Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2018
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 november 2018 heeft het lid Moorlag (PvdA)
verzocht om een brief over nieuwe initiatieven rondom kernenergie in Nederland (Handelingen
II 2018/19, nr. 10). Daarbij is gevraagd in te gaan op (1) de gesprekken aan de klimaattafels,
(2) de beleidsvoornemens van het kabinet met betrekking tot kernenergie en (3) de
interesse van marktpartijen in het bouwen van een nieuwe kerncentrale in Nederland.
Middels deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.
Kernenergie is een van de opties voor de toekomstige energiemix. Verschillende studies
laten voor 2050 zien dat kernenergie een kosteneffectieve mogelijkheid kan zijn en
dat een positieve business case op lange termijn tot de mogelijkheden kan behoren.
Aangezien extra kernenergie in Nederland gelet op de doorlooptijden niet waarschijnlijk
lijkt voor 2030, is het geen actief gespreksonderwerp aan de tafels van het Klimaatakkoord.
Wel wordt er aan de elektriciteitstafel gesproken over het belang van CO2-vrij regelbaar vermogen richting 2030 en verder. Voor dat laatste is kernenergie
één van de opties.
Er is sinds 1963 een Kernenergiewet die het mogelijk maakt om een aanvraag voor een
nieuwe kerncentrale te doen. Dat houdt in dat marktpartijen die aan alle randvoorwaarden
voldoen – zoals nucleaire veiligheid en voldoende financiële reservering voor ontmanteling
en verwerking van afval – in aanmerking kunnen komen voor een vergunning voor de bouw
van een kerncentrale. Daar is de afgelopen decennia geen gebruik van gemaakt.
Er zijn mij geen signalen bekend dat marktpartijen interesse hebben om al op korte
termijn tot de bouw van een nieuwe kerncentrale te komen. Gelet op de huidige marktomstandigheden,
waaronder lage stroomprijzen, is er op dit moment geen positieve businesscase en ligt
een dergelijk verzoek niet voor de hand. Het is goed denkbaar dat op de langere termijn,
na 2030, een positieve business case wel tot de mogelijkheden behoort.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes