32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

35 207 China

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2020

Naar aanleiding van de motie Karabulut mede ingediend door de Leden Van Ojik, Ploumen en Kuzu (Kamerstuk 32 735, nr. 278) voorgesteld op 29 januari 2020 tijdens het 30-leden debat met de Minister van Buitenlandse Zaken over China/Xinjiang (Handelingen II 2019/20, nr. 47, Dertigledendebat over politieke heropvoedingskampen in de Chinese provincie Xinjiang), deelt het kabinet graag de volgende overwegingen met u.

Net als uw Kamer wil het kabinet betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij de inzet van surveillance-goederen en -technologie bij de schending van mensenrechten voorkomen.

Op dit moment wordt een belangrijk deel van de cybersurveillancetechnologie die het kabinet risicovol acht voor mensenrechtenschendingen gecontroleerd in het Wassenaar Arrangement, het exportcontroleregime voor dit type producten. Voorbeelden van technologie die hieronder valt, zijn: programmatuur om in te breken in computers, systemen voor interceptie of storing van mobiele telecommunicatie en surveillancesystemen of -apparatuur voor netwerkcommunicaties van het internetprotocol (IP). Vergunningaanvragen voor de export van dit soort dual-usegoederen worden beoordeeld op het risico van mensenrechtenschendingen. Zie ook de beantwoording van de Kamervragen Van Ojik en Diks, en Kamervragen Sjoerdsma van september 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nrs. 3894 en 3922).

Het kabinet voert daarnaast actief gesprekken met bedrijven waarvan bekend is dat zij in deze sector actief zijn, maar wier producten nog niet onder de vergunningplicht vallen. Bedrijven worden nadrukkelijk gewezen op de risico’s die met hun bedrijfsactiviteiten gepaard gaan. Door middel van deze outreach worden deze bedrijven aangemoedigd een weloverwogen afweging te maken of (de voorzetting van) levering van de goederen aan bepaalde eindgebruikers past binnen een adequaat compliance- en MVO-beleid. Ook is de verwachting dat er in navolging van de motie van de leden Van Ojik en Sjoerdsma (Kamerstuk 35 207, nr. 26) over een vergunningsplicht voor de export van surveillancetechnologie op termijn een groter deel van de export van deze technologie onder controle komt.

Het kabinet deelt de visie met de Kamer dat het van belang is op dit thema onverminderd actief te handelen. Door actieve controle in combinatie met de bovengenoemde outreach, werkt het kabinet aan het voorkomen van de inzet van cybersurveillancetechnologie bij mensenrechtenschendingen. Het kabinet zal, ook met Europese partners, verkennen wat aan informatie te vergaren is over de export van cybersurveillancetechnologie in relatie tot potentiele mensenrechtenschendingen in China. Het kabinet zal daarbij ook onderzoeken in hoeverre dergelijke informatie gedeeld kan worden, waarbij in acht zal moeten worden genomen dat vanwege de bedrijfsvertrouwelijke en concurrentiegevoelige aard van dit soort informatie de mogelijkheden om de uitkomsten te delen beperkt zijn.

Om deze redenen ontraadt het kabinet deze motie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven