32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 69 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 mei 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 4 april 2022 inzake de 21e Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 66).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 mei 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, T. de Groot

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Vraag 1

Kunt u toelichten hoe het gesteld is met de actuele veiligheid van de Markermeerdijk nu het project zoveel vertraging heeft opgelopen? Ontstaan er door de versterkingsoperatie zelf (tijdelijke) risico's?

Antwoord 1

Met het versterken van de Markermeerdijk zal de actuele veiligheid van het achterland stapsgewijs toenemen. Door de werkzaamheden zelf ontstaan er geen extra (tijdelijke) waterveiligheidsrisico’s. Tijdens de uitvoering worden namelijk maatregelen genomen om het waterkerende vermogen van de dijk te waarborgen, zoals het aanleggen van een tijdelijke zandige werkbaan met golfbreker in het water vóór de bestaande dijk.

Vraag 2

Kunt u toelichten hoe het nu gesteld is met het draagvlak onder bewoners en belanghebbenden met betrekking tot de plannen en de uitvoering van de versterking van de Markermeerdijk? Zijn de eerdere bezwaren en conflicten opgelost?

Antwoord 2

Na de uitspraak van de Raad van State in 2020 is het Projectplan Waterwet onherroepelijk geworden en zijn de werkzaamheden buiten in volle gang. De omwonenden en belanghebbenden volgen de werkzaamheden nauwlettend. Het waterschap treft maatregelen om de overlast tijdens de werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken. In 2021 heeft het waterschap een bewonersonderzoek uitgevoerd waar onder andere gevraagd is naar het algemene oordeel over de dijkversterking, tevredenheid over de informatieverstrekking, gebruik van communicatiemiddelen en overlast en hinder tijdens de uitvoering1. De conclusie over het algemene oordeel over de dijkversterking luidde:»Er staan nog steeds veel meer mensen positief (70%) dan negatief (10%) ten opzichte van het project. Het aantal mensen dat positief is over de dijkversterking is de afgelopen jaren met 8% toegenomen.»

Vraag 3

Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn (tijd, kosten, werkwijze, et cetera) van de aangetroffen PFAS-vervuiling bij de Markermeerdijk? Is na de eerdere fraude met thermisch gereinigde grond nu beter toezicht op milieuvervuiling?

Antwoord 3

De exacte gevolgen van de aangetroffen PFAS-vervuiling bij de Markermeerdijk in doorlooptijd en kosten worden momenteel door het waterschap in kaart gebracht. U wordt hierover geïnformeerd middels de voortgangsrapportage.

Het milieutoezicht wordt, binnen de geldende kwaliteitseisen en conform de geldende wet- en regelgeving, uitgevoerd door de bevoegde gezagen (omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat). Bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam wordt overigens niet gewerkt met thermisch gereinigde grond.

Vraag 4

Kunt u de onderbouwing van de resterende nog te onderbouwen meerkosten van 57 miljoen euro bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam met de Kamer delen?

Antwoord 4

Omdat de onderbouwende documenten van het waterschap bedrijfsgevoelige informatie bevatten, kan ik deze niet zondermeer delen. Ik kan wel toelichten op welke wijze het waterschap deze meerkosten heeft onderbouwd. De meerkosten betreffen aanvullende fysieke werkzaamheden, zoals het aanleggen van vaargeulen en steenbekleding. Het waterschap heeft op basis van meerwerkberekeningen aangetoond dat sprake is van aanvullende subsidiabele kosten. De programmadirectie heeft deze onderbouwing van de meerkosten getoetst en akkoord bevonden.

Vraag 5

Wanneer verwacht u de uitkomsten van de gesprekken tussen het Hoogheemraadschap en de programmadirectie Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) over de onderbouwing van de overige meerkosten bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam

(73 miljoen euro) met de Kamer te kunnen delen?

Antwoord 5

Het waterschap werkt op dit moment aan de onderbouwing van de overige meerkosten. Het waterschap heeft nog geen planning afgegeven wanneer deze onderbouwing wordt aangeleverd. U wordt hierover geïnformeerd middels de voortgangsrapportage.

Vraag 6

Welke financiële en operationele effecten verwacht u bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam van de vertraging naar aanleiding van de werkzaamheden bij het dijktraject Durgerdam, de PFAS-problematiek en de coronacrisis?

Antwoord 6

De gevolgen van PFAS en corona worden momenteel door het waterschap in beeld gebracht. Wanneer deze gevolgen bekend zijn, wordt u daarover geïnformeerd middels de voortgangsrapportage. Met betrekking tot de dijkversterking Durgerdam werkt het waterschap momenteel de mogelijke oplossingen uit. Omdat de autonome zakking van de woningen invloed heeft op de (uitvoerings)mogelijkheden van de dijkversterking dient dit zorgvuldig te gebeuren. Wanneer duidelijk is welke oplossing mogelijk is, wordt u daarover geïnformeerd middels de voortgangsrapportage.

Vraag 7

Welke ordegrootte financiële effecten verwacht u bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam van de vertraging naar aanleiding van de werkzaamheden bij het dijktraject Durgerdam, de PFAS-problematiek en de coronacrisis?

Antwoord 7

De financiële impact hiervan wordt op dit moment door het waterschap in beeld gebracht. Zie ook het antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Hoe verhoudt de reservering van 60 miljoen euro op het Deltafonds zich tot het resterende deel van de claim bij het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam (73 miljoen euro) plus de eventuele effecten van een oplossing voor verzakkende woningen bij dijktraject Durgerdam, de PFAS-vervuiling en de gevolgen van corona? Welk deel hiervan valt binnen de reservering voor onbenoemde risico’s? Zal het budget van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma hiervoor eventueel verder moeten worden verhoogd?

Antwoord 8

Het resterende deel van de claim zal worden gefinancierd uit de 120 miljoen euro die vrij is gemaakt voor de eventuele meerkosten van de dijkversterking Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam. Hiervan is 40 miljoen euro afkomstig uit het Deltafonds, de overige 80 miljoen euro is overgeheveld vanuit het HWBP naar het HWBP-2. Deze verdeling is conform de eerder gemaakte afspraak dat mee- en tegenvallers op het HWBP-2 voor tweederde worden opgevangen door het HWBP en voor eenderde in de investeringsruimte van het Deltafonds.

Naast de genoemde 40 miljoen euro is 20 miljoen euro in het Deltafonds gereserveerd voor de eventuele budgetoverheveling voor Durgerdam. In totaal bedraagt de reservering op het Deltafonds hiermee 60 miljoen euro.

Het waterschap brengt momenteel de gevolgen van PFAS, corona en Durgerdam voor de kosten van de dijkversterking in beeld. Na toetsing hiervan door de Programmadirectie HWBP wordt duidelijk in hoeverre dit binnen de reservering voor onbenoemde risico’s kan worden opgevangen en of het budget van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma hiervoor verder verhoogd moet worden conform de hierboven beschreven afspraak. In de voortgangsrapportages wordt u hierover geïnformeerd.

Vraag 9

Wanneer verwacht u de onderbouwing van de meerkosten van 73 miljoen euro gereed te hebben en met de Kamer te kunnen delen?

Antwoord 9

Zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 10

Waarom is in de voortgangsrapportage geen financieel risico benoemd en gekwantificeerd bij het project Kinderdijk-Schoonhovenseveer, terwijl hier op basis van de aanbiedingsbrief wel aanleiding voor lijkt te zijn?

Antwoord 10

Onder de benoemde programmarisico’s is een bedrag van 5 miljoen euro opgenomen (hoofdstuk VGR21 paragraaf 5.2, tabel 6), waarbinnen het risico van het afhandelen van de claim bij het project Kinderdijk-Schoonhovenseveer valt.

Voor de ontwikkelingen naar aanleiding van de rapportage van prof. Van Baars zijn vooralsnog geen extra reserveringen opgenomen. Er is in de VGR21 geen financieel risico benoemd, omdat het advies van het Expertisenetwerk Waterveiligheid pas na de verslagperiode is opgeleverd (12 februari 2022). In de komende periode komt er meer zicht op het risico en de verantwoordelijkheden en zal er in overleg met het waterschap een risicoreservering worden opgenomen.

Vraag 11

Wanneer wordt voltooiing van het dijkherstel bij het project Eemdijken – Zuidelijke Randmeren verwacht?

Antwoord 11

Afronding van de werkzaamheden en oplevering naar de beheerder wordt verwacht voor 1 juli 2022.

Vraag 12

Kunt u aangeven welke varianten bekeken zijn om het probleem met de losliggende dijkbekleding bij het project Waddenzeedijk Friese Kust aan te pakken? Waarom is gekozen voor het huidige voorkeursalternatief? Waarom zijn andere alternatieven afgevallen? Kunt u uiteenzetten wat dit voorkeursalternatief inhoudt?

Antwoord 12

Over de hele lengte van de dijk Koehool-Lauwersmeer is de dijkbekleding afgekeurd. Deze moet worden vervangen of versterkt. Voor dit probleem zijn twee oplossingen beschikbaar, namelijk het vervangen van de bekleding door een «harde» of door een «zachte» bekleding. Voor de keuze van is het van belang of er sprake is van voorland of niet:

  • Op de delen van de dijk waar geen voorland aanwezig is, wordt de bestaande bekleding vervangen door een andere harde bekleding. De reden hiervoor is dat het realiseren van een nieuw voorland, wat nodig is bij de zachte variant, een te grote negatieve impact heeft op de Waddenzee en haar wettelijk beschermde natuurwaarden (Natura2000). Daarnaast is het aanleggen van nieuw, stabiel voorland een kostbare aangelegenheid en heeft dit impact op de ruimtelijke kwaliteit van de dijk.

  • Op locaties waar een hoog en stabiel voorland aanwezig is, heeft Wetterskip Fryslân de ambitie om een dijk met een flauw talud toe te passen en de harde bekleding te vervangen door een dikke kleilaag met gras.

In de verkenning Koehool – Lauwersmeer zijn voor de dijksecties Wierum (deze dijksecties komen overeen met het project Waddenzeedijk Friese Kust) vijf varianten onderzocht, te weten vier harde oplossingen en één zachte oplossing:

variant 1A: harde bekleding en binnenberm

variant 1B: harde bekleding en asverlegging

variant 2A: harde bekleding en constructie

variant 2B: harde bekleding, constructie en verruwing

variant 3: zachte bekleding en voorland

Voor beide dijksecties Wierum geldt dat er geen voorland aanwezig is. Daarom heeft het de voorkeur om de bekleding hier te vervangen door een harde bekleding. Omdat verlegging van de dijk in het Natura2000 gebied buitendijks op problemen met vergunbaarheid stuit, wordt hier gekozen voor variant 1A, waarbij de dijk op de huidige locatie blijft liggen en een binnenberm wordt aangelegd.

Meer informatie over de voorkeursvariant is te vinden op de website van het Wetterskip: www.1dyk.frl.

Naar boven