32 667 Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten)

Nr. 16 SUBAMENDEMENT VAN HET LID PAULUS JANSEN

Ontvangen 30 november 2011

De ondergetekende stelt het volgende subamendement voor:

In het gewijzigd amendement Van Veldhoven (stuk nr. 12) worden in artikel 16.23a, eerste lid, aanhef, de woorden «de helft» vervangen door: 90 procent.

Toelichting

De emissierechten vormen voor bedrijven die onder het systeem vallen een kostenverhogende factor. Een groot aantal van deze bedrijven opereert op de mondiale markt, concurreert met bedrijven die niet onder het Europese emissiehandelssysteem vallen. Zonder flankerend beleid (bv. cross border tax adjustment) kleeft er aan het afromen van (een groot deel van) de opbrengsten van de veilingen naar de algemene middelen het risico dat in Nederland gevestigde bedrijven, met een strategisch belang voor onze economie, worden weggeconcurreerd.

Het subamendement regelt dat minstens 90% van de opbrengsten van het veilingsysteem wordt besteed aan de doelen als omschreven in de richtlijn.

Bij motie zal de indiener voorstellen om dit deel van de opbrengsten te besteden aan genoemde doelen in de vorm van geoormerkte middelen voor investeringen in energie-efficience, duurzame energieproductie e.d. voor de bedrijfstakken die vallen onder het ETS. Daarmee ontstaat een vliegwieleffect dat enerzijds de realisatie van het maatschappelijke doel – minder CO2-emissies – dichterbij brengt, anderzijds de concurrentiepositie van de energie-intensieve bedrijven versterkt, omdat zij minder afhankelijk worden van de inzet van dure fossiele energiebronnen.

Paulus Jansen

Naar boven