Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 15 juli 2010 en het nader rapport d.d. 15 maart
2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2010, no. 10.001381, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken,
bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden,
ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten
van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen;
Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 46), met toelichtende nota.
Het Verdrag bevat bepalingen met betrekking tot de verdeling van heffingsrechten en het vaststellen van een procedure voor
onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring
van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 mei 2010, nr. 10.001381, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling
advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 15 juli 2010, nr. W02.10.0189/II/K, bied ik U hierbij aan.
1. Onderling overleg verrekenprijzen
Artikel 8, tweede lid, van het Verdrag kent een inspanningsverplichting voor de verdragsluitende partijen om moeilijkheden
of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van het zogenoemde «arm’s length-beginsel», op te lossen.
De toelichtende nota geeft echter aan dat het Verdrag voorziet in een verplichting om tot een oplossing te komen.
De Raad adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met de tekst van het Verdrag.
1. Onderling overleg verrekenprijzen
De toelichting op artikel 8 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.
2. Beëindiging
In de toelichting op artikel 11 van het Verdrag wordt aangegeven dat artikel 11 de gebruikelijke bepaling betreft voor het
beëindigen van een verdrag. In artikel 11, derde lid, van het Verdrag ontbreekt echter de gebruikelijke passage dat de kennisgeving
van opzegging ten minste zes maanden voor het einde van het kalenderjaar2respectievelijk voor 1 juli moet zijn gedaan. Door het ontbreken van deze passage is de verhouding tussen artikel 11, tweede
lid, en artikel 11, derde lid, van het Verdrag niet zonder meer duidelijk. Omdat artikel 11, derde lid, van het Verdrag onverkort
geldt, is niet duidelijk wanneer artikel 11, tweede lid, van het Verdrag toepassing vindt.
De Raad adviseert in de toelichtende nota op de verhouding tussen artikel 11, tweede lid, en artikel 11, derde lid, van het
Verdrag in te gaan.
2. Beëindiging
De toelichting bij artikel 11 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.
3. Redactionele kanttekening
Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.
3. Redactionele kanttekening
Aan de redactionele kanttekening is gevolg gegeven.
4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen aan te brengen.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide
kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
P. van Dijk
Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende
nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over
te leggen aan de Staten van Aruba.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.10.0189/II/K met een redactionele kanttekening
die de Raad in overweging geeft.
– Zoals de titel van het Verdrag aangeeft heeft het Verdrag onder meer betekenis voor de belastingheffing over bepaalde inkomsten
van natuurlijke personen. In het algemeen deel van de toelichtende nota ter verduidelijking aangeven welke de materiële betekenis
van het Verdrag is voor andere dan natuurlijke personen, zoals een in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van het Verdrag
aangeduid «lichaam».