32 724 (R1951) Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen; Parijs, 10 september 2009

B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 26 augustus 2010 en het nader rapport d.d. 15 maart 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002027, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 164), met toelichtende nota.

Het Verdrag is erop gericht de economische betrekkingen te bevorderen. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli 2010, nr. 10.002027, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 augustus 2010, nr. W02.10.0315/II/K, bied ik U hierbij aan.

1. Begripsomschrijvingen

Anders dan gebruikelijk, wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag onder «Aruba» niet mede begrepen het gebied buiten de territoriale wateren waar Aruba jurisdictie uitoefent.

De Raad adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de reden voor deze afwijkende bepaling.

1. Begripsomschrijvingen

In reactie op het advies van de Afdeling advisering van de Raad wordt opgemerkt dat de definitie die wordt gehanteerd in het verdrag de standaarddefinitie van Aruba is, zoals deze al enkele jaren wordt gebruikt.

2. Woonplaats

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Verdrag stemt overeen met artikel 4 van het OESO-modelverdrag. Niettemin wijkt de toelichting op dit onderdeel d af van de bedoeling van artikel 4 van het OESO-modelverdrag. Zo is de bedoeling van de met onderdeel d, slotzin, overeenkomende zin uit het modelverdrag – anders dan de toelichtende nota aangeeft – om lichamen die slechts beperkt aan belasting zijn onderworpen (bijvoorbeeld buitenlands belastingplichtigen) van inwonerschap uit te sluiten.

De Raad adviseert de toelichting op artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Verdrag aan te passen en daarbij aan te geven of het de bedoeling van beide partijen is dat voor de betekenis van dit onderdeel d aansluiting wordt gevonden bij de betekenis van het OESO-modelverdrag.

2. Woonplaats

De toelichting op artikel 1 is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

3. Inkomsten uit vaste inrichtingen

In artikel 3 van het Verdrag is de voorwaarde uitgeschreven waaraan moet zijn voldaan voor het vrijstellen van belasting van de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen: het grootste deel van de voordelen («the greater part of the profits») moet worden verkregen uit activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met g, van het Verdrag. Het is niet duidelijk wat de betekenis is van «the greater part of the profits» en hoe de toerekening van winst moet plaatsvinden indien het lichaam meerdere activiteiten verricht.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

3. Inkomsten uit vaste inrichtingen

De toelichting op artikel 3 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

4. Duur en beëindiging

Ingevolge artikel 5 van het Verdrag geldt het Verdrag voor een tijdvak van vijf jaar. Artikel 7 van het Verdrag daarentegen stelt dat het Verdrag van kracht blijft totdat het, met inachtneming van een zesmaandsperiode, door een van beide partijen wordt beëindigd. Het is niet duidelijk of het Verdrag ingevolge artikel 7 toch binnen het tijdvak van vijf jaar – of binnen een verlengd tijdvak – kan worden opgezegd (mits maar de zesmaandsperiode in acht is genomen).

De Raad adviseert om in de toelichtende nota aan te geven hoe de artikelen 5 en 7 van het Verdrag zich tot elkaar verhouden.

4. Duur en beëindiging

De toelichting op artikel 7 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

5. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.10.0315/II/K met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

  • In de tweede volzin van de toelichting op artikel 3 van het Verdrag de zinsnede «; financieringsactiviteiten buiten de normale bedrijfsvoering zijn expliciet uitgezonderd» schrappen, in overeenstemming met de tekst van artikel 3 van het Verdrag.

  • In de toelichting op artikel 4, tweede lid, van het Verdrag tot uitdrukking brengen dat het in dat lid om een inspanningsverplichting («shall endeavour») gaat.

Naar boven