32 703 Cultuurkaart in het voortgezet onderwijs

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 mei 2011

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben over het rapport Cultuurkaart in het voortgezet onderwijs van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 703, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft de vragen bij brief van 31 mei 2011 beantwoord.

Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Wat kost het jaarlijks als de Cultuurkaart wordt voortgezet, uitgesplitst in uitvoeringskosten en Cultuurkaarttegoeden?

Het contract met CJP over de uitvoering van de Cultuurkaart kost, gemiddeld over vier jaar, 2,7 miljoen euro per jaar. De Cultuurkaarttegoeden bedragen maximaal 13,5 miljoen euro per jaar (bij 100% besteding door 900 000 leerlingen).

2

Wat is de reactie van de staatssecretaris op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer?

Op 23 maart 2011 heb ik in een brief aan de Algemene Rekenkamer een reactie op het rapport gegeven. U treft deze brief als bijlage bij deze beantwoording aan.

3

Is er inzicht in de aard van de uitjes die met de cultuurkaart zijn betaald en is er een indeling te maken tussen passief cultuurbeleven en actieve cultuurparticipatie?

De bestedingscijfers die CJP jaarlijks aan OCW overlegt geven een gedetailleerd overzicht van de activiteiten die met de Cultuurkaart zijn bekostigd. Daaruit blijkt dat in het schooljaar 2009–2010 18% van het budget is besteed bij centra voor de kunsten. Een nadere analyse door CJP wijst uit dat – als ook workshops en andere activiteiten worden meegeteld – ongeveer 50% van het budget wordt besteed aan actieve kunstbeoefening.

4

Is bekend wat het effect is van de Cultuurkaart en voorheen CKV-vouchers op de culturele activiteiten die leerlingen ondernemen? Bezoeken ze vaker dan voorheen een culturele activiteit of gaan ze actief cultuur beoefenen?

Met betrekking tot de Cultuurkaart is dergelijk onderzoek niet verricht.

5

De Algemene Rekenkamer stelt dat er onduidelijkheid bestaat over waar het tegoed op de Cultuurkaart wel en niet aan besteed mag worden. Kan de regering aantonen in hoeveel gevallen deze problematiek precies voorkomt?

Over het algemeen is heel duidelijk waar het tegoed mag worden besteed: namelijk bij de door CJP, volgens vaste criteria, goedgekeurde cultuurkaartacceptanten. In een beperkt aantal gevallen is echter niet precies duidelijk welke producten bij deze cultuurkaartacceptanten mogen worden ingekocht. Dit is veelal een kwestie van communicatie. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de vraag of met de Cultuurkaart ook vervoerskosten naar een culturele instelling mogen worden betaald (dit mag wel, maar mits onderdeel van de prijs van het toegangskaartje; vervoerders kunnen geen cultuurkaartacceptant worden). Met CJP is afgesproken dat over dit soort zaken beter zal worden gecommuniceerd.

6

Kan de regering vertellen of er verschil bestaat tussen het VMBO en HAVO/VWO wanneer het gaat om de bestedingen en het gebruik van de Cultuurkaart?

De bestedingcijfers tussen de verschillende schoolsoorten lopen niet ver uiteen: VMBO 86%, HAVO 93%, VWO 89%. Ook de verdeling tussen individuele en klassikale besteding verschilt niet veel: VMBO besteedt 7% individueel, HAVO 13% en VWO 11%. Wat betreft de aard van de activiteiten valt op dat het VMBO wat vaker gebruik maakt van de diensten van een centrum voor de kunsten en dat HAVO en VWO weer vaker naar het theater gaan.

7

De Algemene Rekenkamer richt zich voornamelijk op de administratieve lasten van de kaart, welke hoog zouden zijn. Volgens onderzoek van CJP in maart 2010 geven de gebruikers van de Cultuurkaart de kaart een ruim voldoende (7,2) en noemen deze handig en gebruiksvriendelijk. Negen van de tien docenten geven de kaart een voldoende. Kan de regering uiteenzetten of de genoemde administratieve lasten door de gebruikers als minder zwaar worden ervaren dan de focus van het rapport doet suggereren?

Er kan geen goede vergelijking gemaakt worden tussen het onderzoek van CJP en het rapport van de Algemene Rekenkamer. CJP vraagt naar de subjectieve beleving en de Algemene Rekenkamer kijkt naar de daadwerkelijke lasten in termen van uren en werkzaamheden.

8

Het VSBfonds is in het schooljaar 2008/2009 begonnen en stopt er na het schooljaar 2010/2011 mee. Kan de regering toelichten waarom het VSBfonds hiermee stopt? Blijft de financiering van de Cultuurkaart beschikbaar voor private donaties? Kan de regering uiteenzetten of er uitzicht is op andere organisaties die eventueel bereid zouden zijn de donatie van het VSBfonds over te nemen?

Het besluit van het VSB-fonds om het tegoed op de Cultuurkaart voor CKV-leerlingen met tien euro te verhogen werd genomen vóór de financiële crisis. Door de crisis heeft het VSB-fonds zijn subsidiebeleid drastisch moeten wijzigen. Het VSBfonds zou aanvankelijk voor twee jaar deelnemen. Doordat van ieder Cultuurkaart eerst het OCW-tegoed wordt opgemaakt bleef er relatief veel VSB-tegoed over. Hierdoor ontstond toch de financiële ruimte om de afspraak met één jaar te verlengen.

In principe is het ook in het jaar 2011–2012 nog altijd mogelijk voor private partijen om bij te dragen aan de Cultuurkaart. CJP spreekt op dit moment met diverse private partijen om te verkennen of de Cultuurkaart met hun steun na het schooljaar 2011–2012 kan blijven voortbestaan. Of daarbij ook gesproken wordt over een extra budget voor CKV-leerlingen is mij niet bekend.

9

Een Cultuurkaarttegoed kan worden besteed bij Cultuurkaartacceptanten. Dit zijn culturele instellingen en individuele kunstenaars die onder andere aan de criteria voldoen dat ze subsidie voor culturele activiteiten ontvangen. Kan de regering toelichten wat de gevolgen voor deze Cultuurkaartacceptanten zijn met het oog op de aangekondigde bezuinigingen op cultuursubsidies?

Het ontvangen van subsidie is één van de criteria op basis waarvan cultuurkaartacceptanten worden toegelaten. Een acceptant kan ook op andere gronden worden toegelaten.

10

De Algemene Rekenkamer pleit voor een eenvoudiger systeem met minder administratieve lasten. Heeft de regering al een idee hoe dit in de praktijk vormgegeven kan worden?

Hierover heeft de regering zich geen ideeën gevormd, aangezien de Cultuurkaart het na het schooljaar 2011–2012 zonder rijksfinanciering zal moeten stellen.

11

De Algemene Rekenkamer stelt dat betalen met de Cultuurkaart voor culturele instellingen technische problemen heeft opgeleverd. Nu dit allemaal geïnstalleerd en afgebouwd is, is er zicht op hoeveel de uitvoeringskosten van de Cultuurkaart nu zijn?

Doordat in het contract met CJP de ontwikkelkosten van de Cultuurkaart niet apart staan benoemd, maar onderdeel zijn van de prijs per gedistribueerde kaart, kan deze vraag niet met een exact bedrag worden beantwoord. Voor de hand ligt echter dat de Cultuurkaart niet opnieuw ontwikkeld hoeft te worden en dat de uitvoeringskosten dus in de toekomst lager zullen zijn.

12

Heeft de staatssecretaris van OCW al overleg gevoerd met CJP, gemeenten en het onderwijsveld over alternatieven om de Cultuurkaart zonder rijksbijdrage te laten voortbestaan, zoals door de staatssecretaris is toegezegd op 13 december 2010 aan de Tweede Kamer?

Op deze toezegging kom ik terug in mijn brief over het cultuurbeleid die ik in juni aan uw Kamer zal sturen.

13

Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken die de staatssecretaris van OCW heeft gevoerd met CJP, gemeenten en het onderwijsveld over de toekomst van de Cultuurkaart, eventueel zonder rijksbijdrage?

Zie het antwoord op vraag 12.

14

Concludeert de staatssecretaris van OCW op grond van het rapport van de Algemene Rekenkamer dat de Cultuurkaart een goed instrument is voor de cultuureducatie en waarom?

Het rapport van de Algemene Rekenkamer doet geen uitspraken over de vraag of de Cultuurkaart een goed instrument is of niet.

15

In welke mate wordt de Cultuurkaart gebruikt om jongeren vertrouwd te laten maken met de Nederlandse geschiedenis?

Ik beschik niet over cijfers die laten zien in welke mate de Cultuurkaart door geschiedenisdocenten wordt gebruikt. Wel valt uit de bestedingscijfers over het schooljaar 2009–2010 op te maken dat 9% van het totale tegoed besteed is bij musea. Ook andere sectoren laten zich echter goed verbinden met de Nederlandse geschiedenis.

16

Welke redenen zijn aan te duiden voor het succes van het bereik van de Cultuurkaart?

Het grote bereik wordt veroorzaakt door het feit dat de kaart aan alle leerlingen en scholen wordt aangeboden.

17

Is er een verschil in gebruik van de Cultuurkaart tussen het VMBO en HAVO/VWO, zowel groepsgewijs als individueel?

Zie het antwoord op vraag 6.

18

Mocht er sprake zijn van een verschil in gebruik tussen VMBO en HAVO/VWO, waardoor wordt dit verschil veroorzaakt?

Zie het antwoord op vraag 6.

19

Is er een verschil tussen kleine – middelgrote en grote gemeenten in de besteding van de Cultuurkaart, en waar wordt dit door veroorzaakt?

De bestedingscijfers van CJP maken geen onderscheid naar kleine, middelgrote en grote gemeenten. Wel rapporteert CJP op het niveau van de besteding per provincie. Die ligt tussen de 86% en 93% en vertoont dus geen grote verschillen. Of een provincie veel of weinig grote steden of veel of weinig landelijk gebied heeft speelt geen rol.

20

Is er een verschil tussen stad en platteland in de besteding van de Cultuurkaart en waar wordt dit door veroorzaakt?

Zie het antwoord op vraag 19.

21

Voor hoeveel klassen geldt dat het activeringspercentage lager ligt dan 75%, waardoor het tegoed van OCW voor de hele klas niet beschikbaar is gekomen?

Voor 5952 van de in totaal 45 782 aangemelde klassen (13%) geldt dat het activeringspercentage onder de 75% is gebleven. Overigens is de activeringsgrens inmiddels verlaagd naar 66%.

22

Wat is er gebeurd met het tegoed dat niet voor de hele klas beschikbaar is gekomen, omdat het activeringspercentage in die klas lager lag dan 75%?

Bij de bevoorschotting van het cultuurkaarttegoed wordt door OCW rekening gehouden met het gegeven dat niet alle kaarten worden geactiveerd en dat niet al het budget wordt opgemaakt. In het jaar 2009–2010 werd de gehele bevoorschotting verbruikt.

23

Wat is de reden dat 75% van de cultuurkaarten geactiveerd moet zijn voordat het tegoed van de hele klas kan worden verzilverd. Waarop is dit percentage gebaseerd?

De activatiegrens is gesteld opdat de leerlingen de kaart zelf in handen krijgen om in te loggen op hun persoonlijke webpagina. Daarmee wordt voorkomen dat de kaart in de la van de docent belandt (zoals veelal met de CKV-vouchers gebeurde) en krijgen de leerlingen via email informatie over het actuele cultuuraanbod.

24

Waardoor komt het dat scholen die het tegoed collectief gebruiken doorgaans meer besteden via de cultuurkaart en welke conclusies trekt de staatssecretaris van OCW hieruit?

Al bij de CKV-vouchers was bekend dat meer regie door de docent leidt tot een hogere besteding. Hoe meer je over laat aan de leerling zelf, hoe lager de besteding over het algemeen is. Desalniettemin kunnen er didactische argumenten zijn om leerlingen toch zelf te laten kiezen. Die afweging is aan docenten en scholen.

25

In hoeverre is er sprake van oneigenlijk gebruik en misbruik van de Cultuurkaart?

In de jaarrapportage over 2009–2010 maakt CJP melding van zes gevallen. Deze hadden betrekking op het aanleveren van foute leerlinggegevens, ongeldige transacties of de acceptantenstatus.

26

Hoe groot is het percentage en het bedrag van oneigenlijk gebruik en misbruik van de Cultuurkaart?

Daarover heb ik geen gegevens, behalve het antwoord op vraag 25.

27

Een van de criteria voor een culturele instelling om «Cultuurkaartacceptant» te worden is dat hun culturele prestatie valt onder het verlaagde BTW-tarief. Zijn er voorbeelden van instellingen die door verhoging van het BTW-tarief, dit jaar nog hun status als «Cultuurkaarthouder» hebben verloren?

Nee, de criteria voor toelating zijn met ingang van het schooljaar 2011–2012 op dit punt aangepast.

28

Welke omvang heeft het collectief tegoed dat individueel wordt gemaakt?

Aan het begin van het schooljaar wordt 10% van het totaalbudget toegewezen aan leerlingen. Daarbij zijn grote verschillen tussen de leerjaren en schoolsoorten: bij VWO5 is 25% individueel, bij VMBO3 10% en bij HAVO1 2%.

29

Zijn er voorbeelden van projecten die zijn uitgevoerd van Cultuurkaarttegoed dat na vervaldatum nog niet is besteed?

Met tegoed dat is vervallen kan nooit worden betaald. Wel is het mogelijk en in veel gevallen zelfs noodzakelijk om vooraf te betalen. Daardoor kan het voorkomen dat een activiteit die in november plaats vindt in oktober (dus vóór de vervaldatum van 30 oktober) betaald wordt.

30

Is bekend welk percentage van het individueel tegoed niet is besteed?

Van het individueel uitgezette tegoed wordt 35% besteed.

31

Wat gebeurt er met het individueel tegoed dat niet is besteed?

Docenten hebben de mogelijkheid om één maal per jaar niet-gebruikt individueel tegoed terug te boeken naar het collectieve tegoed. Al het individuele en collectieve tegoed dat op 30 oktober niet is besteed vervalt.

32

Is enkel en alleen de Cultuurkaart verantwoordelijk voor de mate waarin leerlingen actief of passief vertrouwd raken met cultuur, kunstvormen en de Nederlandse geschiedenis (zoals het hoofddoel luidt) of zijn er andere educatieve elementen te noemen die hier aan bijdragen?

De belangrijkste rol bij de kennismaking met cultuur is die van de ouders en de directe sociale omgeving. Het onderwijs is de beste manier om ervoor te zorgen dat ook die kinderen die van huis uit niet met cultuur in aanraking komen bereikt worden. Daarbij speelt, in het voortgezet onderwijs, het verplichte vak CKV een belangrijke rol.

33

Is het educatieve aanbod vanuit culturele instellingen toegenomen door de komst van de Cultuurkaart, en zo ja, met hoeveel procent en in welke sectoren (podium, muziek etc.)?

Uit de resultaten van de (nog te publiceren) Enquête cultuureducatie 2010 onder instellingen met rijksfinanciering blijkt dat ten opzichte van 2006 meer instellingen met rijksfinanciering aanbod zijn gaan maken voor het voortgezet onderwijs en minder voor het primair onderwijs. Los van de vraag of dit een wenselijke ontwikkeling is, is het om methodologische redenen niet mogelijk om de cultuurkaart als veroorzaker van deze verschuiving aan te wijzen. Ook moet worden opgemerkt dat het merendeel van de cultuurkaartbestedingen plaats vindt bij gemeentelijk en provinciaal gefinancierde instellingen en bij niet-gesubsidieerde instellingen. Ik beschik niet over cijfers over de aard van het aanbod van deze instellingen.

34

Wat is de relatie tussen de grote tevredenheid van docenten over de Cultuurkaart en de zware administratieve lasten die worden benoemd door de Algemene Rekenkamer?

Zie het antwoord op vraag 7.

35

Worden de genoemde administratieve lasten door de gebruikers minder zwaar ervaren dan het rapport beschrijft?

Zie het antwoord op vraag 7.

36

Ziet u mogelijkheden om de administratieve lasten rond de cultuurkaart te verlichten opdat de kaart alsnog behouden kan worden?

Er zijn zonder twijfel manieren om de administratieve lasten rond de cultuurkaart te verlichten. Voor mij is die vraag echter niet aan de orde.

37

Hoe legt u uit dat een doel van de Cultuurkaart was de administratieve lasten te verminderen, terwijl de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat het tot meer administratieve lasten heeft geleid?

Ik trek daaruit de conclusie dat de Cultuurkaart op dit punt niet succesvol was.

38

Op wat voor manier gaat de regering de prestaties van de cultuurkaart alsnog bereiken wanneer de Cultuurkaart wordt afgeschaft?

In mijn brief over het cultuurbeleid die ik begin juni aan uw Kamer stuur, zet ik mijn beleid ten aanzien van cultuureducatie uiteen.

39

Hoe kan er voldaan worden aan het doel gemakkelijk te kunnen monitoren hoe en wanneer bestedingen plaatsvinden, als het scholen onduidelijk is hoe en waaraan zij het budget van de Cultuurkaart kunnen besteden?

De onduidelijkheid voor scholen is slechts beperkt (Zie het antwoord op vraag 5)). De gegevens die CJP aan OCW levert geven daarom een reëel beeld van de besteding in de praktijk.

40

Wat is de omvang van het Cultuurkaartgeld dat wordt «opgepot» in ruil voor een tegoedbon?

Er zijn slechts enkele gevallen bekend waarin dit is gebeurd. CJP heeft deze transacties niet goedgekeurd.

41

Is duidelijk of er ook dubbel betaald wordt voor culturele activiteiten bij instellingen die al subsidie ontvangen voor hun educatieve activiteiten?

In principe worden alle instellingen die ook subsidie ontvangen direct of indirect dubbel betaald. Desalniettemin zijn er onder de best presterende instellingen binnen het cultuurkaartsysteem instellingen die geen subsidie ontvangen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Omtzigt, P.H. (CDA), Veen, E. van der (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), voorzitter, Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Mulder, A. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Besselaar, I.H.C. van den (PVV), Schouten, C.J. (CU) en Vacature, CDA ().

Plv. leden: Knops, R.W. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ziengs, E. (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Gerbrands, K. (PVV), Beek, W.I.I. van (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Monasch, J.S. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Grashoff, H.J. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Hamer, M.I. (PvdA), Kuiken, A.H. (PvdA), Gent, W. van (GL), Beertema, H.J. (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Pechtold, A. (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Graus, D.J.G. (PVV), Slob, A. (CU) en Hijum, Y.J. van (CDA).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. van (CDA), voorzitter, Haverkamp, M.C. (CDA), Miltenburg, A. van (VVD), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Bosma, M. (PVV), Dijk, J.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), ondervoorzitter, Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Lucas-Smeerdijk, A.W. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Klaver, J.F. (GL) en Liefde, B.C. de (VVD).

Plv. leden: Koşer Kaya, F. (D66), Ferrier, K.G. (CDA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Schouten, C.J. (CU), Dille, W.R. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Dam, M.H.P. van (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Gerbrands, K. (PVV), Sap, J.C.M. (GL) en Lodders, W.J.H. (VVD).

Naar boven