Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 26 augustus 2010 en het nader rapport d.d.
7 februari 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State van
het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10 002033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken,
bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden,
ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen; Parijs,
10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en Trb. 2010, 132), met toelichtende nota.
Het Verdrag is erop gericht de economische betrekkingen te bevorderen. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft
de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli 2010, nr. 10.002033, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling
advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 26 augustus 2010, nr. W02.10.0319/II/K, bied ik U hierbij aan.
1. Woonplaats
Artikel 3 van het Verdrag stemt overeen met artikel 4 van het OESO-modelverdrag. Niettemin wijkt de toelichting op artikel 3 van het Verdrag af van de bedoeling van artikel 4 van het OESO-modelverdrag.
Zo is de bedoeling van de met artikel 3, eerste lid, laatste volzin, van het Verdrag overeenkomende zin uit het modelverdrag
– anders dan de toelichtende nota aangeeft – om lichamen die slechts beperkt aan belasting zijn onderworpen (bijvoorbeeld
buitenlands belastingplichtigen) van inwonerschap uit te sluiten.
De Raad adviseert de toelichting op artikel 3 van het Verdrag aan te passen en daarbij aan te geven of het de bedoeling van
beide partijen is dat voor de betekenis van artikel 3 aansluiting wordt gevonden bij de betekenis van het OESO-modelverdrag.
1. Woonplaats
De toelichting op artikel 3 is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad.
2. Vermijden van dubbele belasting
De toelichting op artikel 4 van het Verdrag behoeft op de volgende punten aanvulling of aanpassing.
a. In artikel 4 van het Verdrag is het begrip «vaste inrichting» niet gedefinieerd. Daarmee rijst de vraag of het de bedoeling
is dat voor dit begrip wordt aangesloten bij de gangbare definitie van het OESO-modelverdrag of dat partijen vrij zijn hier een eigen betekenis aan toe te kennen.
De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.
b. In de toelichting op artikel 4 van het Verdrag staat: «Indien een onderneming, met een fiscale woonplaats in Zweden, 100%-aandeelhouder is».
De Raad wijst op een tweetal verschillen tussen deze passage en de tekst van artikel 4 van het Verdrag. In de eerste plaats
behoeft de moeder geen «onderneming» te zijn, maar kan het ook gaan om een «lichaam»/niet onderneming. In de tweede plaats
geldt als voorwaarde dat de dividendvrijstelling van toepassing is bij 100% van het aantal stemmen (100 per cent of the voting
power). De dividendvrijstelling kan dus ook van toepassing zijn bij een minder dan 100% deelneming.
De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te passen.
2. Vermijden van dubbele belasting
a. De term «vaste inrichting»
De toelichting op artikel 4 is aangevuld conform het advies van de Afdeling advisering van de Raad.
b. Dividendvrijstelling
De toelichting op artikel 4, tweede lid, is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de
Raad.
3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.
3. Redactionele kanttekeningen
Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.
4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen aan te brengen, met name in verband met de ontmanteling
van de Nederlandse Antillen.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide
kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende
nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over
te leggen aan de Staten van Curaçao en van Sint Maarten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.10.0319/II/K met redactionele kanttekeningen
die de Raad in overweging geeft.
– In de toelichting op de artikelen 3, tweede lid, en 6, tweede lid, van het Verdrag tot uitdrukking brengen dat het in die
leden om een inspanningsverplichting («shall endeavour») gaat.
– In de toelichting op artikel 5 van het Verdrag het woord «grotendeels» schrappen, in overeenstemming met de tekst van de artikelen
4 en 5 van het Verdrag.