CE-markering. Ook kunnen kanalen als toebehoren worden meegeleverd met het toestel en dan vallen zij onder de CE-markering van het toestel op basis van de Europese richtlijn Gastoestellen (GAD). In beide gevallen is er geen ruimte om extra nationale eisen te stellen aan de kanalen. Extra regels hiervoor moeten via Europa worden geregeld. Dit is een langdurig traject, aangezien met alle Europese lidstaten hierover consensus moet worden bereikt. Toch zal de Nederlandse regering dit traject inzetten.

Verbetering moet ook worden gezocht in een betere borging van de montage van kanalen. Bij de montage zijn twee aspecten vooral belangrijk: (1) de kanalen moeten geschikt zijn voor het toestel en (2) de kanalen moeten deskundig worden gemonteerd. Het eerste punt is goed geborgd als kanalen worden meegeleverd bij het toestel als één systeem. Kanalen mogen echter ook los verkocht worden van het toestel. Het kiezen van de juiste combinatie van toestel en kanalen is een aandachtspunt omdat niet alle kanalen geschikt zijn voor elk type toestel. Het tweede punt is vooral een kwestie van het voldoende toepassen van montagebeugels zodat de afzonderlijke kanaaldelen blijvend goed op elkaar aansluiten en niet lek raken. Naar aanleiding van koolmonoxide incidenten is door de branchevereniging ROGAFA, de verenigde Nederlandse fabrikanten van rookgasafvoersystemen, een informatieblad en checklist gepubliceerd over het goede beugelen van kanalen7. Samen met de sector wordt bezien hoe de toepassing en montage van de kanalen beter kan worden geborgd.

Aanbeveling 3

De Onderzoeksraad vraagt direct de volledige testresultaten van de koolmonoxidemelders openbaar te maken zodat bewoners/eigenaren zelf bewuste afwegingen kunnen maken over de aanschaf hiervan. Alle onveilige melders uit de Europese steekproef zijn terug te vinden op de Rapex website8: Rapex is het Europese signaleringssysteem van incidenten met een groot risico voor veiligheid of gezondheid. Verder zijn de onveilige koolmonoxidemelders op last van de nationale autoriteiten (in Nederland: de NVWA) uit de handel genomen en zijn er publiekswaarschuwingen uitgegaan. In vervolg op de Europese steekproef zal de NVWA in 2016 onderzoek doen naar CO-melders op de Nederlandse markt. De NVWA is voornemens bij rapportage van de onderzoeksresultaten ook de merken en typen te vermelden. Rapportage wordt eind 2016 verwacht en zal publiek worden gemaakt.

Aanbeveling 4

De Onderzoeksraad beveelt aan om wettelijke eisen (eventueel in EU verband) te formuleren om de betrouwbaarheid en effectiviteit van koolmonoxidemelders te waarborgen.

Producten, waaronder koolmonoxidemelders, mogen krachtens artikel 18 van de Warenwet alleen verhandeld worden indien zij, bij het gezien hun bestemming te verwachten gebruik, geen bijzondere gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens.

Daarnaast bestaat voor koolmonoxidemelders de Europese norm EN 50291. De norm EN 50921 is thans een vrijwillige norm voor producenten en leveranciers van CO-melders. Door de Europese Commissie wordt momenteel bezien of, naast de algemene productveiligheidseisen waar CO-melders aan moeten voldoen, er op Europees niveau ook specifieke veiligheidseisen voor CO-melders moeten komen. Naast de algemene eis in de warenwet zoals hierboven beschreven worden dan ook specifiekere veiligheidseisen van kracht. Het kabinet zal actief inzetten op een snelle afronding hiervan.

Thans gebruikt de NVWA de norm EN 50291 voor onderzoek naar de betrouwbaarheid en effectiviteit van koolmonoxidemelders. Door toezicht en handhaving door de NVWA wordt voorkomen dat ondeugdelijke koolmonoxidemelders in de handel komen en zo nodig kunnen producten uit de handel worden genomen.

De aanbeveling van de Onderzoeksraad om de toepassing van koolmonoxidemelders te stimuleren wordt meegenomen bij de voorlichtingscampagnes zoals genoemd bij aanbeveling 5.

Aanbeveling 5

De Onderzoeksraad beveelt aan om te zorgen voor voorlichting over de risico’s van koolmonoxide omdat de risico’s op koolmonoxidevergiftiging worden onderschat. De overheid neemt deze aanbeveling ter harte en start via diverse kanalen een bewustwordingscampagne over de gevaren van koolmonoxide. Hiervoor zal onder andere worden aangesloten bij de acties die reeds zijn toegezegd voor het creëren van bewustwording van brandveiligheid bij ouderen9. Dit betekent dat het kabinet in overleg treedt met belangenorganisaties om het onderwerp meer op de agenda te krijgen bij de belangenorganisaties zelf, maar ook om het via deze partijen bij bewoners onder de aandacht te brengen. Naast belangenorganisaties worden ook de GGD en brandweer betrokken. Hierbij zal voor de bewustwording rondom koolmonoxide op een bredere doelgroep worden gericht dan ouderen. Ook zal niet, zoals nu het geval is, alleen de nadruk liggen op oude open toestellen, maar ook op nieuwe cv-ketels. Het huidige beleid van de rijksoverheid is gericht op het vervangen van open verbrandingstoestellen en tot het moment van vervangen, goed onderhoud uit te voeren en een CO-melder te plaatsen. Het toepassen van de CO-melders is bij (open) verbrandingstoestellen nog steeds zeer aan te bevelen. Vooralsnog zal hierbij moeten worden uitgegaan van de vrijwillig door producenten aangegeven conformiteit aan EN 50921.

De rijksoverheid is al langer actief met voorlichting over koolmonoxidevergiftiging. Sinds 2008 heeft het Ministerie van BZK (voorheen VROM) diverse publicaties uitgebracht over de koolmonoxideproblematiek bij open verbrandingstoestellen. De afgelopen twee jaar heb ik een bijdrage verleend aan de koolmonoxidecampagne van de Nederlandse Brandwondenstichting. Deze campagne via Social media heeft tot doel het bewustzijn en de zelfredzaamheid omtrent de risico’s van koolmonoxide te verbeteren. Daarnaast draag ik sinds 2013 jaarlijks bij aan de activiteiten van het Rookmelderteam van de Nederlandse Brandwonden Stichting. De vrijwilligers van het Rookmelderteam komen bij de ouderen thuis om rookmelders op te hangen en het vluchtplan van de bewoners te bespreken. In overleg met de Nederlandse Brandwondenstichting wordt bekeken of koolmonoxidemelders en bewustwording van de risico’s van koolmonoxide deel kunnen uitmaken van de activiteiten van het Rookmelderteam. Ook de voorlichtingskanalen met betrekking tot de Brandpreventieweken zullen worden ingezet om de bewustwording van de risico’s koolmonoxide onder de aandacht te brengen.

Naast de algemene bewustwordingscampagne zet ik ook in op informatievoorziening over de specifieke problematiek van collectieve rookgasafvoeren in gestapelde woongebouwen. Bij het vervangen van cv-ketels dient aandacht besteed te worden aan de geschiktheid van de collectieve rookgasafvoeren. Oude, dunwandige, aluminium rookgasafvoeren zijn vaak niet geschikt voor (de koude) rookgassen van moderne cv-ketels, met corrosie in rookgasafvoeren tot gevolg. Corrosie kan vervolgens «lekkages» in de afvoer van gassen tot gevolg hebben. Zoals ook blijkt uit het rapport van de Onderzoeksraad kan dit gevaarlijke situaties opleveren, vaak bij andere woningen dan waar de rookgassen worden geproduceerd. Dit is een relatief onbekend probleem voor eigenaren en beheerders (o.a. VVE’s) van gestapelde bouw. Daarom wordt een infoblad voor consumenten en eindgebruikers opgesteld en een uitgebreidere handreiking voor (technisch) beheerders.

Aanbeveling 6

De Onderzoeksraad beveelt aan om registratie van ongevallen beter te organiseren, zodat de problematiek en de effectiviteit van maatregelen beter gemonitord kan worden.

De Onderzoeksraad constateert dat koolmonoxideongevallen vaak niet worden herkend omdat zij lastig te diagnosticeren zijn en als zij worden herkend, geldt er geen meldplicht om het ongeval te registeren. Zonder herkenning en registratie is het vervolgens onmogelijk onderzoek te doen naar de achterliggende oorzaken en hier lering uit te trekken.

Met betrekking tot herkenning van koolmonoxide ongevallen is een rol weggelegd voor artsen en hulpverleners.

Bij de invulling van de erkenningsregeling (aanbeveling 1), wordt gekeken hoe het melden van ongevallen veroorzaakt door verbrandingsinstallaties en het onderzoek doen naar de achterliggende factoren onderdeel kan worden van de erkenningsregeling.

Samenvattend

De Onderzoeksraad constateert dat de sleutel om koolmonoxideongevallen te verminderen bij de installateur en fabrikant ligt, maar dat de overheid de regie in handen moet nemen. Het kabinet is van mening dat de overheid met onderstaande acties de regie in handen neemt:

  • De Minister voor W&R gaat zich inzetten om de kwaliteit van erkenningsregelingen te verbeteren – zodat de consument hier beter op kan vertrouwen – en onderzoekt de invoering van een wettelijk verplichte uniforme erkenningsregeling.

  • Voor het failsafe maken van toestellen gaat de Minister van VWS in dialoog met de fabrikanten om via het vrijwillige spoor CO-sensors in toestellen op te nemen. Parallel daaraan zet de Minister van VWS op Europees niveau actief in op het verplicht stellen van CO-sensors in gastoestellen. Het stellen van nationale aanvullende eisen aan de toestellen zoals het dwingend voorschrijven van een CO-sensor als onderdeel van het gastoestel is niet mogelijk in verband met Europese wetgeving.

  • De Minister voor W&R beziet in overleg met de sector hoe de toepassing en montage van de rookgasafvoer- en luchttoevoerkanalen beter kan worden geborgd.

  • Onveilige koolmonoxidemelders zijn op last van de nationale autoriteiten (in Nederland: de NVWA) uit de handel genomen en er zijn publiekswaarschuwingen uitgegaan. In vervolg op de Europese steekproef zal de NVWA in 2016 onderzoek doen naar CO-melders op de Nederlandse markt. De NVWA is voornemens bij rapportage van de onderzoeksresultaten ook de merken en typen te vermelden. Rapportage wordt eind 2016 verwacht en zal publiek worden gemaakt.

  • Voor CO-melders beziet de Europese Commissie momenteel of, naast de algemene productveiligheidseisen waar CO-melders aan moeten voldoen, er op Europees niveau ook specifieke veiligheidseisen voor CO-melders moeten komen. Het kabinet zal actief inzetten op een snelle afronding hiervan.

  • De Minister voor W&R blijft in 2016 (bestaande) voorlichtingscampagnes op het gebied van koolmonoxide financieel ondersteunen. Daarnaast zal een bewustwordingscampagne worden gestart in overleg met belangenorganisaties en wordt al beschikbare informatie uitgebreid. Een voorbeeld hiervan is de handreiking met betrekking tot collectieve rookgasafvoeren en handelingsperspectieven voor bewoners;

  • Bij de invulling van de erkenningsregeling (aanbeveling 1) wordt gekeken hoe het melden van ongevallen veroorzaakt door verbrandingsinstallaties en het onderzoek doen naar de achterliggende factoren, onderdeel kan worden van de erkenningsregeling.

Met deze acties verwacht het kabinet het aantal slachtoffers als gevolg van koolmonoxidevergiftiging terug te dringen. Ik zal u in samenspraak met de Minister van VWS eind 2016 informeren over de voortgang en/of uitkomsten van bovengenoemde acties.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
2

Het in 2015 door het kabinet vastgestelde «Nationaal actieplan gereglementeerde beroepen» (Kamerstuk 24 036, nr. 409) geeft aan hoe het kabinet de proportionaliteit van beroepsreglementering beschouwt. Specifiek is een afwegingskader ontwikkeld dat dient als handvat om de proportionaliteit van nieuwe beroepsreglementering te bepalen. Het uitgangspunt van het kabinetsbeleid is dat beroepsreglementering slechts gerechtvaardigd is als er redenen zijn om aan te nemen dat bij gebrek aan zulke reglementering publieke belangen in het geding zijn en deze niet op een andere wijze efficiënt te borgen zijn.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

De raad en het Europees Parlement hebben een nieuwe rechtstreeks toepasselijke verordening (GAR) aangenomen die de Richtlijn 2009/142/EG (GAD) inzake gastoestellen zal vervangen. De richtlijn en de verordening verschillen op dit punt niet van elkaar.

X Noot
8

Zie http://ec.europa.eu/consumers/safety/rapex/alerts/main/index.cfm?event=main.search. (klik op «Search RAPEX notifications». De jaartallen 2014 én 2015 aanvinken en bij het veld «product» de term «carbon monoxide» invullen).

X Noot
9

Kamerstuk 32 757, nr. 120

Naar boven