Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2017
De instroom in de WIA stijgt. In 2016 was de instroom bijna 13% hoger dan in 2015.
In de eerste helft van 2017 ziet UWV een verdere stijging van 6%1. Mevrouw Van Brenk (50 Plus) vraagt naar aanleiding van een artikel in Trouw2 hier terecht aandacht voor. Zoals eerder toegezegd3, onderzoekt UWV momenteel de oorzaken voor de WIA-stijging. Hieronder ga ik in op
de oorzaken van deze stijging voor zover die nu bekend zijn.
De afgelopen jaren is de arbeidsparticipatie van ouderen flink gestegen als gevolg
van de verhoging van de pensioenleeftijd en het afschaffen van de vut-regelingen.
Daardoor is het aantal werknemers van 60 jaar en ouder dat is verzekerd tegen het
arbeidsongeschiktheidsrisico (werknemers in loondienst en WW’ers) tussen 2012 en 2014
toegenomen van 394.000 naar 474.000.
Daarnaast werken oudere werknemers steeds langer door: de gemiddelde uittreedleeftijd
was in 2016 64 jaar en 5 maanden, terwijl deze in 2006 nog maar 61 jaar was. De gemiddelde
leeftijd van de groep werknemers van 60 jaar en ouder is daardoor gestegen. Ook dit
heeft tot gevolg dat er meer oudere werknemers de WIA instromen. De kans op arbeidsongeschiktheid
neemt namelijk toe bij een hogere leeftijd. Dus er zijn niet alleen meer ouderen actief
op de arbeidsmarkt; ze hebben ook een grotere kans op arbeidsongeschiktheid dan jongere
werknemers.
De toename van de arbeidsparticipatie van ouderen plus de stijging van de gemiddelde
leeftijd van deze groep zijn er voor een groot deel voor verantwoordelijk dat de instroom
in de WIA van 60-plussers tussen 2014 en 2016 is gestegen van 5.289 naar 7.551. Dit
een reden om de ontwikkeling van de WIA-instroom van oudere werknemers nauwlettend
te volgen.
Uit het Kennisverslag van UWV blijkt dat een relatief klein aandeel oudere werknemers
een beroep doet op de WIA. Het overgrote deel van de werknemers kan tot de pensioengerechtigde
leeftijd doorwerken: de kans voor 60-plussers om de WIA in te stromen is 1,25% per
jaar. Daarbij is van belang dat bij de berekening van dit percentage niet alleen de
instroom van werknemers met een
vast dienstverband is meegeteld, maar ook die van uitzendkrachten, eindedienstverbanders
en WW’ers. Het is overigens niet bekend in welke mate de WIA-instroom van ouderen
(deels of hoofdzakelijk) het gevolg is van de uitgeoefende werkzaamheden. Immers,
men heeft recht op een WIA-uitkering ongeacht de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid.
Het belang van investeren in duurzame inzetbaarheid van werkenden is onverminderd
groot. Zoals ook aangegeven in het Regeerakkoord, vindt het kabinet het belangrijk
dat werkgevers en werknemers hier bewust mee bezig zijn. Het is essentieel dat werkgevers
een cultuur creëren om duurzame inzetbaarheid bespreekbaar te maken en waarin zij
dit als een vanzelfsprekendheid zien en werk maken van duurzame inzetbaarheid. Ook
is het van belang dat werknemers steeds meer zélf regie (kunnen) nemen. Dit geldt
niet alleen voor oudere werknemers. Het gaat om het inzetbaar en productief blijven
gedurende de hele loopbaan. Het is goed om te zien dat het onderwerp daadwerkelijk
op de agenda staat. Steeds meer bedrijven nemen maatregelen zodat hun medewerkers
langer kunnen doorwerken. Terwijl in 2010 32% van de bedrijven dit soort maatregelen
trof, liep dat de afgelopen jaren op tot 43% in 20164. Ook sociale partners hebben aangegeven de handschoen verder te willen oppakken en
te zorgen dat er ook daadwerkelijk binnen bedrijven een cultuurverandering zal plaatsvinden
op het terrein van duurzame inzetbaarheid. Het is van groot belang dat werknemers,
ondersteund door werkgevers, hun kennis en vaardigheden op peil houden, en aansluiting
blijven vinden op de arbeidsmarkt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees