Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 7 februari 2011 en het nader rapport
d.d. 15 maart 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 15 december 2010, no.10.003434, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid
en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging
van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen,
de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten en enkele verbeteringen,
met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 december 2010, nr. 10.003434, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling
advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 7 februari 2011, nr. W03.10.0557/II, bied ik U hierbij aan.
Het wetsvoorstel strekt er onder meer toe dat een aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen
elektronisch kan worden ingediend. Daarnaast wordt voorgesteld dat het openbaar ministerie van een ieder, ook van de veroordeelde
zelf, de voor de tenuitvoerlegging van geldboeten of schadevergoedingsmaatregelen benodigde inlichtingen kan vorderen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over
de samenhang tussen de onderwerpen van het wetsvoorstel. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel
wenselijk is.
De Afdeling constateert dat in het wetsvoorstel onderwerpen zijn opgenomen die onvoldoende inhoudelijke samenhang hebben.
In lijn met de advisering van de Afdeling inhoudende dat het bijeenbrengen van voorstellen van inhoudelijk verschillende aard
in een wetsvoorstel zoveel mogelijk dient te worden vermeden,2 adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te splitsen in een wetsvoorstel dat betrekking heeft op de elektronische aanvraag
van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen en een wetsvoorstel dat regels stelt over de verstrekking
van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten.
Het ontwerp geeft de Afdeling advisering geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling advisering
onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar constateert dat in het wetsvoorstel onderwerpen zijn opgenomen die onvoldoende
inhoudelijke samenhang hebben en adviseert het wetsvoorstel te splitsen in een wetsvoorstel dat betrekking heeft op de elektronische
aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen en een wetsvoorstel dat regels stelt over de verstrekking
van inlichtingen aan het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van geldboeten.
Aan dit advies is gevolg gegeven. Overeenkomstig dit advies is het wetsvoorstel in twee delen gespitst. Het voorliggende wetsvoorstel
betreft de verstrekking van inlichtingen aan het openbaar ministerie. Dit heeft geleid tot redactionele aanpassing van de
memorie van toelichting onder punt I, paragraaf 2 (Ontvangen adviezen).
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het wetsvoorstel een redactionele wijziging aan te brengen. In artikel II, onderdeel
B, van het wetsvoorstel is in artikel 2, zesde lid, van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften de verwijzing
naar Onze Minister van Verkeer en Waterstaat vervangen door een verwijzing naar Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
Dit heeft tevens geleid tot aanpassing van de toelichting op dit artikel.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
P. van Dijk
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten