Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en
het stellen van de volgende vragen.
De leden van de PvdA-fractie achten de nieuwe richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen
of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (richtlijn 2009/38/EGI, de «nieuwe
EOR-richtlijn») een welkome verbetering. De omzetting naar de Wet op de Europese Ondernemingsraden heeft zich echter beperkt
tot het strikt noodzakelijke, waarmee mogelijkheden om tot wenselijke aanscherpingen of aanvullingen te komen niet zijn benut.
Voor wat betreft de definitie van het begrip transnationaliteit is de Nederlandse omzetting zelfs te strikt, waar zij geen
rekenschap geeft van overweging 16 van de richtlijn, die stelt dat voor de beoordeling of een kwestie transnationaal is rekening
moet worden gehouden met de mogelijke effecten ervan en met het desbetreffende bestuurs- en vertegenwoordigingsniveau.
De overwegingen ten aanzien van de definitie van transnationaliteit vinden we enkel terug in de memorie van toelichting bij
het wetsvoorstel (p. 6): «Een aangelegenheid wordt als grensoverschrijdend beschouwd als zij van belang is voor de hele onderneming
of het hele concern of voor ondernemingen of vestigingen in tenminste twee betrokken staten. Elementen die kunnen [sic] worden meegenomen in de overweging of een aangelegenheid grensoverschrijdend is, zijn het aantal betrokken staten waarvoor
de aangelegenheid van belang is, het betrokken besluitvormingsniveau, en het belang van de aangelegenheid voor het Europese
personeelsbestand gegeven de omvang van de mogelijke gevolgen van het voorgenomen besluit.» Hieruit blijkt dat het aantal
betrokken staten waarvoor de aangelegenheid van belang is niet van doorslaggevende betekenis is.
Echter, in de omzetting van de richtlijn naar artikel 19, tweede lid van het voorstel van wet wordt gesteld dat het moet gaan
om aanzienlijke gevolgen voor de belangen van de werknemers van tenminste twee vestigingen of ondernemingen van de communautaire
onderneming of groep in verschillende betrokken staten: «Het hoofdbestuur licht zo spoedig mogelijk de Europese ondernemingsraad
of het beperkte comité in over alle bijzondere omstandigheden en voorgenomen besluiten die aanzienlijke gevolgen hebben voor
de belangen van de werknemers van tenminste twee vestigingen of ondernemingen van de communautaire onderneming of groep van
in verschillende betrokken staten, in het bijzonder betreffende verplaatsing of sluiting van ondernemingen, vestigingen of
belangrijke onderdelen daarvan of collectief ontslag.» Met de thans voorgestelde omzetting zou in geval van bijvoorbeeld het
sluiten van een bedrijfsonderdeel mogelijk niet aan de transnationaliteitsvereiste worden voldaan, ook niet als het besluit
feitelijk op het hoofdkantoor is genomen en/of als er evident sprake is van het verplaatsen van werkgelegenheid tussen bedrijfsonderdelen
in verschillende landen.
Gegeven het bovenstaande leggen de leden van de PvdA-fractie de regering de volgende vragen voor. Is de regering het met de
leden van deze fractie eens dat in de omzetting overweging 16 van de nieuwe EOR-richtlijn onvoldoende is meegenomen, waardoor
er op basis van artikel 19, lid 2 van het wetsvoorstel een te strikte definitie van het begrip transnationaliteit wordt gehanteerd?
Is de regering bereid alsnog helderheid te verschaffen over de relevantie van overweging 16 van de nieuwe EOR-richtlijn voor
de definitie van het begrip transnationaliteit in de wet, zodat er een basis ontstaat om deze verheldering op te nemen in
te actualiseren of te sluiten EOR-akkoorden?
De leden zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Sylvester
De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van Dooren