32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2013

Tijdens het Algemeen Overleg Waterveiligheid van 13 juni 2013 heb ik een aantal toezeggingen gedaan. In deze brief kom ik tegemoet aan twee toezeggingen:

  • 1. U te informeren over de situatie van buitendijks bouwen bij Castricum in relatie tot kustveiligheid. Daarbij zal ik het aspect van de tijdelijke vergunning meenemen.

  • 2. U te informeren over de relatie tussen Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen (Wts) en de verzekerbaarheid van overstromingsrisico's.

Strandbebouwing Castricum

Op het strand bij Castricum staan vier strandpaviljoens (Deining, Zoomers, Jaffa en Zeezicht). Daarnaast staan er in de zomerperiode op het strand diverse strandhuisjes en andere seizoensbebouwing.

Verantwoordelijkheden

Op grond van de Waterwet is Rijkswaterstaat (namens mij) het hoogst bevoegd gezag voor de watervergunning op het strand. Vanuit deze bevoegdheid toetst Rijkswaterstaat initiatieven aan het rijksbeleid. Deze zijn, zoals verwoord in het Nationaal Waterplan en gespecificeerd in de Beleidslijnkust: handhaving van de kustlijn, het meegroeien van het kustfundament, het beheer en onderhoud op het strand en de toegang bij calamiteiten.

Zoals ik tijdens het AO Waterveiligheid heb toegelicht biedt het Rijk in buitendijkse gebieden geen bescherming tegen overstroming. De bewoners en gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van gevolgbeperkende maatregelen en dragen zelf het risico op schade.

Ook het waterschap is bevoegd gezag voor de watervergunning, vanwege zijn rol als beheerder van de primaire waterkering. In gevallen waarin sprake is van een initiatief waarbij meer dan één bestuursorgaan bevoegd is, biedt de Waterwet de betrokken bestuursorganen de mogelijkheid de vergunningverlening over te laten aan de overheid met het zwaarste belang. Voor strandbebouwing worden dan ook veelal vergunningen verleend door de waterschappen, uiteraard in nauw overleg met Rijkswaterstaat.

Strandbebouwing moet toegestaan zijn op grond van een bestemmingsplan waarover de gemeenteraad moet beslissen. Voor elk bouwwerk is een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Zaken als ruimtelijke kwaliteit zijn daarmee de verantwoordelijkheid van de gemeente. Tegen een omgevingsvergunning en een wijziging van het bestemmingsplan is bezwaar en beroep mogelijk.

Situatie Castricum

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de bouw en exploitatie van twee jaarrondpaviljoens (Deining en Zoomers). Voor deze jaarrondpaviljoens is op 23 april 2010 door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) in overleg met Rijkswaterstaat, een watervergunning afgegeven op grond van de Waterwet. Het gaat hier om een tijdelijke vergunning (tot en met 15 oktober 2014). De strandhuisjes zijn op grond van de Waterregeling1 aangemerkt als een activiteit van ondergeschikt belang, en derhalve op grond van de Waterwet niet vergunningplichtig. Er is wel een meldingsplicht.

Vervolgens heeft de gemeenteraad op 23 september 2010 besloten dat er maximaal vier strandpaviljoens jaarrond mogen worden geëxploiteerd. Door de toevoeging van twee extra strandpaviljoens (Jaffa en Zeezicht) staan de strandpaviljoens dichter op elkaar dan normaliter toegestaan. Onder voorwaarde van een proef heeft het HHNK in 2011 in overleg met Rijkswaterstaat, een tijdelijke watervergunning afgegeven voor de bouw en exploitatie van de twee extra strandpaviljoens. De proef biedt HHNK de mogelijkheid te onderzoeken wat de invloed is op het (dynamisch) kustbeheer. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de invloed van de strandpaviljoens op de veranderingen in de positie van de duinvoet en de mate van verstuiving en/of neerslaan van zand in de nabijheid van de paviljoens. De metingen zijn voor het stormseizoen van 2011/2012 begonnen.

De strandpaviljoens hebben, zoals aangegeven, een tijdelijke watervergunning voor de periode tot en met 15 oktober 2014. Daarna zal door HHNK worden bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, deze strandbebouwing mag worden gecontinueerd. De mogelijkheid bestaat dat op basis van het beheerderoordeel de strandpaviljoens verplaatst of afgebroken moeten worden na het aflopen van de vergunning. Voor de strandhuisjes geldt dat ze voor het stormseizoen afgebroken moeten zijn.

Tijdens het AO Waterveiligheid is het grootschalige karakter van de strandpaviljoens aan de orde geweest. Rijkswaterstaat en HHNK geven een oordeel over de invloed van bebouwing op de waterveiligheid. Of de bebouwing te grootschalig is voor onze kust bezien vanuit de ruimtelijke kwaliteit is aan de gemeente en provincie om te beoordelen.

Relatie Wts en de verzekerbaarheid van overstromingsrisico's

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts)

Het doel van de Wts is regels te stellen voor een tegemoetkoming van het Rijk aan gedupeerden van rampen. De Wts valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Er zijn drie toepassingen van de Wts bij overstromingsrisico’s:

  • 1. Overstroming door zoet water2

  • 2. Delen van de Maas in Limburg voor zover de Maaswerken niet volledig ten uitvoer zijn gelegd3

  • 3. Bij koninklijk besluit in geval van een ramp die van ten minste vergelijkbare orde is als een overstroming door zoet water of een aardbeving.4

Voor de toepassingen onder 1 en 3 moet er sprake zijn van een ramp. Een «ramp»5 wordt hier gedefinieerd als een gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

Voor de toepassing onder 2 is dat niet nodig. De Wts kan in werking treden bij hoogwaterstanden veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar, zolang de Maaswerken in Limburg nog niet voltooid zijn. Daarna ligt de lat voor de Wts langs de onbedijkte Maas in Limburg op 1/50 per jaar.

Onder de derde toepassing kan ook een overstroming door zout water worden verstaan. Bij al deze toepassingen geldt als waarborg dat een gedupeerde geen recht heeft op een tegemoetkoming in de schade of de kosten, als de schade of de kosten redelijkerwijs verzekerbaar waren.6

Verzekerbaarheid van overstromingsrisico’s en de relatie met de Wts

Voor particulieren is er op dit moment één vrijwillige verzekering beschikbaar voor overstromingsrisico’s. De premies hiervan verschillen per regio. De verzekering vergoedt tot € 75.000 en het aantal verzekerden per regio is gemaximeerd om voldoende dekking te genereren. Daarom zijn overstromingsrisico’s momenteel niet redelijkerwijs verzekerbaar voor iedereen.

Een gedupeerde heeft geen recht op een tegemoetkoming in de schade of de kosten, voor zover de schade of kosten redelijkerwijs verzekerbaar zijn. Aangezien overstromingsrisicos op dit moment niet redelijkerwijs verzekerbaar zijn kan een gedupeerde onder voorwaarden een tegemoetkoming in de schade of kosten ontvangen vanwege de Wts. Indien overstromingsrisico’s op enig moment wel redelijkerwijs verzekerbaar zijn of worden, dan kan een gedupeerde geen tegemoetkoming in de schade of kosten ontvangen vanwege de Wts.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Waterregeling, artikel 6.12 eerste lid, onderdelen c en d.

X Noot
2

Wts artikel 1onder b

X Noot
3

Wts artikel 2

X Noot
4

Wts artikel 3

X Noot
5

Ramp in de zin van de Wet veiligheidsregio’s Artikel 1

X Noot
6

Wts Artikel 4 derde lid onder a

Naar boven