32 733 Beleidsbrief Defensie

Nr. 70 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2012

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over het de brief van 10 april 2012 inzake de voorgenomen verhuizing van de marinierskazerne van Doorn naar Vlissingen (Kamerstuk 32 733, nr. 59).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Beek

De griffier van de commissie, Roovers

1, 11, 33, 38 en 124

Kunt u uiteenzetten hoe de kosten van de instandhouding van de Van Braam Houckgeestkazerne zijn meegenomen in de overweging en berekeningen in de overgangsperiode tijdens de voorgenomen verhuizing naar Vlissingen?

Kunt u een raming geven van de benodigde investeringen die noodzakelijk zijn voor de Van Braam Houckgeestkazerne om gedurende een overgangsperiode de kazerne in Doorn operationeel te houden?

Is het nodig om in Doorn te investeren om de kazerne operationeel te houden gedurende de overgangsperiode van een verhuizing naar Vlissingen en is het mogelijk dat daardoor het bedrag van € 33 miljoen dat opgenomen is voor de renovatie van Doorn, lager uitvalt?

Kunt u een raming geven van de investeringen die benodigd zijn om de Van Braam Houckgeestkazerne gedurende de overgangsperiode van de verhuizing naar Vlissingen operationeel te houden? Zijn deze investeringen meegenomen in de business case voor Vlissingen?

Vanwege het doorlopen van diverse procedures zal het nog zes à tien jaar duren voordat een kazerne in Vlissingen in gebruik kan worden genomen. Hoeveel kosten zijn er gemoeid met het in stand houden van de Van Braam Houckgeestkazerne in deze overgangsjaren?

In de business case voor Vlissingen is een bedrag van € 2 miljoen opgenomen voor maatregelen om de Van Braam Houckgeestkazerne nog vijf jaar operationeel te houden. Een voorbeeld hiervan is de aanschaf van een noodkeuken die nu is voorzien en die urgent is om te voorkomen dat de inspectie ingrijpt. Dit bedrag staat los van de € 33 miljoen die in de plannen zijn gereserveerd voor aanpassingen aan de Van Braam Houckgeestkazerne en die nu kunnen worden ingezet voor de dekking van de plannen voor Vlissingen.

2, 27, 43 en 100

Kunt u uiteenzetten of in u in beide gevallen eventuele EU-subsidies en verkoopopbrengsten meerekent bij de investeringskosten van Doorn en Vlissingen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Kunt u de stelling van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland dat het verantwoord is om de verkoopopbrengsten van de Braam Houckgeestkazerne en het Logistiek Complex Maartensdijk en een bijdrage van de Europese Unie te ramen op 30 miljoen euro nader onderbouwen? In welke mate van waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat beroep kan worden gedaan op Europese subsidies? Over welk reëel te verwachten bedrag gaat het hier en waarvoor mag dat specifiek worden aangewend?

Hoe reëel acht u de door Vlissingen en Zeeland aangevoerde EU-subsidie voor nieuwe werkgelegenheid te rekenen als een reële dekkingspost terwijl er geen toekenning van zo’n subsidie is en het de facto om een verplaatsing van werkgelegenheid gaat van hemelsbreed 130 km?

De opbrengst van de verkoop van de Van Braam Houckgeestkazerne en de bijdrage EU staan voor € 30 miljoen ingeboekt (Toelichting Defensie t.b.v. technische briefing Marinierskazerne Vlissingen / Doorn op 14 juni 2012, bijlage 2). Is het waar dat de EU-subsidieaanvraag € 10 miljoen behelst, zodat voor een verkoopopbrengst wordt uitgegaan van € 20 miljoen? Is bij een opbrengst van de verkoop van de Van Braam Houckgeestkazerne van € 20 miljoen, rekening gehouden met aanzienlijke afstotingskosten, analoog aan de kosten van de afstoting van het Logistiek Complex Maartensdijk? Welke Europese subsidie zal worden aangevraagd? Als voor het verkrijgen van de Europese subsidie cofinanciering vereist is, wie betaalt die dan?

De werkgroep Marinierskazerne Zeeland schreef in haar rapport dat er tegenover investeringen opbrengsten staan en noemde in het bijzonder de verkoopopbrengsten en een EU-bijdrage. Die EU-bijdrage zal moeten komen uit het nieuwe kaderprogramma voor de Europese structuurfondsen voor de periode 2014–2021. Dat is bepalend voor het nieuwe Operationeel Programma Zuid. Zodra daarover besluiten zijn genomen, kan een aanvraag worden ingediend voor een Europese bijdrage voor de Marinierskazerne als cofinanciering bij de eigen uitgaven van Defensie. «Innovatie» en «duurzaamheid» zullen in die aanvraag belangrijke sleutelwoorden zijn. Omdat de uitkomst van zo’n aanvraag nog ongewis is, heb ik deze ontvangstenpost in mijn brief van 10 april 2012 nog buiten beschouwing gelaten. Dat geldt ook voor de verkoopopbrengst waarover nog afspraken moeten worden gemaakt met de minister van Financiën.

Voor de raming van verkoopopbrengsten van vastgoed maakt het ministerie van Defensie gebruik van de diensten van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, dat in zijn berekeningen ook eventuele amoverings- en saneringskosten meeneemt. Om commerciële redenen geef ik in openbare stukken geen uitsluitsel over de hoogte van verwachte verkoopopbrengsten.

3, 20, 45, 46, 47, 54 en 121

Tijdens het rondetafelgesprek bleek dat de werkgroep van de Utrechtse Heuvelrug naar hun zeggen niet de juiste kerngegevens hebben gekregen, of zelfstandig gegevens hebben aangepast naar eigen aannamens. Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?

Waarom heeft het ministerie van Defensie geen gebruik gemaakt van het aanbod van de gemeente Utrechtse Heuvelrug om hiaten in hun businesscase te benoemen en op te lossen?

Op welke wijze en door wie is de gemeente Utrechtse Heuvelrug geïnformeerd met cijfermateriaal vanuit het ministerie van Defensie bij het opbouwen van de Doornse business case?

Was deze wijze van informatieverstrekking in lijn met de eerder gemaakte afspraken met de Kamer?

Kunt u uiteenzetten op welke wijze u de belofte aan de Kamer om zo goed mogelijk de gemeente Utrechtse Heuvelrug van cijfermateriaal te voorzien bent nagekomen?

Hoe verklaart u het verschil tussen de cijfers van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en het ministerie van Defensie in het aantal boordplaatsers en het aantal werknemers?

Waarom hanteert u als norm voor boordslapers in de Van Braam Houckgeest kazerne 45%, terwijl het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug uitgaat van 35%? Is het waar dat de praktijk in Doorn op 32% ligt?

De wnd. directeur Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid heeft in de periode november 2011 tot januari 2012 drie gesprekken gevoerd met burgemeester Naafs en wethouder Pamboer van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Bij twee van de drie gesprekken waren ook medewerkers aanwezig van de afdeling Vastgoedbehoefte van de Defensiestaf en van de Dienst Vastgoed Defensie, directie West. De twee medewerkers hebben ook een afzonderlijk gesprek gevoerd met wethouder Pamboer en enkele gemeenteambtenaren. Voorts werd op 11 januari 2012 een gezamenlijk bezoek gebracht aan Logistiek Complex Maartensdijk.

Met de gemeente is de afspraak gemaakt dat de behoeftestelling voor de nieuwe Marinierskazerne met de gemeente zou worden gedeeld, zodat ministerie en gemeente voor hun business cases van dezelfde gegevens konden uitgaan. Daarom is het Structuur- en Ontwikkelplan 2009 voor de Van Braam Houckgeestkazerne en voor het Logistiek Complex Maartensdijk ter beschikking gesteld van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Dat geldt ook voor de cijfers uit de behoeftestelling.

In de gesprekken met burgemeester Naafs en wethouder Pamboer bleek dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug ook informatie kreeg uit gesprekken met mariniers uit de Van Braam Houckgeestkazerne. Dat is nog eens bevestigd in de Businesscase Van Braam Houckgeestkazerne (VBHKAZ) Marinierskazerne te Doorn, waarin het College van B&W schrijft (blz. 3): «Bij de concretisering van deze businesscase is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de informatie bij en expertise van onze contacten bij het Korps Mariniers, Ministerie van Defensie en defensiespecialisten in Eerste en Tweede Kamer».

Mede op grond van deze alternatieve informatiebron werden vraagtekens gezet bij sommige gegevens van Defensie. Dat betrof vooral de personeelsaantallen waarmee werd gerekend (cijfers van voor of na de reorganisatie), het percentage «boordplaatsers» in Doorn en het aantal voertuigen dat zou moeten worden gestald. In enkele gevallen heeft Defensie haar cijfers bijgesteld.

Zoals ik op 13 februari jl. in de antwoorden op vragen van het lid Hachchi over de businesscase van de gemeente Utrechtse Heuvelrug al heb uiteengezet, heeft de gemeente zelf besloten met betrekking tot de «boordplaatsers» in Doorn een ander percentage te gebruiken. Ook voor de behoefte aan infrastructuur (bijvoorbeeld de parkeergarage) en de ruimtelijke inpassing heeft de gemeente afwijkende keuzes gemaakt. Ten slotte hanteerde de gemeente in haar financiële berekeningen andere cijfers dan Defensie.

Defensie toonde zich in voorkomend geval ontvankelijk voor de argumenten van de gemeente en paste op onderdelen de cijfers aan. Waar dat niet het geval is en Defensie reden had bij haar standpunt te blijven, paste de gemeente vervolgens alsnog de gegevens van Defensie aan.

4 en 24

Kunt u uiteenzetten in hoeverre een onafhankelijk onderzoek het proces van de verhuizing verder zal vertragen? Zijn met deze vertraging extra kosten gemoeid?

Verdient het geen aanbeveling beide businesscases door een onafhankelijke partij te laten doorrekenen, gezien de verschillende ontstaansgeschiedenissen van de cases en hun daardoor verschillende opzet?

Ik heb geen behoefte aan een onafhankelijk onderzoek naar de beide business cases, zeker niet vooruitlopend op een DMP-A document dat meer en beter inzicht zal bieden in de incidentele en structurele kosten van een marinierskazerne in Zeeland. Bovendien heb ik in mijn brief van 10 april jl. uiteengezet dat de ruimte voor de mariniers in Doorn te krap bemeten is en dat de kazerne ook na een kostbare renovatie geen ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Daarmee is de gerenoveerde Van Braam Houckgeestkazerne voor Defensie geen oplossing en gaan verdere vergelijkingen met Vlissingen mank. Dit laat uiteraard onverlet dat de DMP-A brief zal moeten uitwijzen of nieuwbouw in Vlissingen een kosteneffectieve oplossing biedt door het ruimteprobleem van de mariniers.

5, 36, 95 en 106

Kunt u uitgebreid motiveren waarom Defensie een terrein met een grotere oppervlakte dan de Van Braam Houckgeestkazerne prefereert? Kunt u hierbij meenemen dat in het verleden Defensie vooral is ingekrompen en steeds minder ruimte nodig heeft gehad?

Een argument dat u hanteert voor de keuze voor Vlissingen is dat die locatie meer uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Waarom hebben de mariniers uitbreidingsmogelijkheden nodig in de toekomst?

Wat is de onderbouwing van de conclusie dat er na een renovatie en wijziging van de bestemmingsplannen de Van Braam Houckgeestkazerne geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft?

Kunt u uw conclusie dat na een renovatie en wijziging van de bestemmingsplannen de Van Braam Houckgeestkazerne geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft, onderbouwen?

De Massastudie die u hebt gekregen tijdens de briefing van 14 juni jl. is uitvoerig ingegaan op de ruimtelijke inpassing van de plannen voor de renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne, inclusief de ontmanteling en afstoting van Logistiek Complex Maartensdijk. De conclusies van deze studie onderstrepen de eerdere vraagtekens bij de ruimte in Doorn. Het huidige maximum bebouwingspercentage op de Van Braam Houckgeestkazerne is 30 procent. Dat is fors voor defensiebegrippen. Een verdere verhoging is ongewenst omdat daardoor de leefbaarheid op de kazerne te zeer wordt aangetast. Loopt de inpassing nu al op diverse punten tegen de op eerder verzoek van Defensie verruimde grenzen op, voor de toekomst is er geen verder ontwikkelingspotentieel meer.

Door achtereenvolgende bezuinigingen is de krijgsmacht in de loop der jaren aanzienlijk ingekrompen. Deze macro inkrimping van de krijgsmacht is niet één op één vertaald in een corresponderende inkrimping op iedere afzonderlijke locatie. Dat is juist een belangrijke doelstelling achter de herbelegging vastgoed: vergroting van de doelmatigheid door een sterke concentratie waarbij kleine locaties worden vrijgespeeld en afgestoten en op grotere locaties juist een concentratie van eenheden en personeel plaatsvindt. Defensie is dus om twee redenen ingenomen met de ruimtelijke mogelijkheden in Zeeland: in de eerste plaats om het ruimtegebrek in Doorn op te lossen en in de tweede plaats om ruimte te houden voor toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld als wordt gezocht naar mogelijkheden tot verdere concentratie.

6

Kunt u uitgebreid uiteenzetten of Defensie is tegengewerkt door de gemeentes Doorn en later Utrechtse Heuvelrug wanneer Defensie de kazerne wilde uitbreiden en/of aanpassen? Zo ja, op welke manier en bij welke gevallen is dit gebeurd? Heeft Defensie dit geld gekost en zo ja, hoeveel?

De ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie hebben voor de krijgsmacht en ook voor het Korps Mariniers geleid tot veelvuldig optreden in zeer uiteenlopende operaties. Dat heeft ook voor het Korps bijgedragen tot een diversificatie in de behoefte aan materieel en andere uitrusting. Ook sociaaleconomische ontwikkelingen, waaronder een uitbreiding van het autobezit, leiden tot een opwaartse druk op de ruimtebehoefte van het MTC. Dat botst met het ruimtegebrek in Doorn, waar de kazerne ingeklemd zit tussen de bebouwing van Doorn en de natuur. Een oplossing door aankoop van het golfterrein (2 ha) stuitte op verzet van de golfclub. Een oplossing in de vorm van een bestemmingswijziging van het Stamerbos ten zuiden van de kazerne bood geen soelaas. De gemeente werkte hieraan niet mee, omdat het een belangrijk natuurgebied betrof en schadeclaims dreigden. Sinds de jaren negentig drong Defensie bij de gemeente aan op ophoging van het maximum bebouwingspercentage tot 30%. In de jongste wijziging van het bestemmingsplan (Buitengebied Doorn 2011, vastgesteld op 30 mei 2011) is de gemeente wel tegemoetgekomen aan de wensen van Defensie met betrekking tot het maximum bebouwingspercentage (van 25 naar 30%) en de maximale bouwhoogte (van 11 naar 14 meter).

Vanwege de beperkte ruimte was het niet mogelijk alle stalling en opslag van het MTC op het terrein van de Van Braam Houckgeestkazerne te concentreren. Daarom moest Defensie het Logistiek Complex Maartensdijk aanhouden, wat voor Defensie een extra kostenpost betekende.

7

Kunt u een specificatie geven van de voorzieningen die deel uitmaken van de beide investeringsplannen om tot een integraal vergelijk te kunnen komen van beide plannen?

Een integrale vergelijking is niet zinvol en niet mogelijk. Zoals ik in mijn brief van 10 april jl. heb uiteengezet en door de Massastudie wordt onderstreept kan de gerenoveerde kazerne alleen onder voorwaarden voldoen aan de gestelde ruimtelijke eisen en zijn er vervolgens geen ontwikkelingsmogelijkheden meer. Daarmee is de renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne geen oplossing voor het ruimteprobleem. Een vergelijking met een marinierskazerne in Zeeland die voor Defensie wél een oplossing biedt, is niet zinvol.

Een integrale vergelijking is ook niet mogelijk, omdat de uitgangspunten bij voorbaat te zeer verschillen. De Van Braam Houckgeestkazerne is een bestaande kazerne met veel verouderde infrastructuur, maar ook met objecten van recentere datum die nog niet aan renovatie of vervanging toe zijn. In Zeeland gaat het uitsluitend om nieuwbouw. Het terrein in Doorn is grotendeels «ingevuld». Bij de renovatie en herstructurering moeten allerlei keuzes uit het verleden als voldongen feiten worden meegenomen, terwijl in Zeeland een geheel blanco beginsituatie bestaat. Deze en andere factoren betekenen dat er in de vergelijking nooit sprake kan zijn van een level playing field.

8, 9 en 37

Op welke wijze sluiten de investeringen en exploitatiekosten van een mogelijk te stichten marinierskazerne in Zeeland aan bij de te bereiken bezuinigingen van € 61 miljoen?

Op welke wijze sluiten de investeringen en exploitatiekosten van een mogelijke renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne aan bij de te bereiken bezuinigingen van € 61 miljoen?

Op welke wijze past de door u voorgenomen verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen in het Strategisch Vastgoedplan, dat als doel heeft de structurele exploitatiekosten van de infrastructuur bij Defensie met ruim € 60 miljoen terug te dringen? Zijn extra ingrepen in infrastructuur elders nodig, nu de exploitatiekosten van een nieuwe kazerne in Vlissingen waarschijnlijk hoger uitvallen dan renovatie van de kazerne in Doorn? Zo ja, welke?

Het zoeken naar een alternatief voor de Van Braam Houckgeestkazerne en het Logistiek Complex Maartensdijk is begonnen in het kader van de herbeleggingsplan, met besparingen als doel. Onderbrenging van de mariniers op een bestaande kazerne, samen met andere eenheden, zoals op De Peel, zou een besparing op de exploitatiekosten betekenen, omdat bewaking en beveiliging, catering en nutsvoorzieningen met andere eenheden zouden kunnen worden gedeeld, terwijl twee kazernes zouden worden vrijgespeeld. Maar op De Peel zouden substantiële investeringen moeten worden gedaan in praktisch algehele nieuwbouw. Bovendien zou verhuizing naar een verder landinwaarts gelegen locatie voor de mariniers niet logisch zijn.

Nadat Oost-Brabant als mogelijkheden wegviel, bleef de noodzaak een oplossing te vinden voor de Van Braam Houckgeestkazerne. Of de Marinierskazerne in Zeeland zal bijdragen tot een bezuiniging op de exploitatie, staat nog te bezien. In de behoeftestellingsfase zal alles op alles worden gezet om ervoor te zorgen dat de exploitatielasten in Vlissingen niet hoger zijn dan in Doorn en Maartensdijk samen.

10, 23, 28, 57, 61 en 110

Kunt u als vervolg op het Herbeleggingsplan een actualisering geven van de exploitatiebesparingen voor een situatie waarin «Doorn» naar «Vlissingen» verhuist?

Kunt u uiteenzetten waarom, ondanks de vaststelling van het Beleidsplan 2010, waarin gekozen wordt voor efficiency, clustering en afstoting van terreinen, nu gekozen wordt voor nieuwbouw in Vlissingen op een nieuw terrein met hogere exploitatielasten?

Wanneer kan met zekerheid worden vastgesteld hoe hoog de exploitatiekosten voor Vlissingen zullen zijn? Kunt u een inschatting maken waaruit deze exploitatiekosten zijn opgebouwd?

Wat is de cijfermatige onderbouwing ten aanzien van een verhoging van het budget van € 1 miljoen aan oefenkosten bij verhuizing naar Vlissingen?

Kunt u een vergelijking voorleggen van de exploitatiekosten voor oefening en training tussen de locaties Doorn en Vlissingen voor de komende tien jaar?

Kunt het verschil verklaren in de raming van de exploitatiekosten ten aanzien van de nabijheid van oefenterreinen tussen de Werkgroep ca. 1 miljoen) en het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug (ca. 1,5–2 miljoen)?

Ik heb in mijn brief van 10 april jl. uiteengezet dat in de behoeftestellingsfase het inzicht in de exploitatiekosten van de nieuwe kazerne moet worden verdiept. Zoals ook in het vorige antwoord gesteld zal dan alles op alles worden gezet om ervoor te zorgen dat de exploitatielasten in Vlissingen niet hoger zijn dan in Doorn. Die inspanningen zullen zich vooral richten op oefenen en trainen, om ervoor te zorgen dat het oefenprogramma binnen het toegewezen O&T-budget wordt ingericht. Met terreineigenaren zullen afspraken worden gemaakt over medegebruik voor oefenen en trainen. Naarmate een groter deel van het oefen- en trainingsprogramma in Zeeland kan worden afgewerkt, vermindert de noodzaak naar elders in Nederland uit te wijken. Het bedrag van € 1 miljoen dat het rapport van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland op blz. 26 noemt, is dan ook een voorlopige raming.

De gemeente Utrechtse Heuvelrug meent dat een schatting van € 1,5 tot 2 miljoen per jaar structureel «aannemelijker» is. De gemeente beroept zich «op informatie vanuit het Korps», maar geeft niet aan waarop die informatie berust.

11

Kunt u een raming geven van de benodigde investeringen die noodzakelijk zijn voor de Van Braam Houckgeestkazerne om gedurende een overgangsperiode de kazerne in Doorn operationeel te houden?

Zie het antwoord op vraag 1.

12, 13 en 86

Hoe wordt er dekking gevonden op de begroting van Defensie voor zowel het investeringsbedrag van Doorn als Vlissingen, aangezien de reservering van € 33 miljoen in beide gevallen niet toereikend is om te voorzien in de behoefte van Defensie?

Is er gezien de noodzaak van renovatie of nieuwbouw een gat in de begroting van Defensie?

Welke dekking heeft u voor zowel de mogelijke investering voor renovatie van de kazerne in Doorn als de mogelijk nieuw te stichten kazerne in Vlissingen, die in beide gevallen volgens schattingen hoger uitkomen dan de in de begroting opgenomen 33 miljoen euro?

Van het bedrag dat nodig is voor een volledige herstructurering van de Van Braam Houckgeestkazerne (ca. € 130 miljoen) is nu slechts een deel (€ 33 miljoen) voorzien voor een aantal aanpassingen. Voor het resterende bedrag zou de aanvullende dekking nog moeten worden gevonden. Dat geldt ook voor de betaling van de Marinierskazerne in Zeeland; de dekking daarvoor moet nog worden gevonden, waarbij het in de rede ligt dat de eerdere reservering voor de Van Braam Houckgeestkazerne wordt «doorgeschoven» naar de Marinierskazerne.

Bij een project van deze omvang worden ook de voors en tegens van publiek-private samenwerking onderzocht. Dan doet zich ook de mogelijkheid van gespreide betaling voor.

14, 25, 35, 51, 77, 87, 91 en 122

Waarom is er gekozen voor Zeeland en/of is er ook onderzoek gedaan naar andere locaties in andere provincies?

Welke mogelijkheden ziet Defensie om zowel de investeringen in de bestaande kazerne in Doorn als de nieuwe kazerne in Vlissingen af te wegen in het DMP-proces? Welke voor- en nadelen hangen hier aan vast?

Waarom is niet gekozen voor een «DMP-procedure» die de mogelijkheid biedt alternatieven af te wegen en de investeringskosten, exploitatiekosten en afstotingskosten in samenhang te bezien?

Wat zijn uw overwegingen geweest om niet naast nieuwbouw in Vlissingen en behoud van de kazerne in Doorn te zoeken naar meerdere alternatieve locaties?

Is het waar het dat u in de D-fase van het DMP-proces pas besluit welk alternatief het beste is en pas op dat moment alle informatie beschikbaar is?

Zult u in het vervolgproces renovatie dan wel verhuizing volledig onderzoeken in het kader van het DMP-proces? Zo nee, waarom niet?

Waarom heeft u de locatiekeuze voor een marinierskazerne beperkt tot één alternatief (nieuwbouw)? Is het DMP-proces juist niet bedoeld om tot een afweging van alternatieven te komen?

Wat is de overweging om de locatiekeuze voor een marinierskazerne te beperken tot één alternatief (nieuwbouw)? Waarom acht u kennelijk het DMP-proces van toepassing, maar wilt u de A-fase beperken tot één alternatief? Is het DMP-proces juist niet bedoeld om via een duidelijke en transparante afweging van alternatieven te komen tot de beste investering?

Wegens het ruimtegebrek op de Van Braam Houckgeestkazerne werd in de herbeleggingsoperatie gekeken naar andere mogelijkheden om de mariniers onder te brengen, met name in Noord-Brabant in Budel en op De Peel. Toen beide alternatieven om verschillende redenen terzijde werden gelegd, kwam Zeeland in beeld omdat het praktisch de enige provincie is zonder noemenswaardige defensie-aanwezigheid en vanwege de ligging aan zee. Andere mogelijkheden in andere provincies zijn niet onderzocht. Andere provincies hebben ook geen voorstel ingediend. Er zijn dus wel degelijk alternatieven naast Zeeland in beeld geweest, maar die zijn afgewezen.

Voor de Marinierskazerne zal nu zoals gebruikelijk de DMP-procedure starten, waarbij een behoeftestelling wordt gemaakt en dan een integrale afweging volgt tussen doelstellingen en middelen. Daarbij is renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne geen alternatief, omdat die kazerne ook na renovatie onvoldoende ruimte biedt en geen ontwikkelpotentieel heeft.

15 en 16

Sinds wanneer zijn er vanuit Defensie contacten met de provincie Zeeland over de mogelijke verhuizing van de mariniers vanuit Doorn?

Welke toezeggingen zijn in de contacten tussen bestuurders in Zeeland en Defensie gedaan met betrekking tot de mogelijke verhuizing van de mariniers vanuit Doorn?

In de beantwoording van de vragen over het herbeleggingsplan vastgoed Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 51) heb ik in antwoord 28 uiteengezet welke bestuurlijke en ambtelijke contacten er zijn geweest in de aanloop naar de herbeleggingsbrief van 31 augustus 2011. Een van die contacten betrof de Commissaris van de Koningin in de provincie Zeeland, aan wie ik geen toezeggingen heb gedaan, maar met wie ik sprak over de mogelijkheid een marinierskazerne in die provincie te vestigen. Dit resulteerde in de oprichting van een gezamenlijke werkgroep.

17, 72 en 73

Maakt het verplaatsen van de marinierskazerne naar Zeeland onderdeel uit van een pakket maatregelen om de provincie Zeeland te compenseren van het ontpolderen van de Hertogin Hedwigepolder?

Is het dossier van de Hedwigepolder op enig moment onderdeel geweest van gesprek tussen u en de provincie Zeeland?

Is het dossier van de Hedwigepolder op enig moment onderdeel geweest van gesprek tussen u en de gemeente Utrechtse Heuvelrug?

Er is geen verband tussen mijn voornemen om de Marinierskazerne naar Zeeland te verplaatsen en het dossier «Hertogin Hedwigepolder». Ik heb daarover dan ook niet gesproken met de provincie Zeeland en evenmin met de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

18, 19, 39, 75, 84, 85 en 90

Op welke wijze is de vergelijking gemaakt tussen de businesscases van Doorn en Vlissingen?

Kunt u inzichtelijk maken hoe de eenmalige en structurele uitgaven en opbrengsten in meerjarige reeksen tussen Vlissingen en Doorn zich tot elkaar verhouden nu de businesscases van Doorn en Vlissingen beschikbaar zijn?

Kunt u de Kamer inzicht geven op welke wijze de vergelijking door Defensie gemaakt is tussen de business cases van Doorn en Vlissingen? Waarom is deze vergelijking tussen beide business cases, zoals toegezegd in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Hachchi d.d. 13 februari jl., niet naar de Kamer gestuurd?

Deelt u de mening dat de manier waarop de twee opties met elkaar zijn vergeleken onwenselijk was? Deelt u de mening dat een onafhankelijk onderzoek aan het begin van het proces beter was geweest?

Hoe heeft u de toegezegde vergelijking van beide studies precies uitgevoerd? Deelt u de mening dat uw brief geen vergelijking geeft, maar alleen kanttekeningen bij de studie van de optie Doorn en een aantal weg te nemen onzekerheden bij de studie van Zeeland?

Vindt u de studies in de huidige vorm te vergelijken? Hoe weegt u in deze beoordeling de feiten mee dat de studies niet op dezelfde manier zijn opgezet, niet alle relevante aspecten hebben geanalyseerd, en dat de gebruikte cijfers en aannames nog niet allemaal gevalideerd zijn?

Waarom is de vergelijking tussen de beide businesscases, zoals eerder toegezegd in antwoord op feitelijke vragen, niet aan de Kamer gestuurd?

In de schriftelijke antwoorden van 13 februari jl. op de vragen van het lid Hachchi heb ik inderdaad toegezegd de Kamer de vergelijking van de business cases van «Doorn» en «Vlissingen» te sturen. In de bijlage bij deze antwoorden bied ik u daarom alsnog het «Onderzoek naar volledigheid financiële onderbouwing businesscase VBHKAZ en rapport Zeeland» aan.1

20

Waarom heeft het ministerie van Defensie geen gebruik gemaakt van het aanbod van de gemeente Utrechtse Heuvelrug om hiaten in hun businesscase te benoemen en op te lossen?

Zie het antwoord op vraag 3.

21 en 22

Waarom is de «Massastudie Van Braam Houckgeestkazerne te Doorn» (Massastudie) van 30 maart 2012 niet ter beschikking gesteld aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug?

Hoe kan het dat de Massastudie die als gezegd dateert van 30 maart 2012, op 14 juni 2012 tot nieuwe cijfers leidt, die op 11 juni 2012 nog niet bekend waren?

De Massastudie is gemaakt naar aanleiding van de business case van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, om na te gaan in hoeverre het plan van de gemeente inpasbaar is op het kazerneterrein, met inachtneming van de geldende regelgeving. De Massastudie was daarbij ondersteunend in de interne besluitvorming over het rapport van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland. De studie toont aan dat de gerenoveerde kazerne alleen onder voorwaarden aan de gestelde ruimtelijke eisen kan voldoen en er vervolgens geen ontwikkelingsmogelijkheden meer zijn.

23

Kunt u uiteenzetten waarom, ondanks de vaststelling van het Beleidsplan 2010, waarin gekozen wordt voor efficiency, clustering en afstoting van terreinen, nu gekozen wordt voor nieuwbouw in Vlissingen op een nieuw terrein met hogere exploitatielasten?

Zie het antwoord op vraag 10.

24

Verdient het geen aanbeveling beide businesscases door een onafhankelijke partij te laten doorrekenen, gezien de verschillende ontstaansgeschiedenissen van de cases en hun daardoor verschillende opzet?

Zie het antwoord op vraag 4.

25

Welke mogelijkheden ziet Defensie om zowel de investeringen in de bestaande kazerne in Doorn als de nieuwe kazerne in Vlissingen af te wegen in het DMP-proces? Welke voor- en nadelen hangen hier aan vast?

Zie het antwoord op vraag 14.

26 en 123

Acht Defensie het opportuun om voor een afweging van de verschillende alternatieven in het DMP-proces hier ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) aan te koppelen? Zo nee, waarom niet?

Bent u van plan gebruik te maken van de mogelijkheid die de DMP-procedure biedt om bij projecten van meer dan € 100 miljoen een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het denkbaar om deze stap uit het DMP-proces naar voren te halen en een MKBA op te stellen waarin beide alternatieven (Vlissingen en Doorn/Den Helder) worden meegenomen?

De alternatieven die Defensie heeft beoordeeld zijn: blijven in Doorn of verplaatsen naar Vlissingen, en in een eerder stadium verplaatsing naar De Peel of Budel. Het herverdelingsvraagstuk zal nauwelijks invloed hebben op de totale welvaart, ook al treedt er wel een verdringingseffect op tussen de regio’s. De keuze van Defensie berust op de betere ontwikkelingsmogelijkheden van een kazerne in Vlissingen en niet op de maatschappelijke effecten. Voor Defensie zijn Doorn en Vlissingen geen gelijkwaardige alternatieven. Daarom is een MBKA niet relevant.

27

Kunt u de stelling van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland dat het verantwoord is om de verkoopopbrengsten van de Braam Houckgeestkazerne en het Logistiek Complex Maartensdijk en een bijdrage van de Europese Unie te ramen op 30 miljoen euro nader onderbouwen? In welke mate van waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat beroep kan worden gedaan op Europese subsidies? Over welk reëel te verwachten bedrag gaat het hier en waarvoor mag dat specifiek worden aangewend?

Zie het antwoord op vraag 2.

28

Wanneer kan met zekerheid worden vastgesteld hoe hoog de exploitatiekosten voor Vlissingen zullen zijn? Kunt u een inschatting maken waaruit deze exploitatiekosten zijn opgebouwd?

Zie het antwoord op vraag 10.

29

Kunt u de exacte exploitatiekosten van de kazerne in Doorn, die momenteel van toepassing zijn, specificeren en naar de Kamer opsturen (deelkosten en totale kosten)?

Defensie werkt aan een systeem om inzicht in en grip op de levensduurkosten te krijgen, ook van vastgoed. Dat algehele inzicht heeft Defensie nu niet. In antwoord op de vragen 57 en 60 over het herbeleggingsplan vastgoed Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 51) is een bedrag van € 4,6 miljoen genoemd als de jaarlijkse exploitatielasten voor de huisvesting op de Van Braam Houckgeestkazerne. De onderverdeling hiervan is als volgt:

gas, water en elektra

€ 0,8 miljoen

bewaking en beveiliging

€ 1,5 miljoen voor de inzet van bewakings- en beveiligingspersoneel

schoonmaak en afvalverwerking

€ 0,5 miljoen

onderhoud gebouwen/terreinen en «commandantenvoorzieningen»

€ 1,8 miljoen

30, 31, 63 en 76

Kunt u een inschatting maken van het draagvlak onder mariniers ten opzichte van de geplande verhuizing van Doorn naar Vlissingen? Is dit draagvlak ooit getoetst? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid dit draagvlak te toetsen en de uitkomsten naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

Hoe kijkt u aan tegen een verhuizing voor de gezinnen van de Mariniers? Is de kans reëel dat met een verhuizing naar Vlissingen mariniers minder bij hun gezinnen zullen zijn?

Heeft u onderzocht wat het draagvlak is onder het personeel om mogelijk te moeten verhuizen?

De reacties onder de mariniers lopen uiteen. Er is blijdschap dat er aan het ruimtegebrek en het leven en werken op een sterk verouderde kazerne een einde komt. Er is ook teleurstelling onder mariniers die in de buurt van de kazerne wonen en die door de verplaatsing van de kazerne voor een lastige keuze worden gesteld, namelijk verhuizen naar Zeeland of een weekendhuwelijk. De werkgroep houdt in haar rapport rekening met een groter aantal verhuizingen om in de buurt van de kazerne te wonen. Er zijn geluiden dat een aantal manschappen wegens de verplaatsing van de kazerne Defensie verlaat. Hoezeer ik het ook betreur als gekwalificeerd personeel Defensie de rug toekeert, toch plaats ik daarbij twee kanttekeningen:

  • ook bij eerdere verplaatsingen, bijvoorbeeld van een paar honderd mariniers van Doorn naar Den Helder, haakte een deel van de mariniers af. Dat is blijkbaar niet of niet geheel te voorkomen. Maar die eerdere voorbeelden laten ook zien dat een dip in het personeelsbestand van tijdelijke aard zal zijn;

  • de korpsleiding ziet nieuwe wervingsperspectieven met een nieuwe kazerne in een provincie waar Defensie tot nu toe praktisch afwezig is.

32

Waarom is de werkgroep niet ingegaan op het feit dat gedurende een overgangsperiode twee kazerneterreinen moeten worden opengehouden? Welke kosten zijn hiermee gemoeid, en hoe lang verwacht u dat deze overgangsperiode zal duren?

Tijdens de bouw van de kazerne in Vlissingen is er nog geen sprake van een operationele kazerne. Zodra de kazerne in gebruik kan worden genomen, gaat het MTC verhuizen. De verwachting is wel dat de nieuwbouw van de kazerne in Vlissingen veel korter zal duren dan de renovatie van een volle kazerne in Doorn. De verwachting is dat de totale omvorming van de Van Braam Houckgeestkazerne, inclusief de ontmanteling van het Logistiek Complex Maartensdijk, in totaal tien tot vijftien jaar zal duren.

33

Is het nodig om in Doorn te investeren om de kazerne operationeel te houden gedurende de overgangsperiode van een verhuizing naar Vlissingen en is het mogelijk dat daardoor het bedrag van € 33 miljoen dat opgenomen is voor de renovatie van Doorn, lager uitvalt?

Zie het antwoord op vraag 1.

34

Zullen bij het gebruik van een kazerne aan het water van de Westerschelde nog trainingen van de mariniers plaats moeten vinden in Den Helder en op Texel?

Ja, er zullen ook maritieme trainingen nodig blijven in de omgeving van Den Helder met een combinatie van vloot- en marinierseenheden. Door ook in de omgeving van Vlissingen te oefenen is er wel sprake van de spreiding van activiteiten en daarmee van een afname van de belasting van oefengebieden nabij de Waddeneilanden.

35

Waarom is niet gekozen voor een «DMP-procedure» die de mogelijkheid biedt alternatieven af te wegen en de investeringskosten, exploitatiekosten en afstotingskosten in samenhang te bezien?

Zie het antwoord op vraag 14.

36

Een argument dat u hanteert voor de keuze voor Vlissingen is dat die locatie meer uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Waarom hebben de mariniers uitbreidingsmogelijkheden nodig in de toekomst?

Zie het antwoord op vraag 5.

37

Op welke wijze past de door u voorgenomen verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen in het Strategisch Vastgoedplan, dat als doel heeft de structurele exploitatiekosten van de infrastructuur bij Defensie met ruim € 60 miljoen terug te dringen? Zijn extra ingrepen in infrastructuur elders nodig, nu de exploitatiekosten van een nieuwe kazerne in Vlissingen waarschijnlijk hoger uitvallen dan renovatie van de kazerne in Doorn? Zo ja, welke?

Zie het antwoord op vraag 8.

38

Kunt u een raming geven van de investeringen die benodigd zijn om de Van Braam Houckgeestkazerne gedurende de overgangsperiode van de verhuizing naar Vlissingen operationeel te houden? Zijn deze investeringen meegenomen in de business case voor Vlissingen?

Zie het antwoord op vraag 1.

39

Kunt u de Kamer inzicht geven op welke wijze de vergelijking door Defensie gemaakt is tussen de business cases van Doorn en Vlissingen? Waarom is deze vergelijking tussen beide business cases, zoals toegezegd in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Hachchi d.d. 13 februari jl., niet naar de Kamer gestuurd?

Zie het antwoord op vraag 18.

40, 104, 105, 107 en 117

In antwoord 83 op de feitelijke vragen over het Herbeleggingsplan vastgoed Defensie d.d. 17 november 2012 (32 733, nr. 51) heeft u aangegeven twee alternatieven tegen elkaar af te wegen: het onderzoek samen met Zeeland en de vermindering van de druk op de Van Braam Houckgeestkazerne door elementen van het Korps Mariniers naar Den Helder over te brengen en de belegging op de Van Braam Houckgeestkazerne te herstructureren. Kunt u uitvoerig toelichten waarom u in het algemeen overleg van 22 november 2011 over dit betreffende antwoord heeft gesteld: «Nee, die combinatie met Den Helder is op dit moment niet aan de orde. Het kan er misschien wel staan, maar dan trek ik dat antwoord nu terug»?

Waarom heeft de Werkgroep Marinierskazerne Zeeland wel locaties in Noord-Brabant onderzocht, maar niet Den Helder, of Den Helder in combinatie met Doorn? Kunt u ingaan op het feit dat de in Den Helder de benodigde ruimte aanwezig is, de vloot nabij is en er amfibische oefeningen in Den Helder en Texel worden gehouden?

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de burgemeester van Den Helder op de hoorzitting door de Vaste Kamercommissie Defensie van 11 juni 2012 dat de gemeente Den Helder voldoende ruimte heeft voor een nieuwe marinierskazerne?

Kunt u uiteenzetten of de ontwikkelingsmogelijkheden waarvan u stelt dat deze er in Doorn niet zijn, wel te realiseren zijn in Den Helder, dan wel in een samenwerking tussen Doorn en Den Helder?

Is er een overzicht of analyse gemaakt van de operationele kosten van oefenen in Vlissingen bij vestiging van de marinierskazerne in Vlissingen, ten opzichte van oefenen in Den Helder, bij een eventuele vestiging in Den Helder?

Overwogen is of een oplossing voor het ruimteprobleem in Doorn mogelijk was door eenheden naar Den Helder over te plaatsen. De conclusie was dat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan het operationele verband van het Mariniers Trainingscommando (MTC). Dan zouden vervolgens weer maatregelen nodig zijn om de nadelen van de fysieke scheiding op te heffen. Conclusie was dat de twee bataljons in het MTC bij elkaar gehouden moesten worden.

Den Helder is geen alternatief om het gehele MTC onder te brengen. Op Buitenveld en het Nieuwe Haventerrein is onvoldoende ruimte om het MTC met zijn 1 900 man en alle uitrusting onder te brengen. Naarmate het MTC op grotere afstand van de haven wordt gehuisvest, vervallen de voordelen van de nabijheid van een marinehaven. De oefenmogelijkheden op Texel zijn beperkt, mede vanwege de beperkingen die inherent zijn aan een natuurgebied. Den Helder ligt niet gunstig ten opzichte van de oefenterreinen. Ten slotte zouden de 1 900 mariniers met hun militaire en civiele voertuigen het mobiliteitsprobleem in en om Den Helder verder vergroten. Daarom is dit alternatief verder niet onderzocht.

41

Herinnert u zich uw uitspraken in het algemeen overleg van 19 september 2011, over de keuze tussen Doorn en Vlissingen: «Wij zijn op het ogenblik niet in de positie om Sinterklaas te spelen, dus er moet een zakelijke afweging worden gemaakt. Wij hebben de vraag gesteld of het mogelijk is om als je alles afweegt, de kosten en de investeringen, het zo te doen dat je structureel niet duurder uit bent dan in Doorn en dat de investeringen en de herinvesteringen die in Doorn nodig zijn, matchen.» Hoe verhoudt zich dit tot uw huidige voorkeur voor Vlissingen, ondanks het feit dat deze optie zowel qua investeringen als qua exploitatie duurder is?

Zoals ik in andere antwoorden heb gemeld, ga ik ervan uit dat de voorliggende ramingen van investeringen en exploitatie nog in positieve zin zullen wijzigen en dat de behoeftestelling kan worden benut om de cijfers aan te scherpen en nog besparingen aan te brengen.

42

Kunt u uiteenzetten hoe u het beleid uitvoert rondom het verdere integreren van de Mariniers met de vloot? Hoe verhoudt zich dit tot de voorkeur voor Vlissingen?

De integratie van vloot en mariniers komt tot uitdrukking in de directies van het Commando Zeestrijdkrachten, de dagelijkse bedrijfsvoering en het geïntegreerde operationele product van vloot- en marinierseenheden. De fysieke locatie van marinierseenheden staat daar los van. Zowel Den Helder als Vlissingen geeft uitdrukking aan het maritieme karakter van het Commando Zeestrijdkrachten en de marinierseenheden.

43

Hoe reëel acht u de door Vlissingen en Zeeland aangevoerde EU-subsidie voor nieuwe werkgelegenheid te rekenen als een reële dekkingspost terwijl er geen toekenning van zo’n subsidie is en het de facto om een verplaatsing van werkgelegenheid gaat van hemelsbreed 130 km?

Zie het antwoord op vraag 2.

44

Wanneer heeft u de gemeente Utrechtse Heuvelrug geïnformeerd over een mogelijke verhuizing van de kazerne naar Zeeland? Wie heeft dit gedaan, en aan wie is deze informatie als eerste verschaft?

Voorafgaand aan de brief van 31 augustus 2011 over het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie (Kamerstuk 33 000 X, nr. 12) heb ik over een mogelijke verhuizing van de kazerne geen contact gehad met de gemeente. In antwoord op brieven van de Commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht en van het College van B&W van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heb ik vervolgens een contact op ambtelijk niveau aangeboden. Via dat kanaal heeft de gemeente daarna alle informatie gekregen om de business case voor de Van Braam Houckgeestkazerne te kunnen maken.

45 t/m 47

Op welke wijze en door wie is de gemeente Utrechtse Heuvelrug geïnformeerd met cijfermateriaal vanuit het ministerie van Defensie bij het opbouwen van de Doornse business case?

Was deze wijze van informatieverstrekking in lijn met de eerder gemaakte afspraken met de Kamer?

Kunt u uiteenzetten op welke wijze u de belofte aan de Kamer om zo goed mogelijk de gemeente Utrechtse Heuvelrug van cijfermateriaal te voorzien bent nagekomen?

Zie het antwoord op vraag 3.

48 en 99

Hoe kan het dat ten aanzien van het Logistiek Complex Maartensdijk circa 50 000 m2 bruto vloeroppervlak (rapport werkgroep Zeeland, 1 maart 2012) werd opgegeven en de opgegeven aantallen voertuigen en ander materieel niet in overeenstemming met de werkelijkheid bleken te zijn?

Volgens het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug staan veel voertuigen uit het Logistiek Centrum Maartensdijk al in Doorn en kunnen voorraden van Maartensdijk opgeruimd worden of elders geplaatst worden. Het zou gaan om 10 000 m2 vloeroppervlak dat nog maar benodigd is in plaats van 50 000 m2. Kunt u dit bevestigen en is zijn de business cases voor Doorn en Vlissingen daarop aangepast? Hoe kunt u verklaren dat de vertegenwoordiger van uw ministerie tijdens een rondetafelgesprek uitging van het oppervlak van 50 000 m2?

Zoals in de toelichting tijdens de briefing van 14 juni is gemeld is op verzoek van de gemeente Utrechtse Heuvelrug een nader onderzoek ingesteld naar het aantal voertuigen van het Korps Mariniers. Dit heeft inderdaad geleid tot een substantiële vermindering van de behoefte aan stallingsruimte voor voertuigen, zowel voor de Van Braam Houckgeestkazerne als voor de kazerne in Vlissingen.

49

Wat is op dit moment de exacte vulling van het Eerste en het Tweede Mariniersbataljon?

De formatie van zowel het eerste als tweede mariniersbataljon bedraagt 657 arbeidsplaatsen. In het tweede kwartaal 2012 bedraagt de vulling van het eerste mariniersbataljon 84 procent en van het tweede mariniersbataljon 80 procent.

50

Wat zijn de toekomstplannen op korte, middellange en lange termijn van het Korps Mariniers ten aanzien van de personele omvang?

De formatieve omvang van de operationele marinierseenheden is ongeveer 2 200 vte’n en in de plannen blijft deze sterkte gehandhaafd. Deze eenheden zijn momenteel verspreid over Doorn en Den Helder.

51

Wat zijn uw overwegingen geweest om niet naast nieuwbouw in Vlissingen en behoud van de kazerne in Doorn te zoeken naar meerdere alternatieve locaties?

Zie het antwoord op vraag 14.

52

Zijn er plannen op het ministerie van Defensie om op termijn invulling te geven aan vergaande samenwerking dan wel samenvoeging van de Luchtmobiele Brigade, Het Korps Commando Troepen en het Korps Mariniers?

Vergaande samenwerking tussen genoemde eenheden bestaat al op het gebied van opleidingen, trainingen, oefeningen en ook inzet. Dit is mede het resultaat van de studie Samenwerking Mariniers, Air manoeuvre en Korps commando troepen (SMAK) uit 2004. Deze studie heeft uitgewezen dat samenvoeging ten koste gaat van bestaande (inter)nationale samenwerkingsvormen en geen kostenbesparend effect heeft. Door de SMAK-studie is maximale doelmatigheid behaald in de samenwerking tussen deze eenheden. Met achttien deelprojecten zijn onnodige dupliceringen weggehaald. Samenvoeging zal op die punten dan ook geen verdere doelmatigheid meer opleveren.

53

Wat is het kapitaalverlies aan investeringen in nieuwe gebouwen in Doorn die reeds zijn gerealiseerd bij een verhuizing naar Vlissingen?

Defensie rekent niet met afschrijving. De afgelopen vijf jaar waren de nieuwbouwuitgaven als volgt:

As Samawah:

€ 12,3 miljoen

Golanbunkers:

€ 1,9 miljoen

Atletiekbaan:

€ 0,8 miljoen

Klimtoren:

€ 0,8 miljoen

Wasplaats voertuigen:

€ 0,3 miljoen

Nimcis

€ 0,2 miljoen

Uitgaande van de bouwtijd van de kazerne in Zeeland kan van deze voorzieningen nog zeker vijf jaar gebruik worden gemaakt.

54

Hoe verklaart u het verschil tussen de cijfers van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en het ministerie van Defensie in het aantal boordplaatsers en het aantal werknemers?

Zie het antwoord op vraag 3.

55

Welke voordelen ziet u bij het stallen van de Vikings in Leusden?

Zowel in de plannen voor Vlissingen als in die voor Doorn is rekening gehouden met stalling op het eigen terrein. Dat is conform het beleid dat het materieel bij de eenheid wordt gestald.

56

Wat zijn de kosten als een besluit over een mogelijke verhuizing met een half jaar wordt uitgesteld?

Dat zijn alleen de kosten van de doorlopende inflatie. Een belangrijker bezwaar tegen nieuw uitstel is dat de mariniers in Doorn al veel te lang wachten op de aanpassing van de sterk verouderde infrastructuur.

57

Wat is de cijfermatige onderbouwing ten aanzien van een verhoging van het budget van € 1 miljoen aan oefenkosten bij verhuizing naar Vlissingen?

Zie het antwoord op vraag 10.

58, 118, 119 en 120

Wat is de cijfermatige onderbouwing ten aanzien van een verhoging van de exploitatie van het aantal boordplaatsers bij een mogelijke verhuizing naar Vlissingen?

Kunt u de kosten van € 500 per jaar per boordplaatser specificeren? Omvatten de kosten van € 500 per jaar per boordplaatser kosten als logies, maaltijden en recreatie en ontspanning (zoals sportaccomodaties)? Zo nee, hoeveel bedragen deze kosten dan en waar zijn ze terug te vinden?

Hoe verklaart u het verschil in exploitatiekosten als gevolg van een hoger aantal boordplaatsers in Vlissingen zoals geraamd op € 8,4 miljoen door het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug en door Defensie?

Waarop is het bedrag van € 90 000 gebaseerd dat u hanteert voor een verschil van tien procentpunt boordslapers? Om hoeveel boordslapers gaat het dan en om welk bedrag per boordslaper zou dit per jaar gaan (blz. 26 rapport)?

Het bedrag van € 500 per jaar per boordplaatser is afkomstig uit de brief die de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 17 april jl. aan de Kamer heeft gestuurd in reactie op mijn brief van 10 april en uit het rapport van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland. Het bedrag is niet afkomstig van Defensie.

De werkgroep noemt in haar rapport geen totaalbedrag voor alle boordplaatsers, maar het verschil in exploitatielast ten opzichte van wat nu wordt betaald door de verwachte toename van het aantal boordplaatsers in Zeeland, althans de eerste jaren. «Walplaatsers» ontvangen meer reiskostenvergoeding, maar boordplaatsers ontvangen onderdak en voeding naast een beperkte reiskostenvergoeding, als ze een eigen huishouding voeren. Boordplaatsers zonder eigen huishouding betalen een vergoeding voor legering en voeding.

Defensie gaat nu uit van 850 boordplaatsers, oftewel 45 procent van de totale populatie van 1 890 vte’n. Een stijging naar 90 procent in Zeeland, dat wil zeggen 1 701 vte’n, leidt volgens de berekeningen van Defensie tot € 400 000 extra uitgaven ten opzichte van de huidige situatie in Doorn. De extra uitgaven per boordplaatser bedragen dus ongeveer € 470. Voor de langere termijn staat het aantal boordplaatsers in Vlissingen niet vast. Daarom is een rekenvoorbeeld gehanteerd: als het percentage boordplaatsers 10% hoger is dan nu in Doorn, oftewel 189 vte’n, dan bedragen de extra exploitatie-uitgaven in Vlissingen 189 x € 470 = € 88 941.

59

Waarom zijn de cijfers van Vlissingen meerdere keren bijgesteld, en één maal significant verlaagd?

De gemeente Utrechtse Heuvelrug meldt in de businesscase (blz. 7) over het investeringsbedrag voor een Marinierskazerne in Zeeland: «(in eerste instantie werd hier € 250 miljoen genoemd, wat vervolgens is herberekend op ruim € 200 miljoen)». De werkgroep Marinierskazerne Zeeland heeft nooit een bedrag van € 250 miljoen gehanteerd. Nadat de behoeftestelling (de tabel op blz. 7 in het rapport van de werkgroep) is gemaakt, is voor alle genoemde behoeftes op basis van kostenkengetallen een raming gemaakt. De totale raming kwam eerst boven de € 200 miljoen uit. Er zijn daarna inderdaad enkele bijstellingen geweest, onder andere vanwege de verlaagde voertuigaantallen. Dit resulteerde in een investeringsbedrag van € 192 miljoen.

60

Voor welk bedrag moet nu nog dekking worden gevonden voor het plan Vlissingen? Kunt u dit specificeren?

Volgens de berekening van de werkgroep zou dat gaan om een bedrag van € 192 miljoen min € 3 miljoen min € 33 miljoen = € 156 miljoen.

61

Kunt u een vergelijking voorleggen van de exploitatiekosten voor oefening en training tussen de locaties Doorn en Vlissingen voor de komende tien jaar?

Zie het antwoord op vraag 10.

62

Waarom staat in de tabel «behoefte infrastructuur en vastgoed» van de Werkgroep van de werkgroep Marinierskazerne Zeeland dat de munitieopslag elders plaatsvindt? Wat is hiervan de reden? Is het zo dat in Doorn de munitieopslagfaciliteiten wel aanwezig zijn?

Een munitie-opslagfaciliteit op de Marinierskazerne of in de directe omgeving bevordert een efficiënte logistiek. Hiermee wordt de behoefte aan munitietransport namelijk beperkt. Defensie heeft een munitiecomplex in beheer nabij Vlissingen in Ritthem. De Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn voorziet in een eigen munitie-opslag maar met een relatief kleine capaciteit. De opslagfaciliteit in Maartensdijk wordt daarom nu gebruikt als overlooplocatie.

63

Hoe kijkt u aan tegen een verhuizing voor de gezinnen van de Mariniers? Is de kans reëel dat met een verhuizing naar Vlissingen mariniers minder bij hun gezinnen zullen zijn?

Zie antwoord op vraag 30.

64

De mogelijke verhuizing van Doorn naar Vlissingen wordt steeds als een afzonderlijke keuze voorgesteld in de totale begroting van Defensie, zeker waar het het vastgoed betreft. Is deze keuze wel rechtvaardig en eerlijk in vergelijking tot de andere krijgsmachtdelen? Is een meer integrale afweging niet in het belang nu de overheid te maken krijgt met schaarse middelen?

Er wordt een integrale afweging gemaakt in het kader van het Herbestemmingsplan Vastgoed Defensie. Bovendien is er in de loop der jaren steeds grote nieuwbouw geweest, zoals de laatste jaren op Gilze-Rijen in verband met de concentratie van de helikopters daar, de Kromhoutkazerne in Utrecht en nu de Frederikkazerne in Den Haag wegens de ontruiming van de Alexanderkazerne. Bovendien wijs ik er op dat als er geen sprake zou zijn geweest van nieuwbouw in Zeeland, er nog altijd het probleem is van de sterk verouderde Van Braam Houckgeestkazerne.

65

Hoe kan het dat de Kamer de aanvullende factsheet van Vlissingen op 14 mei 2012 kreeg, terwijl op de factsheet zelf de datum 18 april 2012 staat?

De provincie Zeeland had de factsheet voorbereid met het oog op de hoorzitting die voor 25 april 2012 was voorzien. Toen die hoorzitting werd afgelast is de factsheet niet verstuurd. Dat heeft de provincie later alsnog gedaan.

66 t/m 69

Hoe vaak heeft u vóór het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact gehad met de Commissaris van de Koningin in Zeeland? Kunt u per keer uiteenzetten wie met wie contact zocht?

Hoe vaak heeft u ná het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact gehad met de Commissaris van de Koningin in Zeeland? Kunt u per keer uiteenzetten wie met wie contact zocht?

Hoe vaak heeft u vóór het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact gehad met de Commissaris van de Koningin in Utrecht? Kunt u per keer uiteenzetten wie met wie contact zocht?

Hoe vaak heeft u ná het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact gehad met de Commissaris van de Koningin in Utrecht? Kunt u per keer uiteenzetten wie met wie contact zocht?

In het kader van de herbelegging heb ik veelvuldig contact met gemeentelijke en provinciale bestuurders, soms rechtstreeks, vaker per telefoon, nu eens op mijn initiatief, dan weer op initiatief van een ander. Van al die contacten is geen overzicht bijgehouden.

70 en 71

Hoe vaak is er in de ambtelijke lijn vóór het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact geweest tussen de provincie Zeeland dan wel de gemeente Vlissingen en het ministerie?

Hoe vaak is er in de ambtelijke lijn ná het mislukken van het Catshuisoverleg op 21 april 2012 contact geweest tussen de provincie Zeeland dan wel de gemeente Vlissingen en het ministerie?

De werkgroep Marinierskazerne Zeeland heeft vanaf 5 oktober 2011 negen keer vergaderd: in 2011 op 5 en 19 oktober, op 10 november en op 1 en 12 december en in 2012 op 9 januari, 9 februari, 24 april en 29 mei. Op 1 oktober 2011 heeft de werkgroep de verschillende kandidaat-locaties in Zeeland bezocht en op 27 oktober de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn. Op 24 februari 2012 heeft de commandant van het Korps Mariniers Zeeland bezocht voor een bezichtiging van het terrein aan de Buitenhaven en van enkele locaties die zouden kunnen worden gebruikt voor legering buiten de poort. Voorts heeft hij op het Provinciehuis gesproken de Commissaris van de Koningin.

Ter ondersteuning van de werkgroep heeft een expertteam van Defensie ter plaatse onderzoek gedaan naar aspecten op het gebied van ruimtelijke ordening. Dit onderzoek had ten doel te inventariseren of welke problemen de vestiging van een marinierskazerne op dit terrein zou stuiten. Er werden geen noemenswaardige problemen geconstateerd.

Na de voltooiing van het rapport heeft een ander expertteam van Defensie Vlissingen bezocht om verschillende mogelijkheden voor legering buiten de poort te onderzoeken. Op grond van dit bezoek heeft de provincie Zeeland in haar factsheet een besparing van € 12 miljoen op de investeringskosten opgenomen. In de behoeftestellingsfase zal hierover een besluit worden genomen.

Van het ambtelijk telefoon- en mailverkeer tussen Defensie en de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen is geen overzicht bijgehouden.

72 en 73

Is het dossier van de Hedwigepolder op enig moment onderdeel geweest van gesprek tussen u en de provincie Zeeland?

Is het dossier van de Hedwigepolder op enig moment onderdeel geweest van gesprek tussen u en de gemeente Utrechtse Heuvelrug?

Zie het antwoord op vraag 17.

74

Waarom lag een combinatie met Den Helder voor Doorn jarenlang in de planning, maar nu niet meer?

De combinatie die gelegd is tussen Den Helder en Doorn in de Marinestudie 2005 betrof niet het gehele MTC, maar subeenheden van het Amfibisch Gevechtssteun Bataljon en het Opleidingscentrum Amfibisch. Deze subeenheden blijven conform planning in de regio Den Helder.

75

Deelt u de mening dat de manier waarop de twee opties met elkaar zijn vergeleken onwenselijk was? Deelt u de mening dat een onafhankelijk onderzoek aan het begin van het proces beter was geweest?

Zie het antwoord op vraag 18.

76

Heeft u onderzocht wat het draagvlak is onder het personeel om mogelijk te moeten verhuizen?

Zie het antwoord op vraag 30.

77

Is het waar het dat u in de D-fase van het DMP-proces pas besluit welk alternatief het beste is en pas op dat moment alle informatie beschikbaar is?

Zie het antwoord op vraag 14.

78

Waarom heeft u geen specificatie van de investeringsbehoefte gegeven voor Doorn?

Ook na een grootschalige renovatie houdt Defensie op de Van Braam Houckgeestkazerne een ruimteprobleem. Dus blijft Defensie die optie niet verder ontwikkelen.

79

Hoe verklaart u het verschil in raming tussen de hoogte van de investeringsbehoefte van uw ministerie en van de gemeente Doorn?

Ik ben hierop ingegaan in mijn brief van 10 april jl., waarin ik de voornaamste posten noem die tot dat verschil hebben geleid.

80 en 81

Deelt u de mening dat het rapport van de werkgroep Zeeland op een aantal onderdelen niet aan uw opdracht voldoet, bijvoorbeeld ten aanzien van helder inzicht in de eigendomsverhoudingen, oppervlakten en ligging, kosten en opbrengstenraming en exploitatiekosten?

Hoe beoordeelt u het ontbreken van planologische onzekerheden in het rapport van de werkgroep Zeeland?

Het rapport geeft op blz. 12 weer hoe de eigendomsverhoudingen op het terrein liggen. De werkgroep beschikt over een precies inzicht in aantallen hectares etc. Het overleg tussen Defensie, de provincie, de gemeente Vlissingen en de andere grondeigenaren over de beschikbaarstelling van de grond is inmiddels begonnen.

Hetzelfde geldt voor de planologische aspecten; op blz. 12 staat dat de werkgroep met behulp van deskundigen de wettelijke en praktische ruimtelijke ordenings- en milieuaspecten ter plaatse heeft onderzocht, uiteraard vooral om mogelijke risico’s en obstakels op het spoor te komen. De conclusie van deze deskundigen en van de werkgroep was dat deze aandachtspunten geen problemen opleveren en dat de locatie Buitenhaven binnen anderhalf jaar tot ontwikkeling kan komen.

In mijn brief van 10 april jl. heb ik uiteengezet dat in de behoeftestellingsfase het inzicht in de exploitatielasten van de nieuwe kazerne verder moet worden verdiept. Een belangrijk element dat nadere uitwerking verdient, betreft de kosten voor oefenen en trainen. Zodra afspraken zijn gemaakt met grondeigenaren over medegebruik van hun terrein voor oefenen en trainen, ontstaat inzicht in de wijze waarop de O&T-behoefte kan worden afgedekt. Ook dit overleg is nu gaande.

81 t/m 83

Hoe beoordeelt u het ontbreken van planologische onzekerheden in het rapport van de werkgroep Zeeland?

Hoe beoordeelt u het feit dat de weging van militaire/operationele aspecten in het rapport van de werkgroep Zeeland beperkt is uitgewerkt?

Hoe beoordeelt u het feit dat in beide studies het benodigde investeringsplan niet is omschreven in relatie tot de strategische visie op de taken van het Mariniers Trainingscommando?

Het Mariniers Trainingscommando heeft tot taak marinierseenheden op te werken tot de status van operationele gereedheid. Dat kan op verschillende locaties gebeuren. Militair-operationeel zijn er geen wezenlijke veranderingen aan de orde.

84

Hoe heeft u de toegezegde vergelijking van beide studies precies uitgevoerd? Deelt u de mening dat uw brief geen vergelijking geeft, maar alleen kanttekeningen bij de studie van de optie Doorn en een aantal weg te nemen onzekerheden bij de studie van Zeeland?

Zie het antwoord op vraag 18.

85

Vindt u de studies in de huidige vorm te vergelijken? Hoe weegt u in deze beoordeling de feiten mee dat de studies niet op dezelfde manier zijn opgezet, niet alle relevante aspecten hebben geanalyseerd, en dat de gebruikte cijfers en aanames nog niet allemaal gevalideerd zijn?

Zie het antwoord op vraag 18.

86

Welke dekking heeft u voor zowel de mogelijke investering voor renovatie van de kazerne in Doorn als de mogelijk nieuw te stichten kazerne in Vlissingen, die in beide gevallen volgens schattingen hoger uitkomen dan de in de begroting opgenomen 33 miljoen euro?

Zie het antwoord op vraag 12.

87

Zult u in het vervolgproces renovatie dan wel verhuizing volledig onderzoeken in het kader van het DMP-proces? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 14.

88 en 108

Is het haalbaar om bij een verhuizing binnen vijf jaar een operationele kazerne in Vlissingen te hebben?

Is het haalbaar om met in achtneming van mogelijke procedures binnen door de door de werkgroep Marinierskazerne Zeeland aangegeven periode van vijf jaar een operationele kazerne te hebben?

De werkgroep heeft de mogelijkheden en de risico’s onderzocht en komt op grond daarvan tot deze conclusie. Ik heb geen reden om tot een andere conclusie te komen.

89, 92 en 96

Waarom voldoet het Structuur & Ontwikkelingsplan voor de Van Braam Houckgeestkazerne niet meer volgens u?

Waarom voldoet het Structuur & Ontwikkelingsplan voor de Van Braam Houckgeestkazerne niet meer? Zijn er nieuwe ontwikkelingen in de behoeftestelling waar dit plan niet in kan voorzien?

Kunt u uiteenzetten waarom de Structuur & Ontwikkelingsplannen uit 2009 voor de Van Braam Houckgeestkazerne niet meer voldoen? Wat is er sinds 2009 veranderd dat er nu een terrein van ca. 70 ha nodig is?

In 2009 werden voor de Van Braam Houckgeestkazerne en voor het Logistiek Complex Maartensdijk afzonderlijke Structuur- en Ontwikkelingsplannen gemaakt, ervan uitgaande dat ontmanteling van het LCM en concentratie in Doorn niet mogelijk was. Vanwege de bezuinigingsopgave van Defensie is nu gekeken naar de mogelijkheden tot het vrijspelen en afstoten van locaties. Omdat de gemeente Utrechtse Heuvelrug het door Defensie geconstateerde ruimtegebrek in Doorn betwistte, heeft de gemeente een nieuw plan gemaakt dat voorziet in de ontmanteling van het LCM. Uit de Massastudie blijkt dat de ruimtelijke inpasbaarheid van deze plannen tegen de grenzen van het mogelijke aanloopt of die zelfs overschrijdt.

90

Waarom is de vergelijking tussen de beide businesscases, zoals eerder toegezegd in antwoord op feitelijke vragen, niet aan de Kamer gestuurd?

Zie het antwoord op vraag 18.

91

Waarom heeft u de locatiekeuze voor een marinierskazerne beperkt tot één alternatief (nieuwbouw)? Is het DMP-proces juist niet bedoeld om tot een afweging van alternatieven te komen?

Zie het antwoord op vraag 14.

92

Waarom voldoet het Structuur & Ontwikkelingsplan voor de Van Braam Houckgeestkazerne niet meer? Zijn er nieuwe ontwikkelingen in de behoeftestelling waar dit plan niet in kan voorzien?

Zie het antwoord op vraag 89.

93

Hoe beoordeelt u de door het college aangegeven slagingskans van 70% voor het verkrijgen van de benodigde vergunning voor het bosperceel Beukenrode, mede in het licht van de voorwaarden die de gedeputeerde van de provincie stelt?

De wet stelt stringente eisen aan een ingreep in de Ecologische Hoofdstructuur. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft daarom een aantal compenserende maatregelen uitgewerkt en overleg gevoerd met het bevoegd gezag, in de persoon van gedeputeerde Krol. Maar daarmee is de gemeente er nog niet van verzekerd dat zij haar plannen voor het perceel Beukenrode kan uitvoeren. Ik heb geen reden de slagingskans hoger of lager te waarderen, maar ik heb in mijn brief van 10 april jl. dit element naar voren gehaald om mijn conclusie te staven «dat de gerenoveerde kazerne alleen onder voorwaarden aan de gestelde ruimtelijke eisen kan voldoen».

94

Waarom is het vanuit operationele overwegingen van oefeningen op centraal gelegen terreinen van Nederland wenselijk een kazerne te vestigen op afstand van de in gebruik zijnde oefenterreinen?

Ik onderschrijf niet dat het wenselijk is alleen maar op centraal gelegen terreinen te oefenen. Er zijn immers ook oefenterreinen in de Marnewaard, op Texel en in Oost-Brabant. Bovendien blijkt ook in Zeeland medegebruik mogelijk van nabij gelegen terreinen voor oefenen en trainen.

95

Wat is de onderbouwing van de conclusie dat er na een renovatie en wijziging van de bestemmingsplannen de Van Braam Houckgeestkazerne geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft?

Zie het antwoord op vraag 5.

96

Kunt u uiteenzetten waarom de Structuur & Ontwikkelingsplannen uit 2009 voor de Van Braam Houckgeestkazerne niet meer voldoen? Wat is er sinds 2009 veranderd dat er nu een terrein van ca. 70 ha nodig is?

Zie het antwoord op vraag 89.

97

Is het waar dat u de kosten voor de sloop en afstoting van Logistiek Centrum Maartensdijk meeneemt in de berekening van de kosten voor renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat de verkoopopbrengsten niet worden meegerekend?In hoeverre worden de kosten voor sloop en afstoting van Logistiek Centrum Maartensdijk, alsmede de Van Braam Houckgeestkazerne, ook meegenomen in de plannen voor de nieuwe kazerne in Vlissingen?

De negatieve verkoopopbrengst van het Logistiek Complex Maartensdijk en de positieve verkoopopbrengst van de Van Braam Houckgeestkazerne zijn meegenomen in de berekeningen van de Werkgroep Marinierskazerne Zeeland, die tegenover de investeringskosten opbrengsten stelt uit verkoop en uit een EU-bijdrage.

Zoals ik in mijn brief van 10 april jl. heb gemeld gaat Defensie, in tegenstelling tot de gemeente Utrechtse Heuvelrug, uit van een negatieve opbrengst, omdat de verkoopopbrengst van het terrein zelf teniet wordt gedaan door de hogere kosten voor sloop en sanering.

98

Hoeveel tijd zou renovatie van de Van Braam Houckgeestkazerne in beslag nemen, op basis van het Structuur en Ontwikkelingsplan 2009? Zouden hierdoor problemen ontstaan op het gebied van huisvesting, stalling of de taakuitvoering van de mariniers?

De verwachting was toen dat de renovatie tien jaar in beslag zou nemen, juist ook omdat steeds voorzieningen moeten worden getroffen om op een relatief volle kazerne de operationele taakuitvoering niet te hinderen. Volgens de Massastudie moet daar nog vijf jaar bij worden opgeteld vanwege de ontmanteling, sluiting en afstoting van Maartensdijk.

99

Volgens het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug staan veel voertuigen uit het Logistiek Centrum Maartensdijk al in Doorn en kunnen voorraden van Maartensdijk opgeruimd worden of elders geplaatst worden. Het zou gaan om 10 000 m2 vloeroppervlak dat nog maar benodigd is in plaats van 50 000 m2. Kunt u dit bevestigen en is zijn de business cases voor Doorn en Vlissingen daarop aangepast? Hoe kunt u verklaren dat de vertegenwoordiger van uw ministerie tijdens een rondetafelgesprek uitging van het oppervlak van 50 000 m2?

Zie het antwoord op vraag 48.

100

De opbrengst van de verkoop van de Van Braam Houckgeestkazerne en de bijdrage EU staan voor € 30 miljoen ingeboekt (Toelichting Defensie t.b.v. technische briefing Marinierskazerne Vlissingen / Doorn op 14 juni 2012, bijlage 2). Is het waar dat de EU-subsidieaanvraag € 10 miljoen behelst, zodat voor een verkoopopbrengst wordt uitgegaan van € 20 miljoen? Is bij een opbrengst van de verkoop van de Van Braam Houckgeestkazerne van € 20 miljoen, rekening gehouden met aanzienlijke afstotingskosten, analoog aan de kosten van de afstoting van het Logistiek Complex Maartensdijk? Welke Europese subsidie zal worden aangevraagd? Als voor het verkrijgen van de Europese subsidie cofinanciering vereist is, wie betaalt die dan?

Zie het antwoord op vraag 2.

101

Waarom zijn de aanbestedingsvoordelen (die 15% kunnen belopen) in het geval van de Van Braam Houckgeestkazerne niet door u meegenomen?

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in haar berekeningen een aanbestedingsvoordeel meegenomen, uitgaande van de economische situatie waarin de bouwmarkt verkeert. Ik erken dat zo’n voordeel mogelijk is, maar reken dat pas mee als daarover zekerheid bestaat.

102

Erkent u dat er in Doorn kostenvoordelen te behalen zijn in vergelijking met Vlissingen omdat er geen bestemmingsplanwijzigingen meer nodig zijn en er meteen gebouwd kan worden?

Ervan uitgaande dat de bouw in Vlissingen begint als het bestemmingsplan vaststaat, verwacht ik tijdens de bouw geen kostennadelen.

103

Kunt u bevestigen dat eventuele voordelen door flexibel bouwen voor beide businesscases geldt en daarom in beide businesscases moet worden meegenomen?

Ik verwacht dat zich inderdaad kostenvoordelen zullen voordoen door flexibel bouwen, maar ik heb die voordelen nog niet meegerekend omdat over de hoogte daarvan nog geen zekerheid bestaat. Overigens ben ik van mening dat de toepassingsmogelijkheden van flexibel bouwen bij nieuwbouw groter zijn dan bij renovatie en dat daarom de besparing in Vlissingen groter kan zijn dan die in Doorn.

104

Waarom heeft de Werkgroep Marinierskazerne Zeeland wel locaties in Noord-Brabant onderzocht, maar niet Den Helder, of Den Helder in combinatie met Doorn? Kunt u ingaan op het feit dat de in Den Helder de benodigde ruimte aanwezig is, de vloot nabij is en er amfibische oefeningen in Den Helder en Texel worden gehouden?

Zie het antwoord op vraag 40.

105

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de burgemeester van Den Helder op de hoorzitting door de Vaste Kamercommissie Defensie van 11 juni 2012 dat de gemeente Den Helder voldoende ruimte heeft voor een nieuwe marinierskazerne?

Zie het antwoord op vraag 40.

106

Kunt u uw conclusie dat na een renovatie en wijziging van de bestemmingsplannen de Van Braam Houckgeestkazerne geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft, onderbouwen?

Zie het antwoord op vraag 5.

107

Kunt u uiteenzetten of de ontwikkelingsmogelijkheden waarvan u stelt dat deze er in Doorn niet zijn, wel te realiseren zijn in Den Helder, dan wel in een samenwerking tussen Doorn en Den Helder?

Zie het antwoord op vraag 40.

108

Is het haalbaar om met in achtneming van mogelijke procedures binnen door de door de werkgroep Marinierskazerne Zeeland aangegeven periode van vijf jaar een operationele kazerne te hebben?

Zie het antwoord op vraag 88.

109

Onderschrijft u de stelling dat op oefenterreinen in medegebruik in Zeeland nooit sprake kan zijn van schietoefeningen?

Op oefenterreinen wordt nooit met scherp geschoten, alleen met losse flodders. Voor schietoefeningen met scherp worden schietbanen gebruikt. Zoals gemeld is op het kazerneterrein bij Vlissingen een 300 m schermenschietbaan voorzien.

110

Kunt het verschil verklaren in de raming van de exploitatiekosten ten aanzien van de nabijheid van oefenterreinen tussen de Werkgroep ca. 1 miljoen) en het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug (ca. 1,5–2 miljoen)?

Zie het antwoord op vraag 10.

111

Aangegeven wordt op blz. 27 van het rapport van de Werkgroep dat «Zeeland geen militaire oefenterreinen kent en de ontwikkeling van zulke terreinen geld en veel tijd kost». Kunt u hiervan een indicatie geven? Om welk bedrag aan investeringen gaat het? Heeft het feit dat ontwikkeling van oefenterreinen in Zeeland veel tijd kost tot gevolg dat het oefenbudget gedurende die overgangsperiode nog veel hoger uitvalt, omdat gebruik gemaakt moet worden van oefenterreinen buiten Zeeland?

Defensie heeft in de provincie Drenthe in 2006 het oefenterrein De Haar (ca. 450 ha) in gebruik genomen. Hieraan gingen 20 jaar vooraf van voorbereidingswerkzaamheden aan bureau en tekentafel en vervolgens de eigenlijke inrichtingswerkzaamheden. Voor de verwerving van de grond en de inrichting werd € 65 miljoen gereserveerd. Om die kosten en tijd te sparen wordt in Zeeland geen nieuw oefenterrein ingericht, maar zullen afspraken worden gemaakt over medegebruik van bestaande (natuur)terreinen. Het gebruik van oefenterreinen buiten Zeeland zal zoveel mogelijk worden beperkt.

112

Kunt u toelichten welke vergunningen nodig zijn voor het gebruikmaken van de verschillende oefen- en trainingsmogelijkheden in Zeeland? Kunt u een inschatting geven van de tijd die nodig is voor het verkrijgen van benodigde vergunningen voor gebruik van de geselecteerde oefenterreinen en mogelijk bezwaar- en beroepsprocedures van belanghebbenden en milieuorganisaties?

Defensie is nog bezig de oefen- en trainingswensen in voldoende detail te omschrijven. Als dat is gebeurd kan in overleg met de eigenaren van de beoogde terreinen (Staatsbosbeheer en Zeeland Seaports) worden bezien wat er mogelijk is en welke vergunningen nodig zijn. De volgende wetten en andere regelingen zijn in het geding in verband met vergunningen, ontheffingen of vrijstellingen:

  • de wet Luchtvaart, in verband met helikopterlandingen;

  • de Natuurbeschermingswet, bijvoorbeeld voor landingen met amfibievaartuigen vanuit het Natura 2000-gebied de Westerschelde;

  • de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht voor bijvoorbeeld het uitvoeren van werken;

  • de Flora- en faunawet;

  • de Monumentenwet;

  • de Boswet;

  • provinciale verordeningen, bijvoorbeeld voor de Ecologische Hoofdstructuur.

Ligt de locatie vast en hebben de voorziene activiteiten geen invloed op te beschermen natuurwaarden, dan kan een jaar voldoende zijn om de nodige vergunningen te krijgen. In het slechtste geval kan de benodigde tijd oplopen tot vijf jaar.

113 en 114

Kunt u een inschatting geven hoe veel tijd het kost om bij een verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen de particuliere terreinen in bezit van Defensie te krijgen?

Welke afspraken zijn er gemaakt met de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen over het beschikbaar stellen van de grond? Wie betaalt de kosten van de grond die van particulieren moet worden gekocht en wie betaalt de eventuele proceskosten die samenhangen met mogelijke procedures?

Defensie zal geen terrein kopen. De provincie heeft Defensie toegezegd dat de grond voor de kazerne «om niet» beschikbaar wordt gesteld. De grond is grotendeels in handen van overheidsinstanties. De provincie overlegt met deze instanties om de grond, die hun eigendom blijft, ter beschikking te stellen voor de kazerne. Het gedeelte van het terrein dat in particuliere handen is en agrarisch wordt gebruikt, zal door de provincie worden verworven. Naar verwachting zal dit een aantal maanden kosten.

115 en 116

Herkent u het exploitatievoordeel van de Mariniers in Den Helder die aldaar gestationeerd zijn, en hun oefeningen kunnen plannen, in directe samenhang/ samenwerking met de vloot en met marinevliegkamp de Kooy? Heeft u dit meegenomen in uw berekening van (de stijging van) het oefenbudget bij een verhuizing naar Vlissingen?

Kunt u uiteenzetten welke exploitatie-analyse u heeft gemaakt betreffende de uitvoering van oefeningen in Vlisssingen? Indien de mariniers die in Vlissingen gestationeerd zullen zijn met de Hr. Ms. Witte de With dan wel de Hr. Ms. Rotterdam, beide «mariniersschepen», moeten oefenen: dienen de Mariniers dan naar Den Helder te gaan om daar in combinatie met oefenterreinen op Texel amfibische oefeningen te doen, of dienen de schepen dan naar Vlissingen te varen?

Het Commando Zeestrijdkrachten beschikt over twee amfibische schepen van het type Landing Platform Dock (LPD),te weten Hr.Ms. Rotterdam en Hr.Ms. Johan de Witt. Bij amfibische oefeningen en trainingen kunnen zij worden ingezet als het doel en de omvang van de oefening daartoe aanleiding geeft. Dan is zowel Den Helder als Vlissingen geschikt als embarkatiepunt voor de marinierseenheden. Afhankelijk van het doel van de oefening en het oefengebied, in binnen- of buitenland, wordt de locatie van embarkatie bepaald. Door voor binnenlandse oefeningen gebruik te maken van beide locaties wordt de belasting op de oefengebieden gespreid. Dit is vergelijkbaar met het geluid rondom militaire vliegvelden.

117

Is er een overzicht of analyse gemaakt van de operationele kosten van oefenen in Vlissingen bij vestiging van de marinierskazerne in Vlissingen, ten opzichte van oefenen in Den Helder, bij een eventuele vestiging in Den Helder?

Zie het antwoord op vraag 40.

118

Kunt u de kosten van € 500 per jaar per boordplaatser specificeren? Omvatten de kosten van € 500 per jaar per boordplaatser kosten als logies, maaltijden en recreatie en ontspanning (zoals sportaccomodaties)? Zo nee, hoeveel bedragen deze kosten dan en waar zijn ze terug te vinden?

Zie het antwoord op vraag 58.

119

Hoe verklaart u het verschil in exploitatiekosten als gevolg van een hoger aantal boordplaatsers in Vlissingen zoals geraamd op € 8,4 miljoen door het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug en door Defensie?

Zie het antwoord op vraag 58.

120

Waarop is het bedrag van € 90 000 gebaseerd dat u hanteert voor een verschil van tien procentpunt boordslapers? Om hoeveel boordslapers gaat het dan en om welk bedrag per boordslaper zou dit per jaar gaan (blz. 26 rapport)?

Zie het antwoord op vraag 58.

121

Waarom hanteert u als norm voor boordslapers in de Van Braam Houckgeest kazerne 45% , terwijl het college van B&W van Utrechtse Heuvelrug uitgaat van 35%? Is het waar dat de praktijk in Doorn op 32% ligt?

Zie het antwoord op vraag 3.

122

Wat is de overweging om de locatiekeuze voor een marinierskazerne te beperken tot één alternatief (nieuwbouw)? Waarom acht u kennelijk het DMP-proces van toepassing, maar wilt u de A-fase beperken tot één alternatief? Is het DMP-proces juist niet bedoeld om via een duidelijke en transparante afweging van alternatieven te komen tot de beste investering?

Zie het antwoord op vraag 14.

123

Bent u van plan gebruik te maken van de mogelijkheid die de DMP-procedure biedt om bij projecten van meer dan € 100 miljoen een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het denkbaar om deze stap uit het DMP-proces naar voren te halen en een MKBA op te stellen waarin beide alternatieven (Vlissingen en Doorn/Den Helder) worden meegenomen?

Zie het antwoord op vraag 26.

124

Vanwege het doorlopen van diverse procedures zal het nog zes à tien jaar duren voordat een kazerne in Vlissingen in gebruik kan worden genomen. Hoeveel kosten zijn er gemoeid met het in stand houden van de Van Braam Houckgeestkazerne in deze overgangsjaren?

Zie het antwoord op vraag 1.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven