Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2013
Door de overgang naar de NH-90 kampt Defensie momenteel met een tekort aan maritieme
helikopters. Hierover heb ik de Kamer voor het laatst geïnformeerd met mijn brief
van 7 maart 2013 (Kamerstuk 32 706, nr. 39). In het algemeen overleg over materieel van 13 maart jl. heb ik toegezegd u tijdig
te informeren over de gevolgen van het al dan niet op tijd beschikbaar hebben van
een helikopter tijdens anti-piraterijoperatie Ocean Shield, van half mei tot en met half augustus 2013. Met deze brief doe ik deze toezegging
gestand. Daarnaast reageer ik op het verzoek van de commissie voor Buitenlandse Zaken
van 18 maart jl. om de Kamer te informeren over de uiterste datum waarop de inzet
van de helikopter voor operatie Ocean Shield moet zijn geregeld, zonder dat deelneming aan de operatie in de knel komt.
De Lynx is na meer dan dertig jaren trouwe dienst afgestoten en er wordt toegewerkt
naar de volledige beschikbaarheid van een nieuwe vloot NH-90-helikopters die begin
2018 volledig operationeel inzetbaar zal zijn. Deze helikopter overtreft de Lynx op
alle fronten en Defensie kan met dit toestel de komende decennia vooruit. Zoals bekend
heeft de transitie van Lynx naar NH-90 echter de nodige voeten in de aarde. Het aantal
NH-90»s is hierdoor momenteel niet toereikend om gelijktijdig alle opleidingen van
het personeel en alle operationele taken uit te voeren. Bovendien vragen de eerste
opleidingen van bemanningen veel vlieguren.
Een gevolg hiervan is dat het fregat Hr.Ms. Van Speijk en het patrouillevaartuig Hr.Ms.
Holland dit jaar zonder boordhelikopter worden ingezet voor respectievelijk anti-piraterijmissie
Ocean Shield en als stationsschip in het Caribisch gebied. Met u had ik dat graag willen voorkomen.
Ik heb er dan ook alles aan gedaan om deze eenheden van een helikopter te voorzien.
Zeventien bondgenoten zijn om een helikopter verzocht. Tevergeefs, ook bij andere
landen is er sprake van schaarste. De mogelijkheden van inhuur zijn tevens onderzocht.
Dat bleek slechts in zeer beperkte mate mogelijk (alleen helikopters die voor een
beperkt aantal taken kunnen worden ingezet), duur, omslachtig en zonder garantie op
succes. Verder heb ik getracht het vaarschema te wijzigen om grotere marineschepen,
die kunnen worden voorzien van een Cougar-helikopter, vrij te maken.
Vanwege de intensieve vaarprogramma’s van een beperkt aantal schepen, onderhoudsschema’s
en bemanningen die pas onlangs zijn teruggekeerd, was dit helaas niet mogelijk.
In de afgelopen jaren zijn eerder schepen zonder helikopter naar een antipiraterijmissie
uitgezonden. De Hr.Ms. De Ruyter is in het najaar van 2008 ingezet in het kader van
het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties in Somalië. De Hr.Ms. De Zeven
Provinciën is in het voorjaar van 2009 ingezet voor de missie Allied Protector, de voorloper van de Ocean Shield. Dit verdiende ook toen niet de voorkeur maar was wel het maximaal haalbare.
Ook zonder helikopter heeft een schip het vermogen objecten in een groot zeegebied
te detecteren, te onderscheppen en te neutraliseren. Wel worden zeegebieden minder
doeltreffend bewaakt. Door het gebruik van de sensoren aan boord van het schip, zoals
radar en optische middelen, wordt dit ongunstige gevolg verkleind. Bovendien opereren
schepen en vliegende eenheden in internationaal verband en wordt gebruikgemaakt van
de sensorinformatie van helikopters en maritieme patrouillevliegtuigen van andere
eenheden.
Een schip zonder helikopter beschikt verder niet over vergelijkbare middelen voor
gewondentransport, herbevoorrading en personentransport. Dit is niet onoverkomelijk
omdat maritieme helikopters vanaf schepen van bondgenoten steun kunnen verlenen. Bovendien
kan door extra medische capaciteiten aan boord de periode tot aan een medische evacuatie
worden overbrugd.
Het uitzenden van deze twee schepen zonder helikopter is een besluit dat ik moet nemen
in een tijd waarin Defensie een tekort heeft aan maritieme helikopters. Ik stel tegelijk
vast dat de eenheden nog steeds een uitstekende bijdrage leveren aan de operaties
waarvan ze deel zullen uitmaken.
De minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert