32 650 Protocol tot wijziging van het verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, teneinde 1) te voldoen aan Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen en 2) de introductie overeen te komen tussen de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden van een papierloos vignetsysteem in hun gemeenschappelijk stelsel voor de heffing van het gebruiksrecht; Brussel, 21 oktober 2010

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 februari 2011.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 18 maart 2011.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26a, zesde lid j° vijfde lid, onderd b, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2011

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 21 oktober 2010 te Brussel totstandgekomen Protocol tot wijziging van het verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, teneinde 1) te voldoen aan Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen en 2) de introductie overeen te komen tussen de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden van een papierloos vignetsysteem in hun gemeenschappelijk stelsel voor de heffing van het gebruiksrecht (Trb. 2011, 2).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Samen met België, Denemarken, Duitsland, Luxemburg en Zweden heft Nederland een gemeenschappelijk gebruiksrecht, onder de naam «Eurovignet», over het gebruik van autosnelwegen door vrachtwagens met een toegestane maximum massa van 12 ton of meer. Deze landen hebben daartoe gesloten het op 9 februari 1994 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens (Trb. 1994, 69; hierna «het Verdrag»).

Het Verdrag voorziet in de mogelijkheid voor de verdragsluitende staten om af te zien van heffing van het gebruiksrecht (zie artikel 17 van het Verdrag). Van deze mogelijkheid heeft Duitsland gebruik gemaakt, waardoor nu nog een gezamenlijke heffing bestaat van de overige vijf verdragsluitende staten.

Met het onderhavige Protocol (hierna «het Protocol») wordt het Verdrag aangepast aan de hieronder genoemde Richtlijn 2006/38/EG en wordt voor het gemeenschappelijke heffingsstelsel voorzien in een papierloos vignetsysteem. De wijzigingen uit hoofde van de richtlijn betreffen het aanpassen van enkele begripsbepalingen. De wijzigingen uit hoofde van het voorzien in een papierloos vignet betreffen het schrappen van het papieren certificaat uit de verdragtekst en een vereenvoudiging van de regels voor het verlenen van teruggaaf. Daarnaast wordt de verdragtekst aangepast aan het afzien van heffing door de Bondsrepubliek Duitsland.

2. EU-aspecten

Het Verdrag is gebaseerd op Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 betreffende de toepassing door de Lid-Staten van de belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten (PbEG L 279). Deze richtlijn is per 1 juli 2000 vervangen door Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1999 (PbEG L 187). Laatstgenoemde richtlijn is vervolgens gewijzigd door Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 157; hierna «de richtlijn»). Door het Protocol wordt het Verdrag aangepast aan de meest recente versie van die richtlijn.

3. Artikelsgewijze toelichting

Met artikel 1 en het eerste lid van artikel 2 wordt in de aanhef en in artikel 2 van het Verdrag de verwijzing naar de richtlijn aangepast.

Het tweede lid van artikel 2 betreft het grondgebied waarvoor het Verdrag van toepassing zal zijn. In de nieuwe formulering is de Bondsrepubliek Duitsland geschrapt. Daarmee wordt formeel vastgelegd dat Duitsland afziet van heffing van het gebruiksrecht, zoals voorzien in artikel 17 van het Verdrag. Een dienovereenkomstige aanpassing wordt met artikel 8 aangebracht in artikel 13 van het Verdrag, dat de verdeling van de inkomsten vastlegt.

Met artikel 3 wordt in het eerste lid van artikel 3 van het Verdrag conform de richtlijn in plaats van de eerdere term «autosnelwegen» het begrip «trans-Europees wegennet» ingebracht. Ook wordt hier bepaald dat het Verdrag alleen ziet op vrachtwagens zwaarder dan 12 ton, hoewel de richtlijn voorziet in de mogelijkheid ook lichtere vrachtwagens te belasten.

Met artikel 4 wordt een bepaling geschrapt die niet langer meer van belang was en niet meer werd toegepast.

Met de artikelen 5 en 7 worden de artikelen 9 en 12 van het Verdrag aangepast om te kunnen voorzien in een papierloze betaling van de heffing. Artikel 5 voorziet in de inrichting van een elektronische database, en met artikel 7 wordt de verplichting afgeschaft een (papieren) certificaat met zich mee te voeren. Als bewijs van betaling van de gebruiksrechten werd tot 1 oktober 2008 nog een papieren vignet verstrekt. De heffing wordt geïnd door een extern bedrijf (de «service provider»), die daarvoor een overeenkomst heeft gesloten met de Nederlandse Belastingdienst, die belast is met dit deel van de coördinatie van de uitvoering van het Verdrag.

In artikel 6 wordt de regeling voor teruggave van belasting vereenvoudigd. Deze regeling voorziet na wijziging in een teruggave voor andere vignetten dan het jaarvignet. Het gaat daarbij om de gevallen waarin voor een voertuig voor een jaar is betaald en dit voertuig wordt gesloopt of om het geval dat het voertuig om andere redenen tijdens deze periode geen gebruik meer maakt van het wegennet van de vijf landen.

4. Uitvoeringswetgeving in Nederland

In de Nederlandse wetgeving is de aanpassing aan de papierloze heffingsmethode al opgenomen in de Wet Overige Fiscale Maatregelen 2008. Deze wet is reeds op 1 oktober 2008 in werking getreden.

5. Koninkrijkspositie

Evenals het Verdrag zal het Protocol, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven