32 645 Kernenergie

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2016

Tijdens het ordedebat van 1 maart jl. heeft uw Kamer verzocht om een schriftelijke reactie op het op 1 maart jl. verschenen advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) in België: «Nucleaire ongevallen, leefmilieu en gezondheid in het post-Fukushimatijdperk: Rampenplanning» (Handelingen II 2015/16, nr. 58, Regeling van Werkzaamheden).

In Europa zijn na 2011 verschillende maatregelen en acties genomen na het nucleaire ongeval in Fukushima. Alle kerncentrales hebben aanvullende specifieke veiligheidsanalyses (de stresstest) moeten uitvoeren en de Europese richtlijn voor nucleaire veiligheid is aangescherpt (2014/87/Euratom). De HGR in België heeft zich, in het licht van de ramp in Fukushima, gebogen over het nucleaire noodplan in België en vanuit haar expertise aanbevelingen gegeven hoe dit verbeterd kan worden.

De HGR heeft hiervoor een werkgroep in het leven geroepen van experts op persoonlijke titel uit België en enkele buurlanden gericht op het terrein van stralingsbescherming, risicoanalyse/perceptie, communicatie en de medische en psychologische gevolgen van stralingsongevallen.

De HGR gaat in het onderzoek uit van de veronderstelling dat een ongeval als in Fukushima kan voorkomen in België. Vanuit die veronderstelling is gekeken naar hoe adequaat België met een dergelijk ongeval om kan gaan. Het is belangrijk op te merken dat de kans op een ongeval niet is onderzocht door de HGR. In het onderzoek wordt een dergelijk ongeval als uitgangspunt genomen om de crisisorganisatie tegen het licht te kunnen houden. Dit sluit ook aan bij de samenstelling van de werkgroep wiens expertise niet was gericht op nucleaire veiligheid (het voorkomen van ongevallen) maar op de gevolgen van een eventueel ongeval en het mitigeren van deze gevolgen.

Veel van de aanbevelingen die de HGR noemt in haar rapport komen ook terug in verschillende (internationale) samenwerkingsverbanden. De HGR noemt hier zelf ondermeer de Europese Stresstesten voor kerncentrales, de laatste Europese richtlijnen over nucleaire veiligheid (2014/87/Euratom) en over stralingsbescherming (2013/59/Euratom) en samenwerkingsverbanden zoals de HERCA/WENRA (Heads of European radiological Protection Competent Authorities en de Western European Nuclear Regulators» Association). Ik wil hieraan toevoegen het werk dat plaatsvindt in de ENSREG (European Nuclear Safety Regulators Group) waarin overlegd wordt door nationale nucleaire autoriteiten, waaronder België en

Nederland, over de onderlinge samenwerking en het versterken van de nucleaire veiligheid. Ik wil ook het belang van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) benadrukken. Het IAEA stelt internationale veiligheidsstandaarden en richtlijnen op en past deze continue aan aan de laatste inzichten.

Het is goed om te zien dat de HGR vanuit haar specifieke expertise de ontwikkelingen in deze samenwerkingsverbanden onderschrijft en dat haar aanbevelingen in lijn zijn met wat in deze internationale samenwerkingsverbanden en richtlijnen wordt uitgevoerd. Ik zal hieronder kort in gaan op wat de HGR omschrijft als haar voornaamste bevindingen:

Kwetsbaarheidanalyse

De HGR geeft aan dat er zowel op regionaal als op (inter)nationaal niveau een kwetsbaarheidanalyse moet worden uitgevoerd. In Nederland zijn vergunninghouders nu al verplicht om aan te tonen dat zij voldoen aan een bepaald groepsrisico (Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen). De veiligheidsanalyse die gebruikt wordt om dit aan te tonen maakt gebruik van de kwetsbaarheid van de omgeving voor een ongeval door ondermeer de bevolkingsdichtheid en heersende windrichting mee te wegen. Tegelijk wordt in (regionale) rampbestrijdingsplannen ook rekening gehouden met kwetsbaarheden zoals beperkte verkeersaders en bevolkingsdichtheid in een gebied.

Reikwijdte

Naast alle voorzieningen om kernongevallen te voorkomen, zijn er zowel in Nederland als in België plannen voor de bestrijding van de gevolgen van een kernongeval. In Nederland zijn preparatiezones vastgesteld waarbinnen bepaalde maatregelen zijn voorbereid. De Minister van Economische Zaken heeft per brief 2 van juli 2014 de Kamer geïnformeerd over de harmonisatie van (de voorbereiding van) maatregelen bij kernongevallen in Nederland en onze buurlanden (Kamerstuk 32 645, nr. 60). In deze brief staat het besluit om de bestaande interventieniveaus en de daarmee samenhangende preparatiezones aan te passen.

In de brief die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 8 maart jl. naar de Kamer heeft gestuurd is beschreven hoe de distributie van jodiumtabletten wordt aangepakt in de grotere preparatiezone (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 155).

De aanpassing met de nieuwe interventieniveaus en bijbehorende zones wordt geïmplementeerd wanneer de wijzigingen, zoals jodiumdistributie en herziening van de regionale plannen voor evacuatie en schuilen, gereed zijn. Met deze stappen brengt Nederland de reikwijdte van haar voorbereidingen in lijn met de laatste internationale inzichten.

Herstel

De HGR adviseert België ook voor te bereiden op de herstelperiode na een mogelijk ongeval, de nafase. De Europese Basic Safety Standards, die zijn neergelegd in richtlijn 2013/59/Euratom en gericht zijn op het gehele stelsel van stralingsbescherming, stellen hier ook al eisen aan. Zo moet er in het voorgeschreven rampenbestrijdingssysteem en noodplannen aandacht zijn voor overgang van de responsfase naar de nafase, en voor de nafase zelf. Hiervoor moet vooraf een algemene strategie met de uitgangspunten zijn opgesteld. Een gedetailleerd plan, toegesneden op de specifieke situatie, wordt ten tijde van het ongeval uitgewerkt.

Nederland en overige lidstaten moeten de richtlijn 2013/59/Euratom in 2018 hebben geïmplementeerd in nationale regelgeving. Ten behoeve van een tijdige implementatie van de richtlijn werkt de ANVS nauw samen met de partners binnen de rijksoverheid die, naast de ANVS, ook verantwoordelijk zijn voor de implementatie van deze richtlijn.

Internationale Samenwerking

Vanwege de mogelijke grensoverschrijdende gevolgen van een ongeval met een kerncentrale is internationale samenwerking en afstemming noodzakelijk. De HGR pleit voor Europese coördinatie op dit gebied. Op bilateraal niveau heeft Nederland afspraken met de buurlanden over de samenwerking voorafgaand en tijdens nucleaire incidenten. Door middel van regelmatig overleg en gezamenlijke oefeningen wordt deze samenwerking geïntensiveerd.

Ook internationale verdragen en de eerder genoemde Europese richtlijnen geven verdere invulling aan de internationale samenwerking. In de samenwerkingsverbanden van Europese nucleaire en stralingsbeschermingautoriteiten WENRA en HERCA worden voorstellen gedaan over de uitvoering hiervan. ANVS neemt daar voor Nederland actief aan deel.

Communicatie en participatie

De HGR geeft ondermeer aan dat er veel te winnen is door een transparant communicatieproces rondom besluitvorming in nucleaire veiligheid en de voorbereiding op nucleaire ongevallen. Tijdens ongevalsituaties is het belang van snelle en goede communicatie erg groot, temeer daar er in deze tijd via social media vaak snel en veel informatie wordt verspreid die niet altijd de juiste boodschap bevat. Door bijvoorbeeld NL-Alert probeert de overheid deze informatiestroom snel bij mensen te krijgen op een manier die past bij de middelen die mensen hebben.

Ik hecht veel waarde aan het belang van eenduidige communicatie over nucleaire veiligheid en de gevoelens van burgers over hun informatiepositie en mogelijkheden tot participatie in deze. Onlangs heb ik hier nog over gesproken met mijn Belgische collega Jambon. Op dit moment overlegt de ANVS met de veiligheidsregio’s en Belgische partijen hoe de informatievoorziening verder kan worden versterkt.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven