32 738 (R1953) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen; Canberra, 16 december 2009

A/ Nr.1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 april 2011.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 mei 2011.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2011

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 16 december 2009 te Canberra totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen (Trb. 2010, 46 en Trb. 2010, 187).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Aruba gevraagd.

Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 13 april 2011 over te leggen aan de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

Het onderhavige Verdrag is op 16 december 2009 te Canberra tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van Aruba en Australië. Het verzoek tot onderhandelen kwam van de Australische autoriteiten. Hoewel in het Verdrag de Australische regering als verdragspartij wordt genoemd, zal het Verdrag uiteraard tussen Australië en het Koninkrijk der Nederlanden, voor wat Aruba betreft, gelden.

Een verdrag inzake heffingsrechten wordt in de regel door Australië aangeboden wanneer met een ander land een verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (TIEA) tot stand wordt gebracht. In een TIEA wordt minder geregeld dan in verdragen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. De TIEA tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië is eveneens op 16 december 2009 te Canberra tot stand gekomen (Trb 2010, 45).

Het onderhavige Verdrag voorziet, naast de toewijzing van de heffingsrechten met betrekking tot inkomen dat door natuurlijke personen wordt genoten, in een regeling voor personen, waaronder zowel natuurlijke personen als lichamen en andere verenigingen van personen worden verstaan, die problemen ondervinden bij de toepassing van het «arm’s length»-beginsel.

II. Artikelsgewijze toelichting

Dit Verdrag bevat bepalingen met betrekking tot de verdeling van de heffingsrechten tussen Aruba en Australië, teneinde de heffing van dubbele belasting te voorkomen. Daarnaast regelt het Verdrag, onder meer met het oog op het voorkomen van het ontgaan van belasting, de onderlinge uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling vindt plaats in overeenstemming met de bepalingen die zijn opgenomen in het voornoemde Verdrag inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen dat op dezelfde dag tot stand is gekomen.

Artikel 1 Personen op wie het Verdrag van toepassing is, en artikel 4 Inwoners

Artikel 1 geeft aan dat het onderhavige Verdrag van toepassing is op ingezetenen van Aruba, van Australië of van beide partijen. In artikel 4 wordt het begrip «ingezetene» nader omschreven. Op grond van het eerste lid wordt aangesloten bij het begrip ingezetene zoals dat in de zin van de nationale belastingwetgeving van de afzonderlijke landen is bedoeld. Het tweede lid maakt hierop een uitzondering. Een persoon die belastingplichtig is in een land enkel en alleen op grond van het feit dat hij inkomen geniet uit bronnen in dat land, wordt voor het Verdrag geacht geen ingezetene van dat land te zijn. Het derde lid geeft een oplossing voor het geval een persoon op grond van het eerste en tweede lid ingezetene is van beide landen. Ingeval een persoon, andere dan een natuurlijk persoon, ingezetene is van beide landen, is op grond van het vierde lid doorslaggevend de plaats waar het feitelijke bestuur zich bevindt.

Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven welke Arubaanse en Australische belastingen onder de werking van het Verdrag vallen. De Arubaanse belastingen worden genoemd in onderdeel (b). De Australische belasting, genoemd in onderdeel (a), heeft betrekking op de inkomstenbelasting («income tax»), waaronder zowel de «individual income tax», de «corporate income tax» als de «capital gains tax» vallen. De «individual income tax» betreft de inkomstenbelasting die zowel van ingezetenen als niet-ingezetenen geheven kan worden. De inkomstenbelasting telt voor ingezetenen vijf belastingschijven en voor niet-ingezetenen vier. Over de eerste 6000 Australische dollar (circa 7800 Arubaanse florins) hoeft geen belasting te worden betaald. Dit geldt echter niet voor buitenlandse werknemers; zij betalen inkomstenbelasting vanaf de eerst verdiende dollar. De «corporate income tax» voor Australische en buitenlandse bedrijven bedraagt 30 procent. Buitenlandse vestigingen in het land dragen hetzelfde percentage af.

Het tweede lid voorziet in een uitbreiding van de belastingen, indien na ondertekening van het Verdrag in een van de landen een soortgelijke belasting als de belastingen die in het eerste lid zijn omschreven, wordt geïntroduceerd. Als dit zich voordoet, voorziet het tweede lid in een wederzijdse kennisgevingprocedure.

Ingevolge het derde lid ziet het Verdrag alleen op belastingen die vanwege de centrale overheid worden opgelegd.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

Dit artikel omschrijft enkele begripsbepalingen die in het Verdrag gebruikt worden. Deze begripsbepalingen zijn in overeenstemming met het internationaal gebruik betreffende belastingverdragen.

Artikel 5 Pensioenen en lijfrenteuitkeringen bij pensionering

In dit artikel wordt bepaald dat met betrekking tot de heffing van belasting over pensioenen en soortgelijke uitkeringen die door de private sector worden uitbetaald, wordt uitgegaan van het woonplaatsbeginsel. Dit betekent dat het land waar de natuurlijke persoon woont die het pensioen ontvangt, heffingsbevoegd is. Indien het woonland van de natuurlijke persoon geen belasting heft over het pensioen of de soortgelijke uitkering, bepaalt de tweede volzin van het eerste lid dat het heffingsrecht ten aanzien van dergelijke uitkeringen toekomt aan de partij waaruit het pensioen of de soortgelijke uitkering afkomstig is.

Artikel 6 Overheidsfuncties

In tegenstelling tot artikel 5, wordt in beginsel voor de betaling van beloningen en pensioenen, gedaan door de overheid of een overheidslichaam aan een natuurlijk persoon, het bronstaat-beginsel toegepast. Het land dat uitbetaalt, is derhalve heffingsbevoegd. Ten aanzien van beloningen en pensioenen wordt in de in onderdeel 1 (b) respectievelijk 2 (b) omschreven situaties van dit beginsel afgeweken. Als de beloning wordt betaald voor diensten die in het andere land worden verricht en degene die deze beloning ontvangt inwoner is van dat andere land en tevens onderdaan is, dan wel niet enkel en alleen in dat andere land is gaan wonen in verband met de te verrichten diensten, is de beloning in het andere land belast. Voor pensioenen geldt dat deze in het andere land worden belast als de natuurlijke persoon die deze ontvangt inwoner én onderdaan is van het woonland, maar niet tevens onderdaan is van het land dat het pensioen uitbetaalt.

Artikel 7 Studenten

Dit artikel geeft een regeling voor betalingen voor onderhoud en opleiding, ontvangen door een student of een persoon die voor zijn beroep of bedrijf in opleiding is en die daarvoor is verhuisd van het ene naar het andere land. Als de betaling wordt verricht door het land waaruit die persoon is vertrokken, zijn deze niet belast in het land waar de studie of opleiding wordt gevolgd, voor zover deze betalingen niet worden gedaan uit bronnen in het land waarin de studie of opleiding wordt gevolgd.

Artikel 8 Procedures voor onderling overleg terzake van wijzigingen van verrekenprijzen

Het eerste lid van dit artikel is bedoeld om de dubbele belastingheffing op te lossen die ontstaat als de fiscus van het ene land eenzijdig wijzigingen van verrekenprijzen doorvoert die niet in overeenstemming zijn met het «arm’s length»-beginsel. Het artikel geeft de persoon die dit raakt de mogelijkheid om zijn zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteit van het andere land. De zaak moet binnen drie jaar nadat de aanpassing is bekendgemaakt worden voorgelegd.

Het tweede lid voorziet in een inspanningsverplichting voor de bevoegde autoriteiten van beide landen om te trachten moeilijkheden of twijfelpunten op te lossen die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van het «arm’s length»-beginsel.

Artikel 9 Uitwisseling van informatie

Dit artikel bevat een bepaling voor het uitwisselen van informatie die naar verwachting van belang zal zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag. Zoals hierboven aangegeven vindt uitwisseling van informatie plaats in overeenstemming met de bepalingen die zijn opgenomen in het op dezelfde dag tot stand gebrachte Verdrag inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voorwaarde voor deze inwerkingtreding is dat het voornoemde Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen eveneens in werking is getreden. Gelet op het feit dat het begin van het fiscale boekjaar verschillend is in Australië en Aruba, worden onder (a) en (b) verschillende data genoemd.

Artikel 11 Beëindiging

Dit artikel bevat de gebruikelijke bepaling voor het beëindigen van een verdrag. Het tweede lid geeft aan wat de opzeggingstermijnen zijn. Het Verdrag zal in ieder geval worden beëindigd, wanneer het voornoemde Verdrag inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen eindigt. In dat geval geldt de termijn zoals gesteld in het derde lid.

III. Koninkrijkspositie

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor Aruba.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven