32 669 EU-voorstel: Richtlijn inzake het gebruik van passagiersgegevens voor wethandhavingsdoeleinden COM(2011)321

D BRIEF AAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Den Haag, 11 november 2011

De vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad van de Eerste Kamer heeft in haar vergadering van 1 november jl. kennis genomen van uw brief van 11 oktober 2011. Deze brief was een reactie op een eerdere brief van de Eerste Kamer van 15 maart 2011 inzake het voorstel voor een richtlijn betreffende het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit (COM(2011)32). De commissie wil u hartelijk bedanken voor uw reactie. Zij wenst nog een aantal nadere vragen te stellen over het voorstel en over uw brief.

In uw brief stelt u dat met behulp van PNR-gegevens de rechtshandhavingsinstanties het gevaar van zware criminaliteit en terrorisme kunnen aanpakken op een manier die met de verwerking van andere categorieën persoonsgegevens niet mogelijk is. De commissie krijgt graag een nadere toelichting van u op deze stelling.

In uw brief stelt u dat het gebruik van PNR-gegevens nuttig is gebleken. De commissie wijst in reactie hierop op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie – sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bindend. Artikel 52 daarvan eist dat beperkingen op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden, zoals het recht op eerbiediging van het privéleven (artikel 7) en het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), bij wet moeten worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen.

Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen alleen beperkingen worden gesteld indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen beantwoorden. Met andere woorden, iedere beperking op een grondrecht moet noodzakelijk en proportioneel zijn. Nuttig alleen is dus niet genoeg. De commissie zou daarom graag zien dat u de noodzakelijkheid van de grootschalige opslag en het gebruik van PNR-gegevens aantoont en niet alleen het nut.

In haar brief van 15 maart heeft de Eerste Kamer gevraagd welke relevante databases worden betrokken bij het onderzoek naar een match tussen de PNR-gegevens en andere gegevens. Het is de commissie bekend dat met API-, VIS- en SIS-gegevens personen die reeds verdacht, dat wil zeggen die bij rechtshandhavingsautoriteiten bekend zijn kunnen worden opgespoord. De commissie neemt aan dat API-, VIS- en SIS-databanken de «relevante databanken» zijn waarop u in uw brief doelt. De toegevoegde waarde van PNR-gegevens bevindt zich, zo begrijpt de commissie uw brief, in het feit dat autoriteiten met PNR gegevens «verdachten opsporen van wie de naam niet in andere databases voorkomt», met andere woorden: de onbekende verdachten of in het Engels unknown suspects. In een rechtsstaat bestaat echter niet zoiets als unknown suspects. Iemand is immers pas verdacht als er tegen die persoon een redelijk vermoeden naar voren komt dat hij/zij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Zou u deze omstandigheid nog eens tegen het licht willen houden?

In uw brief wordt ook gesteld dat PNR-gegevens al worden gebruikt in veel lidstaten. De commisie heeft hierover andere informatie. In het «Explanatory Statement» gevoegd bij het voorstel voor een richtlijn EU PNR, stelt de Europese Commissie: «Within the EU, the United Kingdom already has a PNR system, while France, Denmark, Belgium, Sweden and the Netherlands have either enacted relevant legislation or are currently testing using PNR data. Several other Member States are considering setting up PNR systems.» Dit betekent dat dus uitsluitend in één lidstaat PNR-gegevens op systematische schaal worden gebruikt. Het is dus niet zo dat een Europees PNR-systeem noodzakelijk is om verschillend gebruik van PNR-gegevens in EU lidstaten te harmoniseren. Dit betekent ook dat de wettelijke rechtsgrondslag waarop PNR-gegevens worden gebruikt/getest in de andere landen die de Europese Commissie noemt onduidelijk is. Kunt u in uw reactie hierop nog ingaan?

De commissie heeft begrepen dat gegevens over maaltijdkeuze en medische condities niet mogen worden gebruikt. Het voorstel bevat een absoluut verbod hierop. Betekent dit dat wettelijke uitzonderingen op dit verbod die in Europese en nationale wet- en regelgeving zijn opgenomen niet van toepassing kunnen zijn als de richtlijn eenmaal van kracht is en dus moeten worden geschrapt?

Ten slotte heeft de commissie een vraag over de voorgestelde bewaartermijn van vijf jaar. In haar brief van 15 maart 2011 heeft de Eerste Kamer gevraagd om een nadere onderbouwing van deze bewaartermijn. In uw antwoord stelt u slechts dat deze termijn volgens de Commissie het juiste evenwicht biedt tussen rechtshandhavingsvereisten en gegevensbescherming. De commissie zou op dit punt graag een uitgebreidere toelichting en motivering krijgen.

De commissie verheugt zich op voortzetting van de politieke dialoog met de Europese Commissie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad,

P. L. Meurs


X Noot
1

Zie E110005 op www.europapoort.nl

Naar boven