32 664 Voorstel van wet van de leden Verburg, Aptroot en Dijksma tot wijziging van de Wet houdende wijzing van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op 15 juni 2010 is het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken (versterking positie leveranciers uit het MKB) (Kamerstukken I 2008/09, 31 531, A) door de Eerste Kamer aangenomen. Doelstelling van het wetsvoorstel is de positie van leveranciers uit het midden- en kleinbedrijf te versterken. Bij het wetsvoorstel wordt de bagatelvrijstelling in de Mededingingswet verruimd door de grens van 5% marktaandeel te verhogen tot 10%. Hierdoor kunnen kleinere leveranciers vaker mededingingsafspraken maken of verkoopcombinaties vormen, waardoor het evenwicht tussen kleine leveranciers en grote afnemers met inkoopmacht enigszins wordt hersteld. De omzetgrens van € 40 miljoen omzet vervalt, omdat voor een omzetgrens geen economische rechtvaardiging bestaat. Ten slotte is de verruiming van de bagatelvrijstelling als een signaal bedoeld aan de NMa om de aandacht nog verder te verleggen van het midden- en kleinbedrijf naar grote bedrijven.

2. Verhouding tot het Europese mededingingsrecht

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel is de vraag gerezen of het wetsvoorstel in strijd is met het Europese recht. De bagatelvrijstelling in de Mededingingswet is van toepassing op alle overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, dus ook op hardcore-afspraken zoals prijsafspraken, quoteringsafspraken en markt- of klantenverdelingsafspraken. Met het initiatiefwetsvoorstel wordt de drempel van 5% marktaandeel verhoogd naar 10% en vervalt de omzetgrens van € 40 miljoen. Hierdoor zou de indruk kunnen ontstaan dat de bagatelvrijstelling ook gaat gelden voor hardcore-afspraken die de handel tussen lidstaten beïnvloeden en door artikel 101 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden verboden.

3. Afstemming met de directeur-generaal voor de Concurrentie van de Europese Commissie

Ten aanzien van de verenigbaarheid van het wetsvoorstel met het Europese recht heeft de Minister van Economische Zaken bij brief van 8 juli 2010 (Kamerstukken II, 2009/10, 31 531, nr. 17) de Tweede Kamer meegedeeld dat zij bij de Europese Commissie laat informeren of de Commissie het wetsvoorstel verenigbaar acht met het Europese recht.

In zijn brief van 9 september 2010 geeft de directeur-generaal Mededinging van de Europese Commissie aan dat door de verruiming van de bagatelvrijstelling hardcore-afspraken worden vrijgesteld die de handel tussen lidstaten kunnen beïnvloeden en daardoor onder het Europese recht verboden kunnen zijn. Naar zijn mening zou een zodanige vrijstelling vraagtekens oproepen ten aanzien van de verenigbaarheid met het Europese recht. Hij verwijst in dit verband naar artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat bepaalt dat lidstaten zich moeten onthouden van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen. Bovendien zou een zodanige vrijstelling om die reden voor onzekerheid bij bedrijven kunnen zorgen.

4. Aanpassing van het wetsvoorstel aan het Europese recht

Naar aanleiding van de brief van de directeur-generaal Mededinging wordt bij deze novelle de voorgestelde verruiming van de bagatelvrijstelling beperkt tot afspraken die de handel tussen lidstaten niet op merkbare wijze ongunstig kunnen beïnvloeden. Als gevolg van deze beperking wordt duidelijk in de wettekst opgenomen dat de verruimde bagatelvrijstelling niet van toepassing is op afspraken die binnen de reikwijdte van het in artikel 101 VWEU neergelegde kartelverbod kunnen vallen. Hoewel het Europese recht voorrang heeft boven het nationale recht, is het verstandig deze beperking in artikel 7, tweede lid, van de Mededingingswet op te nemen om misverstanden over de verhouding van de nationale bagatelvrijstelling tot het Europese recht te voorkomen.

De beperking van de verruimde bagatelvrijstelling tot afspraken zonder interstatelijke werking doet niets af aan de doelstelling van het wetsvoorstel de positie van leveranciers uit het midden- en kleinbedrijf te versterken. De novelle is er slechts op gericht het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met het Europese recht.

Verburg

Aptroot

Dijksma

Naar boven